Sittard-Geleen wil maar geen eenheid worden. Nieuwe bedrijvigheid doet de welvaart van de kolenmijnen niet vergeten, constateert PAUL VAN DER STEEN. En de cultuursector zoekt naarstig nieuwe podia en nieuw publiek. “Mensen blijven hangen in nostalgie.”

Weinig gemeenten maken zoveel werk van zelfpromotie als Sittard-Geleen. Het heeft bijna iets wanhopigs. Overal kondigen borden plaatselijke evenementen aan. En anders prijzen ze wel een van de andere kwaliteiten van de gemeente aan (innovatie, historie) met daaronder een verwijzing naar de website insittardgeleen.nl – alwaar de zelffelicitaties onverdroten verder gaan. Op straten en pleinen in Sittard komen daar de vlaggen van de viering van 775 jaar stad nog eens bovenop. Aan de lantaarnpalen van de Rijksweg, die na een recente opknapbeurt een boulevardachtig karakter wordt toebedeeld, roepen banieren de burgers op tot gewenst gedrag: Geniet. Groei. Innoveer. Ontdek. Ontmoet.

De Rijksweg, de oude verbinding tussen de voormalige buursteden, vormt de ruggengraat van Sittard-Geleen. In promotaal: ‘Een parelsnoer dat de kernen verbindt’. Van Sittard-Noord tot Geleen-Zuid gaat het om bijna negen kilometer. Dat is – zeker gevoelsmatig – erg lang. De schrijver Nescio deed op 3 mei 1950 enthousiast verslag van een dagje Limburg, met superlatieven als “prachtig”, “fantastisch” en “idyllisch”. Maar de Rijksweg beviel de auteur van onder meer De uitvreter en Titaantjes allerminst. “Een heel lelijk, eindeloos lang oord waar we doorkwamen is Geleen. Nooit heen gaan!”, luidde zijn advies. Als troost voor de Geleners moest ook de rivaliserende buurstad het ontgelden. “Sittard overigens afgrijselijk met kermis en radiogebrul.”

Toch was er in de tijd van Nescio’s bezoek en de eerste decennia daarna ook een heel ander oordeel over Geleen en zijn Rijksweg mogelijk. Bart Pastoor: “Mensen denken altijd dat Geleen zich de ‘Waereldsjtad’ noemde vanuit een soort borstklopperij. Maar het had te maken met de multiculturele samenleving die je hier aantrof. Op de mijn wasten Polen de ruggen van Portugezen. Langs de Rijksweg barstte het van de horeca: eettentjes, barretjes, discotheken. Het werd hier wel de nieuwe Reeperbahn genoemd. Mensen van heinde en verre kwamen hier om uit te gaan. Geleen had voetbalclub Fortuna ‘54, Pinkpop en de florerende ijshockeyclub Smoke Eaters.”
Van levendigheid en vertier bleef weinig over. De sluiting van de mijnen hakte er stevig in, al liet die met nieuwe economische motoren als Nedcar en DSM minder littekens na dan in Heerlen. Er ontstond nieuwe bedrijvigheid, maar zonder de zekerheden die de mijnen lange tijd boden. Autoproducent Nedcar worstelde en kwam – op het nippertje – boven; er werken nu weer meer dan 5000 mensen. Chemiereus DSM vond zich tweemaal opnieuw uit en heeft gezelschap gekregen van bedrijven als Sabic, Lanxess en OCI Nitrogen. De Chemelot Campus, waar hun activiteiten zijn geconcentreerd, wil wereldwijd meedoen op het gebied van hoogwaardige materialen en duurzame technologieën.
Van die dynamiek is in Sittard-Geleen weinig te merken. De fusiegemeente is berooid en staat onder curatele van de provincie. De bevolking vergrijst. Er zijn notoire probleemwijken en de winkelharten in de twee stadskernen lijken de concurrentie met buursteden als Maastricht en Roermond te hebben verloren.
Gelener Bart Pastoor is als ‘organisatieopticiën’ in te huren voor een frisse kijk die voor nieuwe bedrijfsdynamiek zorgt. Zijn initiatief Mijnstad2020, om zijn stad van nieuw elan te voorzien, was echter weinig succesvol. Tijdens bijeenkomsten bleek aan enthousiasme en ideeën geen gebrek. “Van een mobiel poppodium dat door Geleen zou trekken tot een overkapping op de Markt voor allerlei activiteiten.” Toch kwam het initiatief nooit echt van de grond. Pastoor zoekt het deels bij zichzelf. “We hebben, het was vóór Facebook, veel te veel energie gestoken in het verbinden van websites en profielen die mensen konden aanmaken. En we maakten de fout om van Mijnstad2020 een stichting te maken. Daardoor werd het initiatief direct geïnstitutionaliseerd. Terwijl de creatieve plannen van onderop moesten komen. Vergeet niet dat het paternalisme van vroeger, de gemeente, de mijn en pastoor die alles voor de mensen regelden, hier nog steeds sterk tussen de oren zit. Dus ging men ook bij Mijnstad2020 afwachten: wat gaat het bestuur doen? Daarmee werd het te snel in het politieke getrokken, wat niet de bedoeling was. ”

Mijngebied bij Geleen in de jaren zestig.

Het kriebelt nog steeds bij Pastoor. Hij droomt van “exotische eettentjes en winkeltjes met ingrediënten om iets van het oude multiculturele Geleen terug te halen. Eén ondernemer kan het vonkje ontsteken. In Duisburg volgden op één bruidsmodezaak in een probleemwijk vele andere. Nu wordt er gesproken van een ‘Hochzeitsmeile’.”

Schrijver/journalist Leon Verdonschot vertrok zo’n twintig jaar geleden uit zijn geboortestad Geleen. “In het begin heb ik me erg afgezet tegen die plek, overdonderd als ik was door mijn nieuwe woonomgeving. Qua aanbod verliest Geleen het natuurlijk op alle fronten van de Randstad.”

Later keerde de nuance terug. Inmiddels is hij aan de slag met een boek over Geleen, dat in oktober 2019 moet verschijnen. “Ik wil de stad doorgronden, met veel mensen meelopen. Niet alleen laten zien wat er slecht gaat, maar ook waar het goed gaat. Wokrestaurant De Gouden Lepel, dat vaak vol zit. De bioscoop Foroxity die een groot succes is.”

Op theatertournees met onder meer Rowwen Hèze kwam Verdonschot terecht in “heel veel Geleens”: middelgrote steden die worstelen met een leeglopend centrum en teruglopende voorzieningen. “Het unieke aan Geleen is dat de stad echt glorieuze tijden heeft gekend. Dat leidt ertoe dat mensen blijven hangen in nostalgie. Zelfs op plekken waar het echt leuk is, zoals op het jaarlijkse festival Mama’s Pride, hoor je nog vaak: ‘Maar het is geen Pinkpop, hè?’”

Pinkpop1978. Foto: Rob hauer.

De weemoed en nostalgie worden versterkt door het chagrijn over de herindeling van 2001.

Vier jaar later ontstond Sittard-Geleen: qua inwoneraantal de derde stad van Limburg, nummer 31 van Nederland. Maar de eenheid is vooral een papieren werkelijkheid. De rivaliteit en kinnesinne tussen Sittard en Geleen zitten diep, heel diep. Ze zijn zelfs historisch. Tot 1795 werden de twee plaatsen gescheiden door landsgrenzen: Sittard hoorde tot het Duitse rijk, in Geleen hadden de Oostenrijks-Spaanse Habsburgers het voor het zeggen. Degelijke Pruisen tegenover wat temperamentvollere Latijnse types. Pastoor: “Misschien is dat nog wel terug te zien in de carnavalscultuur. In Sittard zijn ze veel meer dan in Geleen van de zittingen en de grote praalwagens.”

In de twintigste eeuw probeerden beide gemeenten de Staatsmijn Maurits binnen te hengelen. Het kleinere Geleen, amper 4000 inwoners groot, won de strijd; na jaren van voorbereiding ging ‘de koel’ in 1926 open. Toen de mijn eind jaren zeventig dichtging, was de bevolking bijna vertienvoudigd. Geleen was een echte ‘boomtown’ waar, zegt cultuur- en ideeënhistoricus Bart Jan de Graaf, vier bestaande dorpen aan elkaar groeiden. “Het nieuwe gemeentehuis en het stadscentrum verrezen in het niemandsland er tussenin. Geleen was de stad van de moderniteit en de dynamiek. V&D zat er eerder dan in Sittard, dat met zijn historisch centrum verhoudingsgewijs een slaperiger stadje was. Na de mijnsluiting is dat beeld gekanteld. Sittard profiteerde van de hbo-opleidingen die er zaten en de sfeer van de volop aanwezige historie.”

De rivaliteit bleef. Sittard maakte een folder waarop de stad ‘De ingangspoort van Neerlands mijngebied in het schoone Limburg’ heette, terwijl Geleen zich afficheerde als ‘Sleutel tot de mijnstreek’. In carnavalsoptochten werd de draak met elkaar gestoken. En op z’n tijd werd er geknokt. De Graaf: “Een opbloeiende liefde tussen een Geleense en een Sittardenaar of andersom kon tot bijna West Side Story-achtige taferelen leiden.”

Veel burgers die indertijd vooropliepen bij het verzet tegen de herindeling zijn, zo is de indruk van Leon Verdonschot, in die gevoelens blijven hangen. “Het mooie is dat er nu een generatie opgroeit die niet anders weet dan dat er één gemeente is en die ook geen herinneringen meer heeft aan de glorietijden van Geleen.”

Sittard mag dan het voordeel van de nog volop zichtbare historie hebben, de waarde ervan heeft men te laat ingezien, zegt schrijver/essayist Cyrille Offermans over zijn geboortestad. “De stad heeft een wat ongelukkige hand van nieuwbouw. Er is veel rücksichtslos gesloopt, zoals het oude Serviam Lyceum en een deel van de omwalling en de oude binnenstad. Daar moesten moderne winkels komen. Recentelijk is met het stedenbouwkundig project Ligne geprobeerd om de hbo’ers naar de binnenstad te halen; filmhuis, bibliotheek en museum hebben er ook een plek gekregen. Maar de meeste winkel- en bedrijfspanden in Ligne staan nog steeds leeg.”

Er is veel leegstand in de nieuwe culturele wijk Ligne. foto Zuiderlucht

Om cultuur en debat in Sittard-Geleen een zwengel te geven, heeft Bart Jan De Graaf onlangs Podium Babel opgericht, gevestigd in een oud schoolpand. Hij wil er de dynamiek van zijn studietijd mee terughalen. “Toen had je poppodium Donkiesjot nog, en het Sirkel Theater. Sittard was nog echt een studentenstad.”

Met de cultuur is het nu magertjes gesteld, zegt ook Offermans. In de stadschouwburg zijn volgens hem vrijwel alleen maar ‘veilige’ voorstellingen te zien. “En het zit er vrijwel nooit vol. Voor iets echts interessants moet je naar Heerlen, Maastricht of verder.” Intussen is de geïmporteerde volkscultuur van het Oktoberfeest wel een groot succes. Het evenement trok vorig jaar zo’n vijftigduizend bezoekers.

Psychiater en kunstverzamelaar Albert Groot bewaart goede herinneringen aan de tijden dat het voormalige Sittardse museum Het Domein nog een tentoonstelling met werk van Pipilotti Rist programmeerde en “interessante uitwisselingen organiseerde met Braziliaanse en Chinese kunstenaars.” Sindsdien creëerde de stad volgens hem een culturele eenheidsworst door musea, theaterpodia en bibliotheken onder te brengen in één cultuurbedrijf, De Domijnen. “Dat idee, afkomstig van een controlerend paternalistisch bestuur, staat haaks op wat die sector moet willen zijn. Het betekent bureaucratie, van bovenaf opleggen in plaats van bloeiende initiatieven van onderop. En dat in een stad met bedrijven die het moeten hebben van innovatie, en met middelbare scholen, die – nog wel – hoog scoren in vergelijkende onderzoeken. Daar zou het ook weer opgebouwd moeten worden, met cultuureducatie. Juist deze streek kan niet zonder creativiteit die de geesten prikkelt en opschudt.”

De net aangetreden cultuurwethouder Jos Bessems van de lokale partij DNA was als raadslid kritisch over De Domijnen. Dat schept verplichtingen; rond de jaarwisseling wil hij een evaluatie over het functioneren van het cultuurbedrijf op tafel hebben. “Voedt De Domijnen de jeugd op de juiste manier? Prikkelt het ook de rest van de bevolking? Laat het de bedrijven in onze regio extra sprankelen? Ongeacht de uitkomst daarvan wil ik meer ruimte voor initiatieven van onderop, zoals Podium Babel en Theater Karoessel.”

Dit is het zesde deel in een reeks stadsportretten. Eerdere afleveringen gingen over Eindhoven, Maastricht, Breda, Heerlen en Den Bosch.