Veertig jaar geleden, op 4 augustus 1972, legden redacteuren van het Limburgs Dagblad het werk neer, uit protest tegen de dreigende overname van hun krant door De Telegraaf. Het was de eerste Nederlandse journalistenstaking. Ze vreesden dat de krant zou aftakelen tot een rechts-reactionaire sensatiekrant.

Leo Herberghs was begin jaren zeventig geen haantje-de-voorste op de redactie van het Limburgs Dagblad, maar tijdens de bewogen zomer van 1972 groeie hij uit tot een strijdbare activist. “De Telegraaf was de vijand. Daar wilde je als serieuze journalist niet mee geassocieerd worden. Overname door die krant was voor ons onaanvaardbaar.”

De Heerlense krant verkeerde begin jaren zeventig in grote financiële moeilijkheden. Het eigen vermogen was op, voor noodzakelijke investeringen was geen geld. Hoe anders was de situatie tien jaar eerder. De progressieve wind die de in 1964 aangetreden directeur-hoofdredacteur Jules van Neerven liet waaien, deed de oplage stijgen. De krant zag zichzelf als ‘een democratiseringsinstrument in het maatschappelijk bestel’. Van Neerven wilde het paternalistisch geleide LD democratiseren. De door hem aangetrokken adjunct-hoofdredacteur Joop van den Berg concipieerde ‘uitgangspunten voor het redactionele beleid’ en een blauwdruk voor een redactiestatuut.

Maar begin jaren zeventig ontstonden spanningen tussen redactie en hoofdredactie. Van Neerven schafte de redactieraad af en ontsloeg zijn adjunct. In het voorjaar van 1972 werd Van Neerven zelf aan de kant geschoven. Door fors te investeren in de modernisering van de krant had hij het bedrijf aan de rand van de afgrond gebracht. Toenmalig redacteur Sante Brun: “Toen Van Neerven aantrad stond er twaalf miljoen gulden op de bank. Hij heeft alles opgemaakt. Aan full colour druk, nieuwbouwplannen en reclamecampagnes in de concurrentiestrijd met De Nieuwe Limburger.” Tot overmaat van ramp begon het abonneebestand af te kalven, niet in de laatste plaats vanwege de dalende koopkracht door de mijnsluitingen. Van Neerven werd vervanger door Jos Drehmanns, wijnhandelaar te Roermond.

Dagblad De Tijd had op 20 juni 1972 de primeur: De N.V. Holdingmaatschappij Telegraaf had een bod uitgebracht op het Limburgs Dagblad. De redactie was verbijsterd, geen enkele waarde werd gehecht aan de belofte van De Telegraaf dat aan de eigen identiteit niet zou worden getornd. Het nieuws leidde tot veel landelijke publiciteit. “Studenten van de School voor de Journalistiek in Utrecht kwamen informeren waar ze de bommen moesten leggen”, grijnst Sante Brun.

Op 4 augustus riep de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) een 24-uursstaking uit. Volgens het verslag in De Nieuwe Limburger verliep de actie uiterst gedisciplineerd. “Klokslag drie uur liepen de LD-redacteuren in ganzenpas naar buiten, bijgelicht door de felle lampen van het NOS-Journaal, en ondervraagd door radio- en dagbladjournalisten.” Borden en spandoeken droegen teksten als ‘TELE-graaf geen LD-graf’ en ‘Aandeelhouders houd uw aandeel’. Vier redacteuren weigerden te staken en draaiden een noodeditie voor de volgende dag in elkaar, drie namen een snipperdag op en grafisch- en administratief personeel waren evenmin solidair. Sante Brun: “De rest van het bedrijf stelde vast dat De Telegraaf de werkgelegenheid garandeerde. Dat de identiteit gevaar liep, kon niemand iets schelen. Ik heb toen aan een zetter gevraagd of hij ook Volk en Vaderland (blad van de NSB, red.) zou drukken. Het antwoord luidde: ‘Als het geld opbrengt: natuurlijk!’” De motieven van de actievoerders liepen nogal uiteen, zegt Brun. Sommigen staakten uit weerzin tegen het rechtse karakter en het foute oorlogsverleden van De Telegraaf, anderen omdat “die Amsterdammers met hun poten van onze mooie Limburgse krant moeten afblijven.”

Brun was chef van de redactie ‘cultuur en recreatie’, met in de gelederen dichters, schrijvers en schilders als Robert Franquinet, Paul Haimon en Leo Herberghs. “Daar was ik een uurtje in de week mee bezig. Mijn chefschap bestond er vooral uit om deze illustere kunstenaars ongestoord naar Het Hogere te laten streven. Ik zorgde voor een goed salaris, dito emolumenten en een riant reservoir aan verlofdagen. Ik was meer dienaar dan leidinggevende.”

Ook het Audet-concern meldde zich als koper, maar De Telegraaf kwam met het hoogste bod. In september was de verkoop een feit. De NVJ constateerde teleurgesteld dat de aandeelhouders financiële belangen lieten prevaleren boven identiteit en werkgelegenheid. Redactieraadvoorzitter Jan Leenen waarschuwde dat je nooit kunt samenwerken met een concern dat ‘wezensvreemd’ is aan je eigen krant. Zestien journalisten namen ontslag. “Ik was kwaad”, zegt Leo Herberghs. “We zijn verraden door de chefs. Die hadden als eersten moeten opstappen.” Om er even later aan toe te voegen dat hij onder ándere persoonlijke omstandigheden (kinderen, echtgenote zonder inkomen) waarschijnlijk op zijn post was gebleven. Herberghs maakte van de gedwongen time-out gebruik om een kinderboek te schrijven. Voor het huis-aan-huisblad De Uitkijk schreef hij pittige commentaren over het krantenleed. “In ingezonden brieven werd ik uitgemaakt voor communist.”

Twaalf redacteuren kregen een baan bij concurrent De Nieuwe Limburger. Sante Brun werd door de nieuwe hoofdredacteur Pierre Huyskens (ex-Elsevier en TROS), wiens benoeming als een overval werd gezien, overgehaald om te blijven. Brun: “Banen lagen niet voor het oprapen. Achteraf bleek de overname een strategische investering, het was de entree van De Telegraaf in de regionale dagbladpers. We waren doodsbang dat de Telegraaf zijn eigen formule zou opleggen aan het LD, in de praktijk konden we ongestoord onze eigen krant blijven maken.”

De staking heeft nog lang zijn sporen nagelaten. Volgens Brun werden de actievoerders door de bedrijfsleiding met de nek aangekeken. “Ik kreeg dat jaar voor straf geen eindejaarsuitkering. Te pas en te onpas werd ons ‘1972’ ingepeperd; Leo Herberghs neemt het mij nog altijd kwalijk.” Brun is ook verbolgen over de rol van de NVJ. “Vice-voorzitter Wim Klinkenberg, een communist, oefende druk op ons uit om collectief ontslag te nemen om het conflict voor de rechter uit te vechten. Hij ging er voetstoots vanuit dat De Telegraaf van plan was om het LD gelijk te schakelen.” De cao voor dagbladjournalistiek voorzag in voorkomende gevallen in een vertrekregeling waar gretig gebruik van werd gemaakt, ook als was het merendeel van hen al onder de pannen bijde concurrent.

Om de imagoschade te herstellen, verscheen er een paginagrote advertentie met een larmoyante tekst van hoofdredacteur Huyskens: “Ik heb ook in Holland gewerkt. En ik heb er mijn Limburgerschap met fierheid gedragen. Geloof me: dat blijft zo. En geloof me óók als ik u zeg dat deze krant, onze krant, Limburgs en katholiek blijft. Want voor zilverlingen zijn we niet te koop.”

Na drie jaren van strijd tegen de rigoureuze bezuinigingen van directeur Drehmanns, gaf hij er de brui aan. De vier jaar geleden overleden Huyskens in 1980: “In die jaren heb ik behoorlijk wat gedronken, wat wil je met al die ellende. Ik ben er ook kettingroker van geworden.” Volgens hem liep de identiteit van het LD wel degelijk gevaar. Niet door De Telegraaf maar door directeur Drehmanns. “Hij moest en zou in het tweede jaar al winst maken. Dat heeft hij ook gedaan, een schlemielige 60.000 gulden. Dat was zijn trots, maar je moet niet vragen wat dat aan menselijke slijtage en psychosociale problemen heeft opgeleverd.”