Het te best bewaarde muziekgeheim van Limburg komt uit Velden. Beeker is de naam, Peter Beeker, een noeste werker met tot in verre omstreken de beste rockstem. “In een rechtvaardige wereld was Peter Beeker allang een ster.”
Het ultieme antwoord op alle bands die oneindig lang in de studio blijven, opnieuw een take opnemen, en vervolgens nog een, en maar door sleutelen en priegelen en pielen: het laatste, titelloze album van Peter Beeker & De Ongenode Gaste. Vijf mannen, negen nummers in krap 33 minuten, twee opnamedagen. 22 januari en 1 april 2011. Aftikken, spelen, opnemen, afmixen, klaar.
Beeker is een stille strijder in de periferie van de Limburgse popmuziek. Een noeste werker, geroemd om zijn gebrek een opsmuk, nooit te beroerd om een paar nummers te komen spelen in een kroeg met een podium op vlonderhoogte. Sympathiek, maar er komt een punt waarop de status de kwaliteit niet meer afdekt, en dat punt heeft Beeker al een tijd bereikt.
Het eerste album van Peter Beeker (Velden, 1973) verscheen in 2000, en daarna verschenen er met enige regelmaat nog meer hele of halve, solo-met-gasten of met band. In 2002 stond hij in de finale van de Grote Prijs van Nederland, toen nog een wedstrijd waarvan het winnen een anonieme toekomst garandeerde. In 2010 was hij geregeld op de Limburgse televisiezenders te zien in een clip van de Maastrichtse hiphop-band Rebzjie, op wiens hit Mèt of zoonder diech hij meezong.
Zijn stem is een tikkeltje gruizig, met een fraaie rasp. Steve Earle zonder baard, maar met een zachte g. Hij kan een woord als ‘verveling’ mooi uitspreken, met een licht gedrein, alsof de verveling al toesloeg tijdens het uitspreken van het woord. Wanneer hij in het openingnummer van zijn laatste album aankondigt dat hij niet meer door het stof kruipt, hoest hij het stof in de microfoon uit zijn keel. Dat openingsnummer, Door ut stof neet mier, is een vrije bewerking van Bob Dylans klassiekers Maggie’s Farm. Beeker kent zijn klassiekers en hun vertolkers, ook die in eigen land: hij beweegt zich in hetzelfde muzikale idioom als BJ Baartman en JW Roy. Die laatste is een meester in het schrijven van nummers die zo verpletterend simpel zijn dat ze zich als een gebalde vuist om je keel klemmen. Op Beekers laatste album staat er ook zo een: Bliej das se d’r bis. Een liefdeslied zonder vermomming, waarvan het refrein bestaat uit de mededeling bestaat dat de zanger blij is dat de ‘je’ uit de titel er is. Meer niet. Bij zo’n nummer komt het nauw. Er is geen opsmuk, geen rookgordijn, geen franje, er is alleen de mededeling en de vraag: komt die over? Of, beter: komt die bínnen?
En of.
Komt door die stem van Beeker, een van de mooiste van Limburg. En door die band, die begint met inkleuren, en vervolgen het nummers steeds verder opstuwt. Drie jonge honden heeft Beeker om zich heen verzameld, en een veteraan: Dick Franssen, origineel bandlid van Alquin, maker van het legendarische album Nobody Can Wait Forever (volgens OOR een van de beste Nederlandse rockplaten van de jaren zeventig) en de hit Wheelchair Groupie (dat nog steeds de top 2000 haalt). Eerder was Franssen al eens gastmuzikant op Beekers tweede album, nu is hij ingelijfd bij de band. Een goede keuze, want Franssen voegt heel subtiel veel karakter toe, aan bijvoorbeeld het grandioze nummer Non-Stop, waarin Beeker een combinatie aandurft die op papier alleen maar groots had kunnen mislukken: Venloos dialect (met een Veldens randje) en Engels. Het is maar één woord, non-stop, maar wel het woord dat het vaakst langskomt. En verrek, het werkt, meer dan dat zelfs, al lang voor de slepende gitaarsolo heeft het nummer het al op knock out gewonnen van iedere onverschilligheid. Ook in het slepende slotnummer, Fiéze griéze daag, mag Franssen lekker los, terwijl Beeker lege glazen en volschietende ogen bezingt. Het laatste geluid dat we horen op het album, is dat een wegstervende Hammond.
De uptemponummers van Beeker hebben die overrompelende emotionele impact niet, maar lekker zijn ze wel, omdat de band hoorbaar de sporen krijgt, en niet te veel lijntjes om binnen te blijven.
In een rechtvaardige wereld was Peter Beeker al lang een ster. In een wenselijke wereld minstens zo bekend als zijn geestverwant Frans Pollux. Zolang het nog niet zo ver is, moeten we hem maar koesteren als een te goed bewaard geheim. Als iemand ook die de beste rocktraditie uit de jaren zeventig samenbrengt met het ergste nieuwe begrip van de laatste tien jaar van de jaren negentig (‘metroman’), en daar dan in een dialect een stomend nummer van maakt. Niets metro aan, dat nummer; vuig en ruig, dat is wat het is.
Met mannen als Peter Beeker winnen we iedere oorlog.
Peter Beeker speelt 11 oktober in het voorprogramma van DeWolff in Doornroosje in Nijmegen en 26 oktober in Parkstad Theater in Heerlen. Op 18 november speelt hij in Perron55 in Venlo.