Het was de geboortegrond van Pinkpop: het Burgemeester Damenpark in Geleen. Pinkpop vertrok naar Landgraaf, en liet het park achter als park. Totdat Mama’s Pride er weer een poppark van maakte. Limburgse muziekliefhebbers over hun Burgemeester Damenpark. “Bij de entree werkten ze toen nog met stempels. Als je je armen tegen elkaar drukte, had je er twee.”
“Op deze kei,” zegt Jack Peijs (56), oud-inwoner van Geleen, terwijl hij een logge steen aantikt ter zuidoosten van een kiosk, “staat half Geleen op de foto, in zijn communiepakje.” Maar, voegt hij er aan toe, terwijl hij in de verte wijst: “Die kei lag eerst daar.”
En zo is het wel meer veranderd in het Burgemeester Damenpark in Geleen.
Het is zondagmiddag 8 mei, Moederdag. De kiosk doet vandaag, net als gisteren, dienst als podium van het Mama’s Pride-festival. Op dit moment staat Lola Kite op dat podium, een synthipopbandje van het Nederlandse kwaliteitslabel Excelsior. Een groepje mensen voor het podium luistert geconcentreerd naar de band en klapt mee, de rest van de aanwezigen ligt in de zon, of staat te praten bij de bar of elders op het veld. Gisteren speelden de Kleptones uit Groot-Brittannië, een band die eerder op het enorme Glastonbury-festival speelde. Het park ging tijdelijk op slot: het zat vol. Vorig jaar gebeurde dat ook al, toen Caro Emerald hier optrad. Toen bleek wat het maximum aantal bezoekers van het Burgemeester Damenpark is: achtduizend. Geen mens kan er dan nog bij.
Achtduizend. Het zijn er nog maar tweeduizend minder dan in 1970, bij de eerste editie van Pinkpop. Dat aantal liep op tot 50.000 in de edities van 1979, 1980 en 1981.
“Ongelooflijk eigenlijk,” zegt Eric Bakker (43), ook vandaag aanwezig op Mama’s Pride, samen met zijn twee kinderen. “En dat waren dan de officiële bezoekers, dus mét een kaartje. Ik weet niet hoeveel er nog over het hek klommen.” Lachend: “Zelf heb ik in ieder geval nooit een kaartje gekocht. Ze werkten toen nog met stempels. Als je je armen tegen elkaar drukte, had je er twee.”
Hij ging als puber vaak naar Pinkpop in Geleen. In Landgraaf is hij er maar één keer geweest, toen Bruce Springsteen optrad tijdens de jubileumeditie in 2010. Bakker woont vlakbij het park, hij komt er elke dag “want ik heb een hond”. Veel is er niet te beleven. “Veel meer mensen dan wat zwervers en alcoholisten zie je er niet. En wat hangjeugd, en af en toe een dealer, die met pakjes het park inloopt, en er zonder weer uitkomt. Na al die jaren herken ik zelfs hun auto’s.”
Het park, geopend in 1932 en in de jaren zestig nog de plek waar voetbalclub FC Kluis speelde, ziet er sinds een paar jaar heel anders uit. Het werd “transparant”, wat aanvankelijk vooral neerkwam op een ongekende kaalslag. Ineens waren ze weg, al die oude bomen. “Daar was nog veel over te doen hier in de buurt. Maar ik moet zeggen dat het eigenlijk wel goed heeft uitgepakt.”
Sinds zeventien jaar is het Burgemeester Damenpark weer als poppark in gebruik. Bakkers kinderen weten niet beter dan dat hier één keer per jaar bands optreden, zoals hun vader dat zelf vroeger ook beleefde. “Maar daar houdt elke overeenkomst natuurlijk wel op.” Mama’s Pride is een ander festival dan Pinkpop. Gratis, kleinschaliger. “Dat is ook de charme, die prettig gezapige sfeer. Ik zal niet zeggen dat de muziek helemaal bijzaak is, maar het gaat minstens zoveel om het weerzien met oude bekenden.”
Nena heeft hij hier nog gezien als Pinkpop-attractie, en de Simple Minds. En Doe Maar, eveneens in 1983. Een historisch optreden. Niet alleen omdat Kees van Kooten optrad als hun speciale gast, maar ook omdat een deel van het publiek luidruchtig blijk gaf van zijn onvrede over het programmeren van Doe Maar. De band werd zelfs bekogeld met eieren en tomaten, een dubieuze eer die de band moet delen met Anouk, die vele jaren later in Landgraaf hetzelfde overkwam. Bakker: “Ik heb daarin een klein aandeel gehad: ik heb mee gegooid.” Niet eens zozeer uit afkeer van de band of haar muziek. “Sterker, ik heb laatst beelden van het optreden teruggezien, en die mannen waren hun tijd toch wel behoorlijk vooruit. Nee, ik was een jaar of vijftien, en wilde gewoon stoer meedoen.”
Johan van der Donk (51) ging vroeger ook naar Pinkpop, voor het eerst in 1975. Ook zonder een kaartje te kopen, want “die beveiliging was zo lek als een mandje”. Hij was zelfs betrokken bij de organisatie van Pinkpop Welkom, een soort minifestival, de dag voor Pinkpop, in de Geleense Boerderij. Dat ging al snel aan zijn eigen succes ten onder. “Het eerste jaar waren we al in de middag door het bier heen. En door het toiletpapier.”
Hij komt al jaren op Mama’s Pride. En al zijn hele leven in het Burgemeester Damenpark. “Ik heb een foto van mezelf als driejarige, in de zandbank hier.” Die zandbakken zijn er al lang niet meer, zoals er wel meer is veranderd aan het park in al die jaren. Van der Donk: “Vroeger was er een sintelbaan. Bij echt warm weer werd dat een soort vloeibaar asfalt. Dan zag je er na een dagje Damenpark uit alsof je onder de grond had gewerkt.” Hij heeft zelf hier veel meer gezien dan alleen maar bands. “Ik ben ijshockeyliefhebber, dus ik loop hier vaak doorheen als de Eaters spelen. En vroeger waren hier nog wel eens autoraces en motorspeedway. Wij hadden het thuis niet zo breed: andere kinderen gingen in de zomer naar Spanje, wij naar het Burgemeester Damenpark. Lekker wat broodjes mee, en op een dekentje in het park liggen.”
Eigenlijk precies de sfeer van Mama’s Pride, beaamt van der Donk. “Dat doet me wel een beetje aan de eerste jaren van Pinkpop denken: dat hier oudere mensen uit de buurt rondlopen, maar ook peuters zitten te spelen, met oordopjes in. In dat opzicht is het hier nu veel gevarieerder dan op Pinkpop. Al groeit het festival op deze plek een beetje uit zijn jasje. Maar ze hebben het ook wel eens meer centraal in Geleen geprobeerd, maar dat had toch niet deze sfeer.”
Want die is bijzonder, beaamt Serge Wetsels (44), programmeur van Fenix in Sittard. “Die zomerse, parkuitje-achtige sfeer zorgt ervoor dat het hier nog steeds heel kleinschalig lijkt, terwijl er stiekem inmiddels bijna tienduizend mensen op afkomen.”
Ook op Mama’s Pride dit jaar, zoals alle jaren ervoor: Ruud van Wersch (59), ook wel bekend als het levende archief van de Pinkpop-historie, als maker en verzamelaar van talloze unieke opnamen en foto’s. Toen “dat gedrocht” werd gebouwd – Van Wersch verwijst naar het sport- en recreatiecentrum Glanerbrook, waardoor Pinkpop moest uitwijken naar Baarlo en vervolgens Landgraaf – hoorde Van Wersch bij de groep boze inwoners van Geleen die weigerden naar Baarlo af te reizen. “Uit rancune”, zegt hij ronduit.
Die dag draaide hij met een groep liefhebbers oude Pinkpop-opnamen. Liever het verleden van Geleen dan het heden van Baarlo. Toen duidelijk werd dat Pinkpop en Geleen voortaan gescheiden van elkaar zouden voortbestaan, zette hij zich over de pijn heen, en sindsdien is hij elk jaar te vinden in Landgraaf. Maar ook hier dus, op Mama’s Pride, waar hij de afgelopen jaren vaak acts zag die een jaar later waren doorgebroken, en waar inderdaad, al is het op een ander plek in hetzelfde park, een sfeer hangt die Van Wersch samenvat in de vreugdekreet: “We hebben ’t weer.”
Voor Marike Peters (31) van de Stichting Popmuziek Limburg (SPL) heeft Mama’s Pride aantrekkingskracht vanwege de “altijd verrassende programmering”, maar vooral vanwege de “sentimentele waarde” van het Burgemeester Damenpark. Peters: “Ik ben opgegroeid in Oud-Geleen. Hier ging ik vroeger zwemmen. Hier heb ik stiekem gerookt, op de bankjes die hier stonden. De pakjes shag plakten we onder die bankjes vast, zodat we ze niet mee naar huis hoefden te nemen. Ze stonden vlakbij een kruidentuintje. Op bordjes stond welke kruiden het waren. Ons bankje stond vlakbij de Humulus Lupulus. Dat was onze code voor roken: even Humulus Lupulus doen.”
Ook voor Jack Peijs komen in het park jeugd en muziekliefde samen. “Mijn ouders woonden vlakbij. Dit was de plek om te vliegeren. Later stond hier iedere zondagochtend een man met een lang touw, met daaraan een benzinevliegtuigje. Dat draaide rondjes om hem heen. En als het hard vroor, liet de gemeente de sintelbaan natspuiten. Kon je voor een kwartje schaatsen.”
Als tiener had Peijs opeens een groot popfestival, zo ongeveer in zijn achtertuin. “De nacht ervoor stonden dan busjes bij ons in de straat, waar mensen in sliepen. Soms belden ze aan, en vroegen ze of ze zich even bij ons mochten wassen. Als het festival was afgelopen, ging ik met vrienden naar het park, meehelpen met het afbreken van de tribunes en het opruimen van de apparatuur. Voor een foto met handtekening van een artiest. Zo kleinschalig was Pinkpop toen nog.”
Dit is het twintigste artikel in een reeks van dertig in het kader van de Culturele Biografie Limburg, een project van de BV Limburg.