Gijs Scholten van Aschat en Eric Vloeimans zoeken de komende maanden samen naar het verlangen van de ziel. PAUL VAN DER STEEN onderhoudt hen over muziek en cultuurpolitiek. “Er gaat te veel aandacht naar prestigeprojecten waar de politiek zich op af kan trekken.”

Eric Vloeimans lepelt een bord soep naar binnen. Dan komt Gijs Scholten van Aschat binnen. “Hé blazerd!” roept hij en ze vallen elkaar in de armen. De acteur heeft zijn eerste klus van de dag er al op zitten. “Een gesprek bij de Sociaal-Economische Raad.” Sinds begin september is Scholten van Aschat voorzitter van de Akademie van Kunsten, een denktank die vecht voor een betere positie van de kunsten in de samenleving. Na het interview spreekt Vloeimans zijn bewondering uit voor de manier waarop Scholten van Aschat die rol combineert met zijn toch al volle agenda. “En hij verwoordt het ook zo goed.”

De twee leerden elkaar kennen via Eric Vaarzon Morel, de flamencogitarist. Vloeimans kende hem al jaren, ze maakten een programma rond Sketches of Spain van Miles Davis en Gil Evans en werkten samen aan een opera over de schilder El Greco. “We hebben een muzikale klik. De ruimte die hij normaal voor flamencozangers laat, is nu voor mijn trompet.”

Scholten van Aschat werd voor een openluchtvoorstelling in Apeldoorn aan de gitarist gekoppeld. “Het zou iets met poëzie en muziek worden. Allebei namen we teksten mee naar de repetitie, de middag voor het optreden. ’s Avonds stonden we twee uur op het podium en dat ging geweldig. Terwijl we maar een paar uur hadden geoefend. Toen hebben we afgesproken om in de toekomst echt iets samen te gaan doen.”

Dat werd het programma Duende, waarvoor Scholten van Aschat onder meer het werk van Fernando Pessoa aandroeg. Op de toneelschool in Maastricht maakte hij eind jaren zeventig voor het eerst kennis met het werk van de grote Portugese dichter. “Het was het begin van mijn liefde voor poëzie. Het spel dat Pessoa speelt met heteroniemen, de afsplitsingen van zichzelf, de prachtige dichtregels met hun bedrieglijke simpelheid. ‘Aan de vooravond van nooit vertrekken / Hoeft men tenminste geen koffers te pakken’. Of: ‘Geef me nog wat wijn, want het leven is niets.’ Via Pessoa kwam ik op het spoor van andere dichters, zoals Carlos Drummond de Andrade. Ook zijn werk zit nu in de voorstelling.”

Eric Vloeimans (Huizen, 1963) zegt zich sterk verbonden te voelen bij muziek uit Zuid-Europa en de Balkan. “Het lijkt wel of er meer ruimte voor fantasie wordt geboden. Amerikaanse improvisatiemuziek is het meest populair omdat de Amerikanen – net als op andere terreinen – hun product het slimst uitventen. Maar voor mij is jazz geen genre, het is gereedschap, een taal. Je neemt je rugzak vol kennis en ervaringen mee het podium op, om alles vervolgens los te laten en te vertrouwen op je intuïtie.”

Tijdens zijn optredens met de twee Erics voelt Gijs Scholten van Aschat (Doorn, 1959) zich muzikant tussen de muzikanten. “Als je wilt dat het samenspel een cumulerend effect oplevert, moet je je ego opzij durven zetten. Dat betekent soms ook dichtregels laten vallen. Ook uit nieuwsgierigheid bijvoorbeeld, dan wil ik weten waar ze muzikaal naartoe gaan. Goed luisteren en je steeds weer aanpassen is een vereiste. Eric blaast soms alleen maar lucht. Als ik dan nog drie regels tekst heb, breng ik ze als losstaande woorden zonder intonatie. Om het te laten accorderen.”

Het Spaanse woord ‘duende’ staat voor de emotie, de ‘soul’ die je kunt voelen bij muziek – flamenco in het bijzonder – of andere vormen van artistieke expressie. Soms wordt duende ook wel vertaald als dionysische bevlogenheid, maar dat doet Scholten van Aschat te veel denken aan een alcoholische roes. “Terwijl de controle er altijd is”, bezweert hij. “Spelen creëert juist een hyperbewustzijn. Ik kan prima de diepste emotie van een stuk overbrengen en tegelijkertijd denken: hé, die blouse van die toeschouwster op de derde rij heb ik net voor mijn vrouw gekocht.”

Gijs Scholten van Aschat : “Er hoeft
niet per se meer kunst te komen, er
moet wel fatsoenlijk worden betaald.”
foto Merlijn Doomernik

Voor hem is duende meer een uitdrukking van melancholie. “De Duitsers spreken van ‘Sehnsucht’, in het Portugees heet het ‘saudade’. Het gaat om het verlangen van de ziel, het zoeken naar de essentie van het leven. Als alles op zijn plek valt, kan op het podium iets heel moois ontstaan.”

Om alles op zijn plek te laten vallen, moeten de randvoorwaarden in orde zijn – en juist daar schort het in toenemende mate aan in de cultuurwereld, waarschuwt Scholten van Aschat in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Akademie van Kunsten. De denktank telt zo’n vijftig leden, onder wie ‘wereldmerken’ als architecte Francine Houben, choreograaf Hans van Manen, violiste Janine Jansen en de couturiers Viktor & Rolf. “Ook in het theater beschikken we in Nederland over veel wereldspelers. De Nationale Opera is het beste operahuis ter wereld. Of denk aan het Nederlands Dans Theater en Toneelgroep Amsterdam. Maar zelfs op het hoogste niveau is het voor velen sappelen met jaarinkomens van rond de vijftienduizend euro. Er hoeft niet per se meer kunst te komen, er moet wel fatsoenlijk worden betaald.”

Vloeimans ziet hoe de ruimte voor jonge kunstenaars om zaken uit te proberen alsmaar kleiner wordt. “De druk om te scoren is enorm. Het moet meteen goed zijn, een kutoptreden kan eigenlijk niet. Terwijl dat zó leerzaam is: zelf tot de conclusie komen dat het klote was, daarvan leren en jezelf verbeteren.”

Vloeimans heeft, bij al zijn waardering voor Scholten van Afschat, grote twijfels over de effectiviteit van diens pleidooi. “Iedereen zit zo in zijn eigen bubbel. Gijs sprak er in het televisieprogramma Buitenhof schande van dat leden van grote orkesten nog moeten bijschnabbelen om het hoofd boven water te houden. Hij vergeleek dat met een chirurg die na een geslaagde operatie vraagt: ‘Hebt u thuis nog wat te metselen?’ In de bubbel van Volkskrant-lezers en Buitenhof-kijkers kwam de boodschap denk ik wel aan. Maar toen ik de uitspraak deelde via sociale media kreeg ik ook een agressieve reactie van een vrouw. Wat we ons wel niet verbeelden als kunstenaars? Dat zij ook drie banen had gehad om te overleven.”

Toen hij vorig najaar de Muziekprijs van het Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Brabant in ontvangst nam, spuwde Vloeimans zijn gal over het uitgeholde muziekonderwijs. “Ik was ook uitgeroepen tot ‘ambosschadeur’, hing ik ineens overal op billboards langs de weg. Het ging me steeds meer tegenstaan. Te veel aandacht gaat naar prestigeprojecten waar de politiek zich op af kan trekken. Naar die natuurbrug in Den Bosch. Of het Jeroen Boschjaar. Maar Jeroen Bosch is het verleden, waar moet de Jeroen Bosch van de toekomst naartoe? Ik fietste als jongetje met mijn trompet onder de snelbinders naar de muziekschool, daar werd ik geïnspireerd. Diezelfde muziekschool is nu een bedrijfsverzamelgebouw van ZZP’ers. Dat kan niet anders dan als los zand aan elkaar hangen. Zo jammer.”

Scholten van Aschat vindt dat kunstonderwijs een structurele plek moet krijgen in het lesprogramma van scholen. “Kijk naar waarmee wij Nederlanders ons nog onderscheiden: met creativiteit, nieuwsgierigheid. En kunst prikkelt niet alleen de fantasie, maar zorgt ook voor empathie en bezieling.”

Duende met Eric Vaarzon Morel, Gijs Scholten van Aschat en Eric Vloeimans, o.a. in Den Bosch (6/11), Nijmegen (12/11), Maastricht (14/11) en Eindhoven (18/11).