Volgens de nieuwe Lonely Planet heeft Eindhoven “net zoveel charme als Minsk on a bad hair day”. Dat wil ik weten, dacht ANNEKE VAN WOLFSWINKEL, en stapte op de fiets voor een rondje architectuur in haar eigen stad. “Tussen de oprukkende woonkolossen lijken de Philips-gebouwen steeds kleiner te worden.”
Ton Langenberg wijst op de verlichting in de stationsrestauratie. “Kijk, de originele lampen zijn terug”, wijst hij. “Prachtig toch?” Als gemeenteambtenaar kreeg hij twintig jaar lang zowat alle plannen voor nieuwbouw en herbestemming in de stad op zijn bureau – dus ook die van de grootscheepse verbouwing van het station. Nu is hij met pensioen, maar daarmee is zijn liefde voor de architectuur van Eindhoven niet voorbij. Vandaag is hij mijn meefietsende stadsgids.
De oorspronkelijke tunnel van het station, met de lange blauwe wand van Daan Roosegaarde, loopt nu als een opvallend rustige ‘verblijfsruimte’ parallel aan de in 2018 geopende veel bredere onderdoorgang. De twee tunnels zeggen iets over de sprongen waarmee Eindhoven is gegroeid. En die groei zet door: in de stad wonen nu zo’n 220.000 mensen, de verwachting is dat het er over tien jaar 300.000 zijn.
Van achter de grote ramen van de ‘radio’, zoals het stationsgebouw in de wandeling heet, kijken Ton Langenberg en ik uit over de binnenstad. Als het aan stedenbouwkundige Winy Maas ligt, de supervisor van de herinrichting van de binnenstad, gaat hier een flink aantal woontorens verrijzen van boven de 100 meter. Langenberg is kritisch: “Winy Maas zet vaak zonder enige context een gebouw neer. In zijn ideeën over de binnenstad komt steeds het plan terug om de Catharinakerk op te tillen en bovenop een hoge toren te plaatsen. Zo’n drastische manier van denken vind ik verontrustend.” Pal voor het station staat gloeilampenkampioen Anton Philips nog rustig op zijn sokkel in een groenperkje, over een jaar of twee komen hier drie woontorens met een fietsenkelder eronder.
We gaan fietsen, langs architectuur die typerend is voor Eindhoven. Eindpunt wordt Strijp-S, het ooit hermetisch gesloten Philips-fabrieksterrein dat in de loop der jaren is getransformeerd in een verzamelplaats van hipsters. De voormalige fabriekspanden herbergen creatieve bedrijfjes en lofts, restaurants, graffiti, een filmhuis, een vershal en de grootste skatehal van de Benelux. Elk najaar is Strijp S het kloppend hart van de Dutch Design Week.
We beginnen bij Atlas, het hoofdgebouw van de Technische Universiteit, vlakbij het station. De glazen kolos uit 1963 werd vanaf 2014 op de schop genomen door architectenbureau Team V dat er vorig jaar in de Dirk Roosenburgprijs mee won. Eenmaal binnen valt meest gedurfde ingreep meteen in het oog: een rode trap midden in de ruimte, die het gebouw, zigzaggend naar boven, over alle verdiepingen doorsnijdt. Overal zijn tussenvloeren en wanden weggebroken, de donkere gangen van weleer zijn verleden tijd. De meubels zijn onderdeel van het ontwerp: her en der zitten studenten, in groepjes of individueel, aan tafels of op stoffen banken. “Het meest bijzondere vind ik de glazen gevel”, zegt Langenberg. “De ramen kunnen op een ingenieuze manier worden opengezet, waardoor het gebouw ’s nachts op een natuurlijke manier kan afkoelen. Het gebouw zit vol met dat soort innovaties. Het is het meest energievriendelijke onderwijsgebouw ter wereld.”
We fietsen verder, de dreigende regenwolken maken plaats voor de zon. Terwijl we in de verte het Klokgebouw zien slaan we af, de Edisonstraat in, slagader van Woensel-West. In 1991 werd de slechte reputatie van dit ‘probleemcumulatiegebied’ bezongen door de nog jonge Hans Teeuwen en Roland Smeenk in hun Woensel-West Blues: een hoerenbuurt met ruig volk, en tegelijkertijd oersaai. Langenberg weet er alles van: de criminaliteit, de drugsproblematiek, een bedroevend slechte basisschool en straten vol slecht onderhouden huurwoningen. Maar dat was toen. Op de hoek van de Edisonstraat en het Baekelandplein stappen we af bij een felrood huisje met een puntdak boven een neutrale donkerbruine benedenverdieping. Er is een ragfijn hekwerk overheen gespannen: een verwijzing naar de netpanty’s van de raamprostituees die nu knus en keurig op het Baekelandplein zitten.
Er zijn in Woensel-West meer van dit soort gedurfde ‘hoekprojecten’, zegt Langenberg. “Woningstichting Sint Trudo heeft onder leiding van Thom Aussems echt verschil gemaakt in Woensel-West. Veel van de woningen verkeerden in slechte staat. Trudo besloot tot gedeeltelijke sloop en nieuwbouw, daarbij hebben ze echt hun nek uitgestoken. De hoekprojecten zijn een statement over de transformatie van de hele wijk.”
Vlakbij het Baekelandplein gaan we door een mediterraan aandoende poort en belanden in een wijkje met een heel andere sfeer: Volta Galvani, een schepping van Geurst & Schulze Architecten. Gevels in okergeel, helder blauw en dieprood, geen auto’s op straat. Langenberg wijst op de detaillering: de subtiele variaties in het metselwerk, de vormgeving van de deurbellen. De invloed van Trudo is groot, blijkt al snel. Ook in het wijkje Celsius Van der Bildt, met ontwerpen van Tarra Architectuur, knalt de kleur van de gevels, en springen grote muurschilderingen in het oog. Langenberg: “Die felle kleurvlakken hadden van mij niet gehoeven. Maar het is hoe dan ook veel beter geworden dan het was. Hier willen mensen graag wonen. Terwijl je vroeger alleen in Woensel-West terechtkwam als je echt geen keus meer had.” Het is rustig, er is veel groen. Het verschil met de oude rijtjeshuizen pal naast de nieuwbouw, soms al dichtgetimmerd en klaar voor de sloop, is inderdaad groot.
Woensel-West grenst aan het spoor, daarachter ligt Strijp-S. Terug op de fiets zegt Langenberg: “Wat beleidsmakers zich te weinig realiseren is dat veel bewoners van woonbuurten als Woensel-West zelden hun wijk uitkomen. Strijp-S? Dat zegt ze niks, ze komen daar nooit.” Reden te meer, bedenk ik, om te zorgen dat de architectuur van woningbouw óók van hoge kwaliteit is.
Vanaf het Ketelhuisplein, hart van Strijp-S, kijken we naar ‘de driehoek’, gevormd door de lange en hoge witte gebouwen waar ooit de Philips-arbeiders werkten en nu huurwoningen en kleine bedrijven zitten. Ook hier worden woontorens uit de grond gestampt. Van twee ervan staan de onderste lagen in de steigers: wooncomplex Haasje Over wordt deels over de skatehal heen gebouwd, de Trudo Toren van Stefano Boeri wordt een ‘verticaal bos’. Beide torens worden zeventig meter hoog.
Het Ketelhuis, het Natlab, het Energiehuis: ze staan er nog, de monumenten van de rijke Philips-geschiedenis. Tussen de oprukkende woonkolossen worden ze steeds kleiner.
Onlangs verschenen:
Paul Groenendijk en Piet Vollaard: Eindhoven Architectuur Stad: de 100 beste gebouwen, nai010 uitgevers, 19,95 euro.
Norbert van Onna, Verlichte stad van, Uitgeverij Archehov, 49,50 euro. Onna.nl
De architectuur-fietsroutes van Ton Langenberg zijn te vinden op architracks.nl