Sinds de komst van de universiteit, nu veertig jaar geleden, is Maastricht ingrijpend veranderd. Ton Harmes van boekhandel Dominicanen maakte het van nabij mee. “Veel ontwikkelingen beginnen bij kunstenaars. Daar moet meer in geïnvesteerd worden.”

Toen keizer Karel V in 1550 naar Maastricht afreisde om zijn zoon en opvolger Philips II voor te stellen, organiseerden de stadsbewoners een ommegang. In de optocht werd een zeven meter grote reus rondgedragen die in zijn buidel twee angstig kijkende poppen met zich meedroeg. Het waren beeltenissen van de hertog van Brabant en de prinsbisschop van Luik, de toenmalige bestuurders van Maastricht. Wij hebben ze in onze zak, was de boodschap aan de keizer.

Ton Harmes, directeur van boekhandel Dominicanen, haalt dit stukje geschiedenis aan om te illustreren hoe diep het onafhankelijkheidsgevoel van Maastricht zit. De stad is sinds Karel V echter wel drastisch veranderd, erkent hij. “Door haar strategische ligging was de stad toen militair belangrijk. De aanwezigheid van soldaten leverde een stabiele geldstroom op, maar veel meer merkten de stedelingen er niet van. Toen België zich in 1830 afsplitste van Nederland, en de Maastrichtse handelaar Petrus Regout zijn goederen niet meer kon afnemen in Vlaanderen, ging hij zelf porselein produceren. Daarmee veranderde Maastricht van gesloten garnizoensstad in een veel opener industriestad. Met de komst van de universiteit werd de stad gedwongen zich opnieuw uit te vinden.”

De overgang naar een diensten- en kenniseconomie is volgens Harmes de meest ingrijpende die de stad in haar lange geschiedenis heeft meegemaakt. “Voor de komst van de universiteit was Maastricht provinciaals. Vergelijk het met Haarlem. Dat heeft ongeveer evenveel inwoners, is ook provinciehoofdstad maar heeft niet dat aparte van Maastricht. Het zogenaamde probleemgestuurd onderwijs, waarmee Maastricht de eerste was, en de internationale oriëntatie van de UM hebben de stad snel bekend gemaakt in binnen- en buitenland. Ik kan me nog herinneren dat het echt bijzonder was, studenten in de stad, inmiddels zijn ze een belangrijk onderdeel van het leven.”

Dat is te merken op straat, waar Frans, Duits, Italiaans, Engels en nog meer talen klinken. En Harmes merkt het in zijn eigen boekenzaak, hartje binnenstad, in een voormalige kerk. “Onder studenten en medewerkers van de universiteit heb je nu eenmaal meer lezers. Van Maastrichtenaren wordt altijd gezegd dat ze hun geld besteden aan dingen die ze kunnen aantrekken, ophangen of opeten – mode, schilderijen en voedsel – maar nu kopen ze ook boeken. Omdat we als een van de weinige plekken in de stad al om negen uur open zijn, zitten hier al vroeg groepjes mensen te vergaderen bij een cappuccino. Er komen veel studenten af op de concerten, lezingen en andere activiteiten die we organiseren. En net als de Brandweer en Studium Generale bieden we een podium voor debat.”

Maastrichtenaren zijn minder afwachtend geworden, mondiger en ondernemender, vindt Harmes. “Men is zich ervan bewust dat mede door de studenten de grote, mondiale ontwikkelingen zich hier in een vroeg stadium manifesteren. Toen onlangs de discussie werd gevoerd over de ontwikkeling van de binnenstad deden mensen uit alle geledingen van de stad mee. Dat heeft ook z’n weerslag op de politiek. Die wordt meer dan voorheen ter verantwoording geroepen.”

“Bestuurders hebben zich gerealiseerd dat ze anders naar hun stad moeten kijken. Wat ik goed vind, is dat ze zich hebben ingespannen om in dat proces van vernieuwing en modernisering het karakter van de stad te behouden. Je ziet dat bijvoorbeeld in de strenge voorschriften voor gevelreclame en de stedenbouw. Anderzijds is het ook voor een groot deel te danken aan de universiteit dat een behoorlijk aantal van de monumentale panden in de binnenstad, zoals de kloosters, nog overeind staat. Als die niet door de universiteit in gebruik waren genomen, dan waren ze deels verdwenen.”

Ook het culturele aanbod is voor een groot deel te danken aan de veranderende samenstelling van de bevolking, vindt Harmes. “Daarom hebben we nu instellingen als Marres en Bureau Europa. Ik vind overigens wel dat er nog te weinig van dat soort plekken zijn, met ruimte voor experiment. Veel ontwikkelingen beginnen bij kunstenaars. Daar moet meer in geïnvesteerd worden.”

Het nieuwe elan waar de universiteit voor heeft gezorgd, heeft ook nog een aanzuigende werking. Harmes merkt het in zijn eigen familie. Zelf keerde hij na zijn studie in Utrecht terug naar zijn geboortestad. Zijn zeven broers en zussen kwamen niet terug, wonen nu in steden als Leiden en Genève, maar overwegen terug te verhuizen. Ook steeds meer studenten besluiten na het behalen van hun bul te blijven. Harmes: “Bij de inzendingen voor de Maastricht Awards zat dit jaar een softwarebedrijf dat is opgestart door alumni van de UM. Wat al heel lang gebeurt in een stad als Eindhoven, begint nu ook hier te komen. Dat is een verrijking voor de stad.”

Het is wat Harmes betreft niet het einde van de ontwikkeling. Maastricht mag nog grootser denken, en zich nog opener opstellen. “Tussen de universiteit en de DSM-campus zijn al veel connecties, wat niet zo vreemd is als je bedenkt dat ze minder dan twintig kilometer uit elkaar liggen. Op het gebied van cultuur zou meer kunnen worden samengewerkt met Heerlen en Sittard-Geleen. Dat kan prima zonder je eigenheid in te leveren. Maastricht is altijd al een plaats van vermenging geweest, dat zie je alleen al aan de taal die een combinatie is van Duitse grammatica en Frans vocabulaire. Het resultaat is dat typisch Bourgondische dat Maastricht aantrekkelijk maakt voor studenten en universiteitsmedewerkers. En zij brengen op hun beurt weer de nieuwe ideeën die de stad vooruit helpen.”

Foto boven: Kim Balster