Op 19 april 2007 overleed de Maastrichtse schilder, poppenspeler, muzikant en acteur Pieke Dassen op 80-jarige leeftijd. Uit het boek ‘Kijk, Pieke Dassen!’ van Emile Hollman, dat volgende maand verschijnt , blijkt dat zijn politiek poppentheater halverwege de vorige eeuw hem niet alleen vrienden opleverde. Een voorpublicatie.
Is het omdat Pieke Dassen en zijn Kompaan Jan Nelissen zich bedreigd voelen door de opmars van de bioscoop dat ze begin jaren vijftig op de politieke toer gaan? Ze beloven op voorhand dat “alle toestanden in en rond Maastricht op elk terrein” op de korrel genomen zullen worden.
Jan Nelissen (die overlijdt in 1987) blikt in 1978 terug in NRC Handelsblad: “We hadden van alle bekende Maastrichtenaren poppen gemaakt. De poppenkast was een soort krant waarin vooral het kerkelijk nieuws niet werd vergeten. Jonge kapelaans gaven ons op briefjes stiekem nieuwtjes door die wij verwerkten in het spel. Vanaf de Maastrichtse preekstoel werd het sterk ontraden om vermaak te zoeken in zo’n duivels hol. Op het laatst werd het spelen ons echt onmogelijk gemaakt en ben ik naar Amstelveen vertrokken.”
Pieke blijft achter. Hij studeert aan de Toneelacademie maar verandert van studie als hij in 1953 de Poesjenellenkelder in het Dinghuis (nu huist er de VVV) kan overnemen. Hij zal uiteindelijk afstuderen aan de Jan van Eyck Academie in vrij schilderen. Pieke zou zich zomaar kunnen vestigen als kunstschilder, maar hij besluit door te gaan met het poppentheater.
Nu Pieke aan de touwtjes trekt, heet het poppentheater Die Blauwe Scuyte naar een narrenschip op een schilderij van Jeroen Bosch. De Rotterdamse krant Het Vrije Volk neemt in september 1953 een kijkje in Maastricht en trakteert zijn lezers op superlatieven: ”Sublieme kolder, spitse dialogen, vlijmscherpe hekelingen, originele decors, uitstekende poppen en weloverwogen dictie maken er een feestavond van.” Aanvankelijk laat Pieke nog weten dat het politieke poppentheater in de nieuwe sfeer taboe zal zijn. Ook hij heeft zijn buik vol van alle kritiek die hij met Nelissen over zich heen heeft gekregen. Pieke wil het poppentheater in Maastricht graag naar een hoger artistiek plan tillen. Als tekstschrijver weet hij journalist Frans Brunklaus (schrijversnaam Van Oldenburg Ermke) aan zich te binden. Maar Dassen en Brunklaus kunnen niet met hun vingers van de politiek afblijven. En meteen is het weer hommeles. Een landelijke krant analyseert: “Critici van plaatselijke dagbladen zagen poppen die hun fysieke en psychische gesteldheid zo naargeestig dicht benaderden, dat zij zich zwaar beledigd voelden. Elke Maastrichtse pastoor dacht dat hij de pastoor voorstelde, die als pop in de poesjenellenkelder optrad en dacht dat de Maaaria (sic) zijn bloedeigen huishoudster was, ook al heette deze Netteke, Anneke of Trieneke. Kortom, er waren veel Maastrichtenaren die zich bij de neus genomen voelden, hoewel de schrijver zich de blaren onder de voeten liep naar het Maastrichts politiebureau, waar men voor de uitvoering de tekst censureerde.”
Vrij Nederland komt in november 1955 met een prachtige vergelijking. In de Spaanse tijd werd een twintigtal Maastrichtse burgers veroordeeld en berecht wegens hoogverraad (1638). Ze zouden de Spanjaarden hebben geholpen tegen de Staten Generaal. In het Dinghuis werden ze gefolterd en de Maastrichtse burgerij sprak er schande van dat die praktijken in de binnenstad werden uitgevoerd en dat het gekerm tot op straat te horen was. VN: “Nu komt het gekerm van de notabelen die in het Dinghuis door poppen worden gefolterd.” Van schrijver Brunklaus heeft Pieke ook een pop gemaakt en die heet voorafgaand aan elke voorstelling het gemeentebestuur van Maastricht hartelijk welkom. Maar dat laat zich dan al lang niet meer zien in de kelder. Ook Vrij Nederland maakt er melding van dat Pieke elke nieuwe tekst moet voorleggen aan de politie. “Dat heeft weinig nut opgeleverd”, schrijft het blad. “Want er heerst in ons land, ook in de Limburgse hoofdstad, nog steeds vrijheid van meningsuiting, en men kan wel dode woorden vooraf aan een censuur onderwerpen, doch niet de poppenspeler binden die deze woorden door zijn voordracht en gebaar levend maakt en er een dodelijke scherpte aan geeft.” Het valt overigens niet mee om het verhaal over de politiecensuur te verifiëren. De politiearchieven zijn gesloten en – zover na te gaan – heeft niemand heeft er herinneringen aan.
Fred van Leeuwen van de toenmalige Regionale Omroep Zuid kan zich niet voorstellen dat Frans Brunklaus zich ooit zou laten censureren. Hoe dan ook, de volgende opmerking in VN mocht Brunklaus in zijn zak steken: “De auteur is een boosaardige nar die men zijn vlijmscherp gehekel alleen maar vergeeft omdat hij hierbij blijk geeft van zoveel spitse geest, dat men er toch om lachen moet.” Langzamerhand wordt de poesjenellenkelder ook buiten Maastricht bekend. Piekes poppen vieren succes alsof het levende personen zijn.
Eind 1956 is er feest want het theater bestaat tien jaar. De onsterfelijke hoofdfiguur in het politieke theater heet Holmes, maar nu mag het visduo Bubbeldebub 1 en Bubbeldebub 2 naar hartenlust kolderen. Zij hoeven geen rekening te houden met verboden tekstpassages omdat de politie vanwege het jubileum de teksten nu eens niet vooraf gecensureerd heeft. Zelfs Marietje, de declamatrice van pure abstracte poëzie, kan hierdoor vrijuit spreken. Dat komt haar op deze jubileumdag goed van pas. Zij moet immers, “compleet met paardenstaart en een kandijgestreepte jurk” als afgevaardigde van het ‘bedrijfschap bakvissen’ de directeur Pieke Dassen huldigen. Ze brengt het gemengd zwemmen nog ter sprake. “De vissen in de Maas zijn de enigen die in Maastricht gemengd mogen zwemmen.” Het is de humor van Pieke ten voeten uit.
Ter gelegenheid van het jubileum vat Brunklaus het decennium nog even samen: “Wat hebben we al niet gedaan: in de poesjenellenkelder hebben Egyptenaren het Julianakanaal genationaliseerd, Sartre is er over de hekel gehaald, Faust mocht er om politieke redenen niet naar de hel, Beatrijs en Servaas kwamen er tot leven. ‘Mijn gezin en ik hebben het wel geweten. We hebben er echt last van gehad.” Maar die wijnkelder en rookkamer van meneer pastoor zijn er mooi nooit gekomen.
Emile Hollman, ‘Kijk, Pieke Dassen!’ (inclusief dvd) 22,50 euro. Vanaf 4 december verkrijgbaar in Selexyz, De Tribune, Kiek Oet, VVV Maastricht, Centre Céramique en ‘t Hoes met de Kiekdoos.