Jasper Morrison ontwerpt niet voor het museum, maar voor de massa. Hoe groter de oplage, hoe beter. “Het belang van een nieuwe vorm wordt overschat, een ontwerper moet vooral beter om zich heen kijken.”

In 1988 werd de jonge Britse ontwerper Jasper Morrison door het Europees Design Instituut in Milaan uitgenodigd voor een lezing. Hij accepteerde de uitnodiging, maar besloot te zwijgen. De lezing, getiteld A World Without Words, was een diashow met twee carrousels naast en na elkaar geprojecteerde foto’s uit boeken die hem hadden beïnvloed. Morrison zelf ging alvast in de bar aan de overkant zitten, waar het publiek hem kon opzoeken om over de lezing te discussiëren.

Jasper Morrison

Op de 160 foto’s van A World Without Words staan alledaagse (gebruiks)voorwerpen, maar ook iconische gebouwen en ontwerpen. Op de achtergrond klinken sentimentele liedjes, afkomstig uit de hele wereld. Het ritme van de diaprojector is meedogenloos. Klik… klik… klik. Het is een fascinerende reeks, een beeldenstorm, een totale onttovering. Morrison haalt de bewierookte architect en designer van zijn sokkel, veel voorwerpen die niet-ontworpen werden, zijn zeker zo interessant.

Bijna dertig jaar later is de boodschap van Morrison, inmiddels een gearriveerde ontwerper, onveranderd. Design minder heeft te maken met opvallende vormgeving, en alles met het zoeken naar nuttige producten. Morrisons ontwerpen worden gekenmerkt door eenvoudige, strenge lijnen en een hoge mate van inventiviteit. Zijn meubels zijn zo ‘normaal’ dat het lijkt alsof ze niet zijn ontworpen. De vormen zijn niet zozeer minimaal, maar vooral universeel. Bij Morrison is een stoel een voorwerp om op te zitten, geen metafoor voor god-mag-weten-wat – zoals bij veel van zijn collega’s.

Camper Country Trainer (2009) “Nadat Miguel en Lorenzo Fluxa me hadden gevraagd een schoen voor Camper te ontwerpen, vond ik in hun archief de Cameleon, gebaseerd op een Mallorcaanse schoen die mensen maakten van resten van de schoenenindustrie. Het ruwe karakter en de economie van het ontwerp bevielen me, en we besloten de schoen te moderniseren.”

In hetzelfde jaar van de diashow in Milaan mocht Morrison in een Berlijnse galerie een ruimte van vier bij vijf meter ontwerpen. Zijn eerste gedachte was de alledaagse sfeer van een huiskamer. Het was een reactie op de flamboyante, postmoderne Memphis-beweging rond Ettore Sottsass, die in de jaren tachtig voor behoorlijk wat opwinding zorgde in ontwerperskringen.

Sottsass negeerde de functionaliteit van het dagelijkse leven totaal, Morrison wil juist het tegenovergestelde. Hij besloot een stoel te ontwerpen die aan niets anders doet denken daneen stoel, en hem daarna ook zelf te construeren. “Dat beperkte de technische mogelijkheden enorm”, zegt Morrison in zijn zelfgeschreven oeuvrecatalogus A Book of Things met het understatement dat ook zijn ontwerpen kenmerkt. Zo ontstond de Plywood Chair, een ranke, functionele stoel, poëzie en ratio ineen – hoe anders dan die suffe onderuitzakstoel van Ray en Charles Eames die dezelfde naam draagt. Morisson bedacht ook modellen met een halve en hele rug, van hetzelfde dunne triplex. Comfortabeler voor de langere zit, maar niet zo snedig als het origineel.

Thinking Man’s Chair (1986) “Lang nadat ik voor een winkel een antieke stoel met een ontbrekende zitting had gezien, kwam ik op het idee voor deze stoel die vanwege de twee tafeltjes op de leuning eerst Drinking Man’s Chair zou gaan heten. Toen ik een metalen schoonmaakset voor pijpen kocht om daar een schaalmodel van te maken, bedacht ik dat Thinking Man’s Chair een verfijndere naam zou zijn.”

Jasper Morrison (London, 1959) ontwerpt niet voor het museum, maar voor de massa. Hoe groter de oplage, hoe liever hij het heeft. Hij bedenkt meubels, maar ook lampen, horloges, schoenen, tassen, keukengerei, elektronica, smart phones, ovens, wasmachines, bushaltes en een tram, voor de stad Hannover. De diversiteit van zijn oeuvre komt goed aan bod in zijn eerste retrospectief Thingness, nog een paar weken te zien in Grand Hornu, de voormalige mijnbouwsite bij Mons, dit jaar Culturele Hoofdstad van Europa.

Daar staat ook de December Chair, die hij drie jaar geleden ontwierp met Wataru Kumano. Aanleiding was het initiatief van het kleine Finse bedrijf Nikari om in 2012 elke maand een nieuw product te lanceren. Morrison en Kumano waren de laatsten, en ze bedachten een stoel waarvan de consument de onderdelen kon kopen in een doos. Dat bleek uiteindelijk niet te kunnen. Door zijn landelijke karakter oogt de December Chair niet alleen robuust-Fins, maar ook als anti-design.

Dat laatste zal Morrison niet tegenspreken. In een interview in A Book of Things wordt hij neergezet als een witte ridder tegen het postmoderne. Als klassiek Angelsaksisch opgeleide ontwerper was de alle dogma’s verwerpende Memphis-beweging een regelrechte schok voor hem – en tegelijk een bevrijding. “Het was het exacte tegendeel van wat ik dacht dat design moest zijn, maar tegelijk brak het al de regels die ik haatte.”

Plywood Chair (1988) “Ik kocht een decoupeerzaag en een plaat multiplex, zaagde de poten, de spanten en de rug in 2D, en schroefde ze aan elkaar. Voor de zitting nam ik een stuk dun triplex dat ik op het frame lijmde, strak als een vel op een trommel.”

Wie uit de ontwerpgeschiedenis van de Plywood Chair en de December Chair concludeert dat Jasper Morrison een ambachtelijk ontwerper is, kan er niet verder naast zitten. Hoe poëtisch zijn kijkop de dingen ook is, en hoe conceptueel en sfeervol het resultaat, zijn benadering is altijd industrieel. Toen hij zich nog voorstelde als meubelmaker, zo zegt hij in A Book of Things, vroegen mensen steevast waar zijn atelier is. Terwijl Morrison al beelden zag van prachtige producten die hem zo inspireerden dat hij nauwelijks kon wachten om ze in grote aantallen te laten produceren. “Industrie was de juiste weg voor mij. Niets manueel, enkel machines. Machines geschikt voor het creëren van objecten. Kortom, ik wou met de industrie werken en geen ambachtsman zijn.”

Die industriële benadering leidt tot misverstanden, hij weet het. In 1991 onderstreepte hij in het stuk De onbelangrijkheid van vorm het wezenlijke verschil tussen ontwerper en vormgever. “De ontwerper wordt vaak gezien als vormgever ten behoeve van een industrie wiens technologische kennis het mogelijk maakt om te produceren. Zo simpel is het niet. Er bestaat

geen gebruiksaanwijzing voor elk afzonderlijk probleem; oplossingen dienen zich altijd onverwacht aan. Soms kom je tot een vorm door strikte analyse of, meer bevredigend, door intuïtie of toeval.” Het belang van de vorm wordt trouwens overschat, vindt Morrison. “Wanneer we vorm minder belangrijk vinden, ontwikkelen we een sensibiliteit voor andere kwaliteiten voor een object. Die andere kwaliteiten betrekken bij in het ontwerp zou een stap in de goede richting zijn.”

Herhaaldelijk verwijst Morrison naar het werk van de Franse schrijver Georges Perec (1936-1982) die in Het leven een gebruiksaanwijzing de dingen beschrijft die ons in het dagelijks leven omringen. Hij promoveert die alledaagse producten tot personages van zijn romans. Ook Morrison kijkt graag naar de terloopse wereld om hem heen. Hij weet dat de vorm van een voorwerp zelden het resultaat is van hartgrondige analyses of talloze met schetsen gevulde vellen papier. “Een voorwerp kan voortkomen uit een idee, een proces, een materiaal, een functie, een gevoel. Het kan ook een geleend vorm zijn, of een gestolen idee. Zo lang het resultaat iets is wat niet eerder bestond, kan daar geen moreel bezwaar tegen zijn.”

Door het kapen van alledaagse producten ontstaat niet alleen een nieuw object, zegt Morrison, het benadrukt eens te meer hoeveel schoonheid er schuil gaat in het alledaagse. Hoe minder een ontwerper zich bezig houdt met het ‘creëren’ van vorm, des te beter het is voor iedereen. Het is dezelfde boodschap als die uit diashow uit 1988 met 160 foto’s die normale, alledaagse vormen gelijkschakelde met die van ontwerpers.

Jasper Morrison, Thingness. T/m 13 september in MAC Grand Hornu. cid.grand-hornu.be

Jasper Morrison, A Book of Things. Lars Müller Publishers, 59 euro