Met ’t Brandweer hebben Maastrichtse kunstenaars er een nieuwe expositieruimte bij op een unieke, centraal gelegen plek. Weliswaar tijdelijk, maar naar ieders tevredenheid. “Wij willen laten zien wat zich achter de gesloten deuren van de ateliers afspeelt.”
’t Brandt weer in de ex-kazerne
“Het is goed dat dit ateliergebouw een voor voorbijgangers zichtbare culturele uitstraling krijgt”, zegt fotograaf en gebruiker Chris Keulen over de voormalige brandweerkazerne aan de Capucijnenstraat in Maastricht. De stichting Samenwerkende Ateliers Maastricht (SAM) laat hier sinds kort de rode haan kraaien met de nieuwe projectruimte ‘t Brandweer. Waar vroeger de bluswagens parkeerden, wakkeren kunstenaars met presentaties en evenementen het culturele vuur aan.
Achter de zes garagepoorten ligt een rechthoekige ruimte van 350m² met hoog plafond, aan twee zijden afgezet met gele tegels. Een beetje verborgen staat nog de oude reinigingsinstallatie voor brandslangen. De voormalige kazerne is vers gewit en voorzien van verplaatsbare muren. “De ruimte ademt een aan Parijs herinnerende sfeer”, constateert Keulen.
Verspreid over de stad voorziet SAM ongeveer 150 kunstenaars van betaalbare atelierruimtes. Met ’t Brandweer is daar een zelfstandige tentoonstellingsruimte op een centrale locatie aan toegevoegd. Tot 2010 mogen de kunstenaars de ruimte gebruiken, zo heeft Wijkontwikkelingsmaatschappij Belvedère, eigenaar van het pand, toegezegd. SAM zorgde voor een bescheiden basisbudget dat wordt aangevuld met geld van sponsors en fondsen. Het programma wordt samengesteld door gastcuratoren, twee keer per jaar zal SAM zelf iets op touw zetten. Een beoordelingscommissie waakt over de kwaliteit.
“Wij willen laten zien wat zich achter de gesloten deuren van de ateliers afspeelt”, aldus SAM-coördinator Anne van Aalst. Er is aandacht voor jonge, maar ook voor ‘mid-career’ kunstenaars. Zij zijn immers degenen die er de meeste ateliers huren. ‘t Brandweer wil echter ook een podium zijn voor alle locale kunstenaars en kunstinstituten die een grote ruimte met een eigen sfeer in hartje Maastricht behoeven. Dit jaar hebben de Academie voor Bouwkunst, het Festival Cement en de Kunstoer er al presentaties gehouden. Afgelopen weken was er de expositie ‘Blokken. Think out of the Box’ – vrij naar Loesje – te zien.
De samenwerking met het professionele kunstencircuit moet zorgen voor contacten op lokaal en bovenregionaal niveau. Anne van Aalst: “Wij hebben er een ‘open campus idee’ bij, een ruimte waar een open discours ontstaat. Waar ANSI diverse kunstvormen bij elkaar brengt, daar richt ‘t Brandweer zich in eerste instantie op het beeldende vak. Kortom, een platvorm voor lokale kunstenaars en hun publiek in hartje Maastricht dat tot nu toe ontbreekt in de stad.”
Klopt dat?
Schuin tegenover ’t Brandweer ligt Marres, door Guus Beumer, tevens directeur van NAi Maastricht, veranderd van ‘centrum voor actuele beeldende kunst’ tot een ‘centrum voor contemporaine cultuur’. Volgens Beumer geeft die verandering aan dat het uitgangspunt voor het programma niet uitsluitend ligt bij kunstenaar of vormgever, maar bij een meer algemene, culturele agenda. Die actualiteit wordt waar mogelijk gespiegeld aan langere, historische lijnen. Dat is inderdaad iets anders dan een projectruimte.
Verderop, boven aan de Brusselsestraat, heeft kunstenaarsinitiatief Hedah zijn basis, een knusse achterruimte van 40 m². Als podium voor actuele, internationale ontwikkelingen op het gebied van beeldende kunst ligt de klemtoon hier niet op het tonen van het regionale circuit. Het bestuur van deze werk- en expositieplaats stelt het programma samen en heeft bijzonder aandacht, aldus de internetsite, ‘voor vormen van kunst die niet zo gemakkelijk in het reguliere tentoonstellingscircuit getoond worden’.
Daar richten zich ook andere initiatieven in de stad zich op, zoals krakerscollectief B32, Diepzout, HennArt, Kunsthuis Theo Hübens, galerie Blauw Licht, Traders Pop Gallery, Artspace Het Rondeel of in een ruimere zin het – gekraakte – Landbouwbelang.
Op basis van de persoonlijke visie en gedrevenheid van de initiatiefnemers opereren zij vanuit het informele circuit. Bij ’t Brandweer, minder persoonsgebonden en voorzien van meer structurele zekerheid en faciliteiten, liggen dus zeker kansen.
Ten slotte zijn er de klassieke instellingen, zoals het Bonnefantenmusem, Centre Céramique, het Mondiaal Centrum, en anderen, die incidenteel ruimte bieden aan hedendaagse kunst. Voor lokale kunstenaars is hier maar in zeer perkte mate de mogelijkheid om te exposeren.
Concluderend: ‘t Brandweer vult een gat zoals dat ook in steden als Breda, Arnhem, Rotterdam, Groningen en Eindhoven door atelierstichtingen wordt gevuld. Toch is zo’n nieuw initiatief niet zonder risico. Chris Keulen, die binnenkort een nieuw atelier in AINSI betrekt: “Het blijft afwachten of kunstenaars en publiek het ook echt oppakken.” De kansen dat het kruipvuur vanuit ‘t Brandweer doorslaat naar de stad en de projectruimte een stevige positie gaat innemen, zijn er. Maar met de woorden van Loesje gesproken: “Wie zijn billen brandt, mag blij zijn dat ‘ie niet andersom stond.” Dan is het maar te hopen dat menigeen door ‘t Brandweer een warme kont krijgt.