Een jaar geleden zong Koenraad Tinel, beeldend kunstenaar en geboren in een nest van nazi-gezinden, enkele Duitse soldatenliederen bij een presentatie van zijn getekende oorlogsherinneringen. Bleek er een joodse leeftijdgenoot in de zaal te zitten die ontsnapt was aan Auschwitz. Ze werden vrienden. “Indrukwekkend hoe zij elkaar na al die jaren hebben kunnen bevrijden.”

Bloemen uit gloeiend staal

Het Pajottenland lijkt begin januari al helemaal gereed voor de Ronde van Vlaanderen. Het waait, het motregent, paardenhoeven zuigen zich vast in de modder. Buiten de bebouwde kom van Vollezele, niet ver van het wielermonument De Muur van Geraardsbergen, leidt een tweehonderd meter lange oprijlaan met kraters vol regenwater naar de kasteelhoeve Leysbroek. Flandriens noemen ze de mannen die in deze streek op de fiets furore maken. Koenraad Tinel lijkt uit hetzelfde hout gesneden: gedrongen, kale kop, gespierde torso, stevige uitstraling.

Zijn stem schalt gastvrij over de kletsnatte cour die wordt gedomineerd door een metershoog beeld uit geroest staal. Tinels eerbetoon aan zijn pianojuf. Ze stierf in Auschwitz.

Beeldend kunstenaar Koenraad Tinel (Gent, 1934) bewoont de hoeve samen met zijn medewerker Dirk Sturtewagen en diens gezin. “Voor de vriendschap en de gezelligheid. Een vrouw hoeft niet meer op mijn leeftijd, maar ik heb er dik van gesoupeerd hoor”, lacht hij.

Toen Tinel in de jaren 90 moest verhuizen, ging hij eerst kleiner wonen. Hij stopte tijdelijk met het maken van monumentale beelden en begon te tekenen. Sturtewagen werkte al met hem samen: “Ik hoorde Koenraad soms verhalen vertellen over zijn jeugd. Dat zijn vader had gecollaboreerd met de Duitsers, dat het gezin naar Duitsland vluchtte toen de geallieerden landden, dat ze tussen de Russen en de Amerikanen terechtkwamen, dat ze opnieuw op de vlucht sloegen. Ik moedigde hem aan om zijn levensverhaal op te schrijven omdat er zoveel uit te leren valt.” Tinel, aan de lange keukentafel: “Ik kan niet schrijven, ik ben gaan tekenen. Al snel had ik er tachtig, ik legde ze op zolder in een ganzenbord en ik liep daar rond en vertelde aan mezelf mijn verhaal. Het werden er meer en meer.” De tekeningen werden gebundeld in het boek Scheisseimer. Toen de directrice van het Antwerpse jongerentheater HetPaleis dit zag, nodigde ze Tinel uit om hiervan ook een theatervertelling te maken.

Tinel: “Het gaat zo. Ik kom op, er staan vijf lessenaars die ik zelf gesmeed heb waarop mijn tekeningen liggen. Eerst speel ik een menuetje van Bach, hetzelfde dat ik voor mijn eerste piano-examen speelde toen ik zes was. Ik vertel over Betty Galinsky, een joodse vriendin van mijn moeder, die mijn lerares was. Ze is omgekomen in Auschwitz. Soms zijn er momenten dat mijn stem stokt, het vergt wel iets van mij hoor, ik vertel gewoon alles met de tekeningen voor mij. In het begin alleen in het Nederlands, nu ook in het Frans. Ik vertel terwijl het publiek kijkt naar de projectie van mijn tekeningen. Een paar keer zing ik liederen die in Duitsland verboden zijn. Ik laat ze horen omdat ze mijn jeugd mee bepaald hebben.”

Een jaar geleden vertelde Koenraad zijn verhaal voor een club van progressieve joodse jongeren. Tinel: “In de zaal zaten dertig jonge gasten en vooraan, in het midden, een stevige kale man van mijn leeftijd.” Sturtewagen: “Het bleek niemand minder dan Simon Gronowski, bekend in België omdat hij als enig kind erin was geslaagd om in april 1943 uit een trein naar Auschwitz te ontsnappen.” Simon was elf toen. Met de hulp van zijn moeder glipte hij door de deuren van een door studenten gesaboteerde trein. Hij moest haar achterlaten in de beestenwagon, ontkwam aan het Duitse mitrailleurvuur en liep de hele nacht door. Tinel: “En nu zat hij daar, in die zaal met jongeren. Ondertussen al een leven lang advocaat, een man van mijn generatie, ook een pianist. Na afloop stapte hij zwijgzaam het podium op, ging achter de piano zitten en speelde In the Mood. Hij had het deuntje in 1943 altijd opnieuw gezongen, om de moed erin te houden toen hij door de bossen vluchtte.”

Sturtewagen: “Die muziek resoneerde. Eerst Koenraad met Bach, de kwintessens van de Duitse cultuur, en daarna Gronowski met zijn Amerikaanse jazz. Die ontmoeting was ongelooflijk intens, die twee hebben daar een soort broederschap gesloten.” Tinel: “Simon vertelde daarop meteen zijn verhaal. ‘Wij zijn geschiedenis aan het schrijven’, fluisterde hij na afloop.”

“Later schreef Simon ons hoe die ontmoeting met Koenraad  Tinel hem heeft geholpen uit ‘het carcan van het slachtofferschap’ te stappen”, zegt Sturtewagen. “Op zijn hoge leeftijd bleek hij kennelijk in staat om in te zien dat je je zelf in die dwangbuis een leven lang gevangen kunt houden. Dankzij de humane, vrije, open geest van Koenraad begreep hij dat het geen zin heeft dit blijvend te cultiveren. Simon vertelt zijn eigen levensverhaal nu vanuit een veel grotere innerlijke vrijheid. En het omgekeerde is ook gebeurd: dat Koenraad dankzij Simon Gronowski oude schuldgevoelens van zich heeft kunnen afgooien. Indrukwekkend hoe zij elkaar nu na al die jaren hebben kunnen bevrijden. Het is een late bevrijding voor hen beiden geworden.”

Langzaam kreeg Tinel behoefte om de dingen beter te begrijpen die hij als kind had zien gebeuren. Hij las het boek De welwillenden van Jonathan Littell, de memoires van een naziofficier. “Zeer, zeer goed gedaan. Hoe kon het dat die mensen zo in die denkwereld verzeild raakten? En daar met al hun talenten aan meededen? De hoofdpersoon is een muziekliefhebber en net als ik opgevoed met verheven cultuuruitingen. En dan tegelijk in staat zijn om joden te liquideren. Hij zit in de Kaukasus waar mijn broer ook gezeten heeft, hij beschrijft hoe iedereen meedeed om de joden dorp na dorp uit te moorden. En mijn broer zat daartussen, zeventien jaar oud. Wat heeft dat manneke uitgestoken daar, wat heeft hij gezien?”

Koenraad schenkt nog eens koffie in. “Luister, ik wil niet veroordelen. Ik vertel het verhaal van een kind. Ik vertel dat mijn broer na de verdediging van Berlijn en de bunker van Hitler met een been af terug uit de oorlog gekomen is. Mijn broers waren opgezweepte kinderen, dat mag je niet vergeten. Als je een manneke van vijftien in die tijd een uniform aandeed en een pistool in zijn zak stak, kun je dan nu zo vierkant zeggen: kijk, wat een slecht mens? Ik wil alleen vaststellen en er al tekenend iets universeels van maken. Dàt is voor mij het werk van een kunstenaar. Ik neem waar en ik vertaal dat, maar ik oordeel niet. Het is niet aan mij om te oordelen.”

Neemt niet weg dat hij natuurlijk verafschuwt wat er gebeurd is. Zijn vader en broers zaten na de oorlog hun straf uit. Ik ben van een familie van notabelen, die het zouden moeten inzien hé. Ik had zes neven, en mijn broers erbij: allemaal SS. Een neef is gefusilleerd in het gevang van Gent wegens landverraad, een ander is gesneuveld in Rusland.” Hij wijst naar de cour van de hoeve, waar het beeld staat van de niet teruggekeerde joodse pianolerares. “Ik heb haar hoed vol bloemen gezet.”

Op het Stadsplein in Genk stond maandenlang een beeld van Koenraad Tinel dat de hoop voor Europa verzinnebeeldt. “Ik heb Europa in brand zien staan, ik heb de zwaarste bombardementen in Duitsland meegemaakt, ik heb brandende parachutisten uit de lucht zien vallen. Toch vormen wij samen één grote cultuur, met de rijkdom van de verschillen, zoals hier in Genk. Dat mogen we niet vergeten. We moeten samenwerken; hoe schoon kan dat niet zijn?”

Na de tekeningen over zijn oorlogsverleden presenteerde Tinel in Leuven het vervolg: de eerste jaren na de oorlog, eveneens in tekeningen bijeengebracht in het boek Flandria Catholica. “Mijn vader en mijn broers in het gevang, mijn moeder, mijn zusje en ik op twee kamertjes, volledig geruïneerd.” Sturtewagen: “Alles lag in puin en de kerk toonde zich morele overwinnaar. Ze had impact op alles en dit werk van Koenraad evoceert die tijdsgeest en zijn open kijk op alles wat gebeurt. Schrijver David Van Reybrouck maakte er een silent graphic novel van, zonder tekst. Zodat iedereen er zijn eigen verhaal bij kan verzinnen.”

Vanuit Genk kreeg Tinel de vraag om verhalen gesprokkeld bij alle lagen van de bevolking te illustreren. Ze zijn geselecteerd en herschreven door de in Genk geboren schrijver Stefan Brijs. Eind maart komt hier een boek van én een podiumvoorstelling. Tinel: “Het zijn soms erg prangende verhalen, maar er zijn ook geestige en plezante bij.” Enthousiast begint hij te vertellen over de eerste mijnschachtafdiepers die onder erbarmelijke omstandigheden werkten. Of over de vrouw die met tien kinderen vanuit West-Vlaanderen haar man achterna reisde en haar kroost met een touw aan elkaar vastbond om niemand onderweg te verliezen. Een verhaal over binnenlandse migratie.” Tinel heeft meer dan 170 tekeningen gemaakt die nu te zien zijn in C-mine.

En dan verschijnt later dit jaar zijn Verhalen van het Pajottenland. “Al meer dan een halve eeuw woon ik in deze heuvelende streek ten zuidwesten van Brussel. Voor dit boek heb ik mij laten inspireren door kleurrijke figuren uit mijn omgeving: mijn postbode, de boer met zijn varkensbeer, de tuinier van het klooster, de dorpspastoor…. Geestige verhalen, komisch en tragisch tegelijkertijd. De wereld is dikwijls zeer droevig, maar het is niet mijn genre me daarin te wentelen.”

“Er wordt weleens gezegd dat Tinel over de sombere kant van het leven praat. Dat is niet waar,” schreef theatermaker Josse De Pauw: “Zo heb ik heb hem ooit, met wild geweld, uit gloeiend staal, een bloem zien slaan.”

Tekening van Koenraad Tinel bij een van de Genkse verhalen.

Tinel: “Hoe kon het dat die mensen zo in die denkwereld van de nazi’s verzeild raakten?”

“Ik wil niet veroordelen. Ik vertel het verhaal van een kind.”

Koenraad Tinel, VERTELGENKVERTEL, de tekeningen. T/m 31 maart in de galerie C-mine Cultuurcentrum. www.c-mine.be

Eindelijk bevrijd, Simon Gronowski, Uitgeverij Hannibal, maart 2013. www.koenraadtinel.be