Beeldhouwer Guido Geelen deconstrueert en stapelt. Dat doet hij heel precies. Het levert een tegendraads en kleurrijk oeuvre op. DUNCAN LIEFFERINK bezoekt een opgeruimde kunstenaar in een opgeruimd atelier.
“De dingen moeten wel kloppen.” Guido Geelen leidt mij rond door zijn atelier aan de rand van Tilburg. En kloppen doen ze, de dingen. Ik geloof niet dat ik ooit een kunstenaar ben tegengekomen die zo nauwgezet en georganiseerd is als Guido Geelen.
Geelens atelier was vroeger een sociale werkplaats. Nu is in de 3600 vierkante meter grote bedrijfsruimte zijn atelier, dat bijna ongemerkt overgaat in zijn woonruimte. In de centrale hal van het pand staat een keramische oven, maar het grootste deel van de ruimte wordt in beslag genomen door een welhaast museale opstelling van beelden uit zijn dertigjarige loopbaan. De vloer is schoon, de beelden baden in helder daglicht, je zou je haast gaan afvragen of hier eigenlijk wel eens gewerkt wordt.
De kelder moet ik ook zien. Hij zegt het niet, maar hij is er trots op. In stellingen, strak in het gelid, zijn mallen en kisten met ouder werk opgeslagen. In een hoek staat een elektrische stapelaar gereed.
Guido Geelen brak eind jaren tachtig, begin jaren negentig door met stapelingen van alledaagse voorwerpen zoals flessen, stofzuigers en telefoonboeken. Hij goot ze af in klei, drukte ze enigszins in elkaar, bakte ze en bouwde er blokken en muren van. In dezelfde periode begon hij met vazen. Aanvankelijk waren ze bedoeld voor aan de wand. “Ik was in die tijd heel erg bezig dingen te maken die géén beeld waren. Een muur van blokken was al meer dan genoeg. Een vaas moest juist niet op een tafel staan.”
Geleidelijk werden de teugels wat gevierd. Inmiddels heeft Geelen een indrukwekkende lijst vrijstaande bronzen beelden in de openbare ruimte op zijn naam staan. Dat wil niet zeggen dat het tegendraadse uit zijn werk is verdwenen. In het atelier staat een vaas uit 2015. Hij is opgebouwd uit gestapelde blokken kleurloze klei waarin holtes zijn aangebracht. In die holtes steken een soort buitenformaat reageerbuizen, waarin steeds één bloem gezet kan worden. De vaas staat gewoon op tafel, maar het is en blijft een wonderlijk apparaat. Eigenlijk is het eerder de deconstructie van een vaas, want de functies zijn strikt gescheiden: eerst de basis, dan de houders voor de afzonderlijke bloemen en tenslotte de kleur, die uitsluitend geleverd wordt door de bloemen.
Vazen, aangevuld met een aantal van Geelens bronzen en aluminium bloemen, waren ook het eerste idee voor zijn onlangs geopende tentoonstelling in Buitenplaats Kasteel Wijlre. “Maar”, zegt Geelen, “ik had het gevoel dat het niet klopte.” Zomer, buitenplaats, tuin, bloemen: het lag allemaal net iets te veel voor de hand.
Kasteel Wijlre is het domein van Jo en Marlies Eyck. Zij kochten het kasteel in 1981, legden een mooie verzameling hedendaagse kunst aan en bouwden in de tuin het Hedge House, een paviljoen met daarin een orangerie, een kippenhok en een expositieruimte. Sinds een paar jaar is het beheer van de buitenplaats overgedragen aan een stichting. “Jo Eyck is groot geworden in de verfindustrie”, stelt Geelen. “De collectie van Jo en Marlies Eyck draaide vanaf het begin om kleur en niet-kleur, denk aan de centrale rol van een kunstenaar als Peter Struycken. Bovendien waren Jo en Marlies Eyck degenen die in 1988 mijn allereerste bokaal kochten. Een mooie gelegenheid om mijn hele productie aan bokalen eens bij elkaar te brengen.”
Zijn bokalen hebben, zoals Geelen het zelf uitdrukt, de vorm van een soepterrine die bovenop een omgekeerde soepterrine staat. Maar soep kan er niet in, want ze zijn zo lek als een mandje. Sterker nog: eigenlijk lijken ze wel een beetje op een mandje. Van een afstandje heeft de structuur iets van vlechtwerk. Kijk je beter dan blijken ook de bokalen in feite stapelingen te zijn, in dit geval van miniatuur koeien, schapen en andere boerderijdieren. “En altijd één boerinnetje!” voegt Geelen eraan toe. Daar kunt u naar gaan zoeken.
Door de jaren heen heeft Geelen steeds teruggegrepen op de bokalen, soms om de stille tijd tussen twee grote projecten te overbruggen, vaak ook om te experimenteren met glazuren en kleuren. Geelen: “Ik heb al een paar keer gedacht: nu hou ik ermee op. Maar dan komt er toch weer iets dat ik niet van tevoren had kunnen bedenken. Neem de allerlaatste twee, net uit de oven: zulke felle kleuren, zoiets is nooit eerder gemaakt!”
Kleur is nog veel uitdrukkelijker het thema van de acht buisbeelden die in de tuin van Kasteel Wijlre te zien zijn. De buizen zelf zijn niets anders dan stukken rioolbuis, zogenaamde gresbuis, van een meter doorsnede en een meter hoog. De blikvanger is het glazuur, die in dikke klodders, in warm paars, in helder geel, in fel rood, in parelende linten en in brede banen over de randen van de buizen stroomt. “Ik heb het eerst met yoghurt geprobeerd”, lacht Geelen. “Toen ik ging rekenen, bleek dat ik 230 liter glazuur nodig had!”
De acht buizen in Wijlre staan losjes verspreid in het groen, als vergeten verfbussen. “Eerst had ik daar twijfels over”, zegt Geelen. “Of het wel zou passen, of het niet zou ketsen met de omgeving. Zoals de vrouwenfiguren van Niki de Saint Phalle, die harde kleuren zijn zo agressief, daar heb ik een geweldige hekel aan. Maar bij mijn buizen werkt het, waarschijnlijk omdat het volledige kleurenspectrum erin zit.”
Na afloop van het atelierbezoek rijden we naar het centrum van Tilburg. In de tuin van Museum De Pont is een paar dagen eerder een groot bronzen beeld van Geelens hand geplaatst. Het is een kluwen koord die verwijst naar het textielverleden van Tilburg en naar het museumgebouw, een voormalige wolspinnerij. Er sijpelt water doorheen. De aanwezigheid van water was een belangrijke vestigingsfactor voor de textielindustrie. Geelen stelt vast dat er nog een paar kleinigheden aan het beeld mankeren. “Het is precies geworden wat ik mij ervan had voorgesteld”, mompelt hij. “Maar ik ben pas tevreden als het helemaal perfect is.“
Traditie
Guido Geelen (1961) werd in het Midden-Limburgse Thorn geboren als zoon van de dorpssmid. Hij groeide op in een omgeving waar keramiek nog een belangrijke bron van inkomsten was: in de uiterwaarden van de Maas stonden tal van fabrieken waar uit Maasklei bakstenen, dakpannen en gresbuizen werden gebakken. Zijn eerste probeersels bracht Geelen naar de plaatselijke dakpannenfabriek om ze daar te laten bakken. De eerste van de twintig in Wijlre getoonde bokalen (zie foto) is gemaakt van Maasklei.
Na de middelbare school ging hij niet naar de kunstacademie, maar naar de lerarenopleiding. “De vrijblijvendheid op de academies is funest”, zei hij hierover in 2006, “de basis die de studenten meekrijgen, is prut. Maar wat wil je met kunstenaars die er als docent hun leven lang blijven plakken omdat ze een gezin hebben en een hypotheek.” Volgens Geelen leveren academies slecht onderlegde kunstenaars af. “Je merkt het als je ze naar hun mening vraagt. Er komt niks zinnigs uit omdat ze niet eens de tradities kennen waar ze in staan.”
Guido Geelen – Colouring. Van 16 juli t/m 12 november in Buitenplaats Kasteel Wijlre. kasteelwijlre.nl.