Albert Camus was in mijn jonge jaren een van mijn favoriete schrijvers. Ik las op de middelbare school niet alleen zijn romans De vreemdeling, De pest en De val, maar ook veel van zijn filosofische boeken, waarvan De mythe van Sisyphus me het meeste is bijgebleven.
Camus had in die jaren een grote invloed op mijn ideeën over het leven. Niet dat ik toen al inhoudelijk alles begreep van het absurdisme waarvan hij de belangrijkste exponent was, maar ik voelde me als vanzelf verwant met wat hij schreef. En met de manier waarop hij het schreef: toegankelijk en helder.
Mijn bewondering ging verder dan alleen zijn schrijverschap. Die bewondering had ook iets te maken met het feit dat hij een leven leidde dat ik als adolescent ook zou willen leiden, ook al vermoedde ik dat dat voor mij een te romantisch, onbereikbaar doel was: verzetsheld, filosoof, evenknie van belangrijke kunstenaars, de Nobelprijs voor de Literatuur winnen, moeten kiezen tussen je geboorteland (in zijn geval Algerije) en je intellectuele thuisland (Frankrijk) in een tijd dat dat geboorteland zich gewapenderhand van het intellectuele thuisland wilde losmaken.
In het jaar dat Camus bij een auto-ongeluk om het leven kwam (1960), kreeg ik van meneer Tielens, mijn leraar Frans, de opdracht om een werkstuk te maken over een Franse schrijver naar keuze. Dat werd dus een lijvige scriptie over het werk van Albert Camus. Ik kreeg er een 10 voor. Het werkstuk heb ik een aantal jaren geleden bij het opruimen van de zolder ongelezen bij het oud papier gezet.
Na de middelbare school heb ik nauwelijks meer aan Albert Camus gedacht. Er kwamen andere schrijvers en denkers op mijn pad.
Een jaar of tien geleden heb ik met mijn vrouw en jongste dochter een vakantie doorgebracht in een huis in het Franse dorpje Cereste, in een uithoek van de Provence. Op een van onze tochten in de omgeving kwamen we rond het middaguur terecht in het toeristenplaatsje Lourmarin. Het was er zó druk dat ik geen zin had om er voor een lunch te stoppen, maar mijn vrouw en dochter waren in de meerderheid. Gelukkig! Tijdens een korte wandeling door het dorp zag ik ineens een klein bordje met het opschrift: Cimetière de Lourmarin. Tombe de Albert Camus. Hier lag Camus begraven, en dat terwijl ik altijd had gedacht dat hij wel op Père Lachaise in Parijs zou liggen! Na de lunch zijn we meteen naar het kerkhof gereden, op een troosteloze plek buiten Lourmarin. En daar hebben we na een kwartier zoeken op een verlaten kerkhof uiteindelijk het graf van Camus gevonden. Heel eenvoudig, een beetje onderkomen zelfs. Enkel een ruwe steen met daarin uitgekapt: Albert Camus 1913-1960.
Met een brok in mijn keel ben ik er een paar minuten zwijgend blijven staan. Ik had mijn eerste leermeester per toeval teruggevonden.