Wij hadden in de familie een echte heeroom: heeroom Thij, een broer van mijn moeder. Een lange man met een flossig baardje in een witte pij. Als Witte Pater werkte hij in het stadje Kivu in Belgisch Congo.
Twee keer heb ik mijn heeroom meegemaakt en dat waren twee totaal verschillende ervaringen. Zijn eerste bezoek aan ons was ergens in de jaren vijftig. Voor mij als kleine jongen was het een betoverende belevenis. Hij logeerde bij ons en bij de binnenkomst van mijn heeroom leek het wel of ons huis veranderde in een stukje Congolese rimboe. Overal stonden grote hutkoffers (hij was met de boot gekomen) waarin exotische kleding, houtsnijwerk en betoverende snuisterijen zaten. Die gaf mijn heeroom niet alleen aan ons cadeau, maar ook aan de weldoeners die zijn missiewerk ruimhartig steunden. Maar er was meer: het hele huis rook ineens anders, een onbestemde, betoverende geur. En overal hing de walm van de sigaretten die hij met tientallen per dag de lucht in joeg. Zo confisqueerde hij ons huis en maakte er zijn eigen stukje Congo van. De sigarettenpeukjes gooide hij tot groot ongenoegen van mijn moeder in de woonkamer op de grond, want dat deed hij in Afrika immers ook. Ik hing aan zijn lippen als hij zijn verhalen vertelde over leeuwen, giraffen, apen en over kleine negertjes die hij moest bekeren. En hij leerde mij bidden in het Kiswahili. Hij was mijn held.
Hoe anders was dat bij onze tweede ontmoeting, een jaar of tien later. Het was vlak voor de onafhankelijkheid van Belgisch Congo, in 1960. Ik was inmiddels een opgeschoten puber van een jaar of 17, zat op het gymnasium en had een Franstalige penvriend in Bukavu. Mijn heeroom had me die penvriend zelf aan de hand gedaan omdat het om een brave, katholieke jongen ging. Dat pakte anders uit. Deze brave, katholieke jongen schreef mij brieven over de onderdrukking door de Belgen en over zijn sympathie voor Patrice Lumumba. En dat laatste kon volgens mijn heeroom niet. Voor hem was Lumumba een “smerige communist”.
Maar het kwaad was geschied. Ook ik had inmiddels sympathie voor Lumumba, en dat leidde tot heftige discussies met mijn heeroom, die uiteindelijk zelfs geen woord meer met me wenste te wisselen. Na zijn terugkeer naar Congo heb ik geen contact meer met hem gehad. Hij is in 1970 in Bukavu gestorven. Lang geleden heb ik eens op het punt gestaan om naar Bukavu af te reizen. Niet zozeer om zijn graf te bezoeken, maar meer om te weten wat de mensen daar van hem dachten en hoe hij in het leven had gestaan. Want daar ben ik nooit achter gekomen. Ik heb er nog altijd spijt van dat ik die reis niet heb gemaakt, want mijn echte heeroom, die heb ik dus nooit leren kennen.