Veel kan ik mij van de Tweede Wereldoorlog niet herinneren. Ik ben precies in het midden van die oorlog geboren, december 1942, en de meeste herinneringen zijn uit de tweede hand. Maar er zijn ook foto’s bewaard gebleven en in die tijd logen foto’s nog niet. Op een ervan zit ik in een kinderwagen met houten wieltjes. Achter de wagen staat mijn tante Lies, langs de kant van de Elmpterweg in Maasniel. We zwaaien naar Duitse soldaten die op de terugweg zijn naar Duitsland. Dat moet zo rond januari, februari 1945 zijn geweest. Het is een zwart-wit foto en het kan dus zo zijn geweest dat we daar stonden om die Duitsers een hart onder de riem te willen steken, zo van: “Zet hem op: nog een paar kilometer doorlopen en dan zijn jullie weer in die Heimat.”

Maar zo was het niet, als ik tenminste de verhalen van mijn ouders moet geloven. Mijn tante Lies was niet zo van de Duitsers, en om hun het verlies van de oorlog extra in te peperen had ze mij gekleed in een rood-wit-blauw pakje en stond ze daar zelf in een oranje jurk. Dat was zó provocerend dat het ook gevaarlijk was. Waarom zou niet een van die Duitsers hebben gedacht: “We hebben die oorlog toch verloren, laat ik nog maar eens even mijn pistool of geweer tevoorschijn halen en die twee voor hun kop schieten?”

Mijn ouders waren, zo hebben ze me later verteld, erg ontstemd over die eenmansactie van tante Lies. Als ze daar in haar eentje was gaan staan, hadden ze er misschien nog vrede mee gehad, maar waarom moest ze mij zonodig in haar afkeer van het Duitse gespuis betrekken? Het had mijn dood kunnen worden! Nog geen drie jaren oud en dan al sterven voor volk en vaderland, dat ging hun te ver.

Ik heb me de laatste tijd afgevraagd wie die foto eigenlijk heeft gemaakt. En ook: hoe kan het dat mijn ouders niets hebben gemerkt van de verkleedpartij? Ik kan het ze niet meer vragen, want ze zijn al een hele tijd geleden gestorven.

Eigenlijk ben ik er altijd van uit gegaan dat het verhaal klopt, vooral vanwege die foto. Ik keek op tegen tante Lies. Ze was een vrouw van de wereld, die zich aan god noch gebod stoorde en haar eigen, excentrieke leventje leidde. Ik zocht haar in mijn jonge jaren veel op omdat ze me prachtige verhalen vertelde over de grote wereld, waarin ze leefde. Lang hebben die bezoeken overigens niet geduurd. Ze is jong gestorven, verteerd van het verdriet over de dood van haar minnaar uit Monte Carlo en geveld door darmkanker. Ik zou postuum een bos bloemen langs de Elmpterweg voor haar neer moeten leggen, maar de plek waar we stonden is er niet meer. Daar ligt nu een vierbaans autoweg richting Duitsland.