Meer dan vijftig jaar na het verschijnen van Jack Kerouacs On the Road, klassiek boek van The Beat Generation, is er dan eindelijk de verfilming. Het is de derde road movie die in korte tijd in de Nederlandse bioscopen gaat draaien. What’s up?

Sommigen hebben er meer dan een halve eeuw reikhalzend naar uitgekeken. Anderen hadden het liever nooit zien gebeuren. Toch verschijnt deze maand dan eindelijk de verfilming van Jack Kerouacs vervloekte, bewierookte en tamelijk ongestructureerde roman On the Road. Of Onderweg, zoals het boek in vertaling heet. Al in het jaar van publicatie, 1957, schreef Kerouac aan acteur Marlon Brando dat hij zijn boek, dat twee reizen door Amerika beschrijft, graag verfilmd zou zien. Francis Ford Coppola verwierf in 1968 de rechten, maar het lukte hem nooit een goed scenario te brouwen. Tot hij enkele jaren geleden de hulp inriep van de Braziliaanse regisseur Walter Salles.

De nieuwe release sluit een eigenaardige trilogie af. Na Nicolas Provosts The Invader en Paulo Sorrentino’s This Must Be the Place is het de derde road movie in de Nederlandse bioscopen in drie maanden.

Het idee van de road movie is zo oud als de klassieke Griekse schrijver Homerus, die zijn held Odysseus na afloop van de Trojaanse oorlog tien jaar lang op reis stuurde. Het is misschien ook wel het meest essentiële van alle filmgenres. In zekere zin is elke film een road movie waarin iemand van A naar B reist. Toch bestond het medium film al zo’n zeventig jaar voordat Easy Rider en Bonnie and Clyde de road movie eind jaren zestig tot een apart genre maakten waarin het asfalt het canvas werd waartegen het verhaal zich ging aftekenen. David Lynch bouwde er zelfs een heel oeuvre omheen. Maar zoals de titel van zijn film Lost Highway al aangeeft, bij Lynch is iedereen van de weg afgeraakt.

“De enige mensen die mij boeien zijn de gekken, degenen die alles tegelijk verlangen”, zegt Kerouacs hoofdpersoon in On the Road waarin het veelal gaat over seks, drugs en jazz. Over de reden kun je speculeren maar wat direct opvalt aan road movies is dat de hoofdpersonen bijna altijd buitenstaanders zijn. Easy Rider werd zelfs, net als On the Road, het symbool van een tegencultuur waaraan een hele nieuwe generatie zijn identiteit ontleende. Maar dan wel uit vrije wil.

Provosts The Invader is geen road movie als On the Road. Bij de Brusselse filmmaker geen beatniks of bikers of bankovervallers die flierefluitend langs Route 66 trekken. Provost had door dat de essentiële roadmovie van de 21e eeuw over de vluchteling moet gaan. Dat is de moderne reiziger. Een gedwongen reiziger. Gelukkig zag Provost ook in dat die vluchteling niet alleen een slachtoffer is. Hij is weliswaar gevlucht – en spoelt in de fantastische openingsscène letterlijk aan op het Europese continent – maar hij is ook hongerig en agressief.

Daartegenover staat de bijna totale passiviteit van Sean Penn in de bizarre roadmovie This Must Be the Place van Paolo Sorrentino, bekend van de prachtig operateske Il Divo over oud-premier Giulio Andreotti. Sorrentino is daarmee de laatste in een lange rij buitenlandse regisseurs die een road movie in de VS maakten. Had ie beter niet kunnen doen. Niet dat iemand na die twee eerdere films een gewone road movie had verwacht – laten we zeggen zoals On the Road: asfalt vreten en jeugdcultuur – maar This Must Be the Place is zo’n perverse exploitatieve rommel dat je je kunt afvragen of Sorrentino het genre met opzet failliet wilde verklaren.

Of is het een provocatie? Want Sorrentino is geen idioot. Hij weet wat hij overhoop haalt door een voormalige rockster op een melodramatische trip door de VS te sturen op zoek naar de SS’er die zijn zojuist overleden vader heeft gemarteld. Om dan uiteindelijk verlossing te vinden.

Sorrentino is een meester in het scheppen van sferen, maar schrijven kan hij niet. Il Divo was een en al atmosfeer, maar als het op tekst en plot aankomt, zoals in This Must Be the Place, grossiert hij in clichés. Waarom een road movie in de VS laten spelen als je niks nieuws over dat land te vertellen hebt? Je zou nog kunnen denken dat Sorrentino een soort road movie door de 20e eeuw wilde maken met de iconische figuur van de rockster als reisleider, gesitueerd in het land dat in diezelfde eeuw de wereld ging overheersen. Maar dat is het allemaal niet. Daarvoor blijft het te plat.

Op On the Road is lang gewacht. Francis Ford Coppola lukte het naar eigen zeggen nooit om er een goed scenario van te maken. Toen hij jaren de road movie The Motorcycle Diaries zag, over de jonge Che Guevara, huurde hij regisseur Walter Salles in voor het project. En nu, in 2012, aan het einde van een lange reis is het zover.

Laten we hopen dat On the Road meer wordt dan alleen een period piece, zoals Coppola heeft gesuggereerd. Alleen maar kijken naar rebelse jongens en meisjes uit de jaren vijftig gaat snel vervelen. Toch is de vraag naar goed of slecht niet eens zo boeiend. Wat het naast elkaar bekijken van deze drie road movies interessant maakt, zijn de vragen die daarmee op tafel komen.

Is die onderstroom van wanhoop en wantrouwen die The Invader zo pregnant voelbaar maakt, echt iets van de laatste decennia? Was die anders voor de rebellen, de gekken en de buitenstaanders in On the Road? Mij gaf The Invader het gevoel dat die onrust voor de vluchteling wezenlijk anders is. Die verliest op zijn nieuwe plek – andere mensen, andere regels, ander klimaat zelfs – elk gevoel voor richting. Dan had de rebelse Kerouac het nog gemakkelijk in eigen land.

En heeft de roadmovie zijn langste tijd gehad, zoals je na het pretentieus-postmoderne This Must Be the Place zou kunnen denken? Niet als je de film afzet tegen The Invader. Die bewijst dat de road movie nog steeds en dus steeds opnieuw kan doordringen tot de drijvende onrust van de reiziger, tot de wezenlijke eenzaamheid van de langeafstandsloper.