Johan Thorn Prikker maakte één van de allermooiste schilderijen uit de Nederlandse negentiende eeuw en hield toen op met schilderen. Hij wilde een kunstarbeider voor de gemeenschap worden. In Duitsland legde hij zich toe op monumentale wanddecoraties, mozaïeken en glasramen. Het dichtst bij zijn ideaal kwam hij met de kerkelijke opdrachten aan het einde van zijn leven.

“Ik heb eigenlijk genoeg van het schilderen (…) om ons heen gebeuren toch grootere dingen, éene vent die beweegt, die kracht doet, is toch meer waard dan een massa gepruts aan het een of andere ding. Bovendien gaat me dat gelul vervelen”, schreef Johan Thorn Prikker (1868-1932) toen hij 27 was. De schilderkunst dood verklaren, deden ze kennelijk ook al aan het einde van de negentiende eeuw – en in welke bewoordingen!

Maar ook binnen Thorn Prikkers eigen ontwikkeling was het een verrassende uitspraak.

Kort tevoren had hij De bruid geschilderd, een symbolistische voorstelling van het mystieke huwelijk van een vrouw met de gekruisigde Christus. Figuren, religieuze symbolen en abstracte patronen gaan ongemerkt in elkaar over. Golvende lijnen en zachte blauwgrijze tinten houden de compositie bij elkaar en verbeelden de eenheid tussen de mens en het Hogere. Terwijl zijn eerdere symbolistische schilderijen werden bekritiseerd om het vreemde kleurgebruik, oogstte De bruid meteen veel lof. Op de overzichtstentoonstelling van Thorn Prikkers werk in Düsseldorf hangt het doek enigszins onopvallend in een hoekje, maar als je even de tijd neemt, beginnen in je hoofd componisten als César Franck en Gabriël Fauré te klinken. Het is gestolde muziek – en een hoogtepunt in de Nederlandse negentiende-eeuwse kunst.

Voor de jonge, geestdriftige Thorn Prikker was het niet voldoende. Zoals meer kunstenaars in deze periode raakte hij in de ban van socialistische en anarchistische nieuwlichterij. Daarbij ging het hem meer om de spirituele dan om de materiële kant van de zaak. De kunstenaar, zo meende hij, was een ambachtsman, die “de ziel van het volk” moest ontwikkelen en de mensen “leeren dat ieder de godskiem dus natuurlijk allen hetzelfde in zich dragen” (zijn zinnen – evenals zijn manieren, aldus sommige tijdgenoten – hadden wel eens wat te lijden onder zijn fanatisme). Brave schilderijen-in-een-lijstje pasten niet in deze ambitie. In plaats daarvan wierp Thorn Prikker zich op de toegepaste kunst. Zijn batiks en meubelontwerpen probeerde hij via een mede door hem opgerichte onderneming in Den Haag aan de man te brengen.

Nog mooier was het als architecten, kunstenaars en ambachtslieden, als in een middeleeuwse Bauhütte gezamenlijk hun boodschap konden uitdragen. De mogelijkheid daartoe deed zich voor in 1902 bij de inrichting van villa De Zeemeeuw in Scheveningen, een ontwerp van de al even hooggestemde Belgische architect Henry van de Velde. Thorn Prikker maakte er zijn eerste monumentale wandschildering.

Toch bleven Thorn Prikkers idealen nog ver weg. Zijn batiks, meubelen en wanddecoraties waren duur en onbereikbaar voor ‘het volk’. Hij ging dan ook grif in op een uitnodiging om zich in Krefeld te vestigen. Hij kon er aan de slag als leraar aan de Handwerker- und Kunstgewerbeschule en zou in het industriële, snel groeiende Ruhrgebied meer kans maken op monumentale opdrachten. Dat laatste viel een beetje tegen, zodat hij zich aanvankelijk vooral bezighield met textiel en met ontwerpen voor monumentaal werk die uiteindelijk niet werden uitgevoerd. Het gaf hem de gelegenheid zijn stijl te ontwikkelen in een lossere, meer expressieve richting. Na een paar jaar en een verhuizing naar Hagen begonnen de opdrachten binnen te stromen. Hij bleef werken voor rijke particulieren, maar maakte daarnaast steeds vaker glasramen, wandschilderingen en mozaïeken voor theaters, stations, kerken en andere openbare gebouwen. Terwijl Thorn Prikker in Nederland vooral bekend is als symbolist, wordt hij in Duitsland gezien als één van de vaders van de twintigste-eeuwse monumentale kunst.

In zijn laatste jaren kreeg Thorn Prikker steeds vaker kerkelijke opdrachten. Zo maakte hij rond 1930 complete glas-cycli voor twee parochiekerken in Keulen. Met een inmiddels vrijwel abstracte vormentaal en lichtende kleuren zette hij de ruimtes volledig naar zijn hand. Uitgerekend binnen de kerk, zelden de meest vernieuwende instelling in de samenleving maar wel bij uitstek een plek waar alle sociale lagen elkaar ontmoeten, kwam hij dichterbij zijn ideaal van een spirituele ‘gemeenschapskunst voor het volk’ dan ooit tevoren.

De overzichtstentoonstelling van Thorn Prikker in Museum Kunstpalast was eerder te zien in Boymans Van Beuningen. De Duitse versie is iets minder uitgebreid dan die in Rotterdam en de opstelling maakt het lastiger de weg te vinden in de chronologie van Thorn Prikkers leven en werk. Daar staat tegenover dat in Düsseldorf origineel werk op locatie valt te bewonderen. Het huidige Museum Kunstpalast werd in 1926 gebouwd voor de tentoonstelling Gesundheitspflege, Soziale Fürsorge und Leibesübungen, ofwel GeSoLei, en voorzien van twee reusachtige mozaïeken en een trappenhuis met ramen van Thorn Prikker. Aan de hand van een gratis verkrijgbaar boekje is het zelfs mogelijk een Thorn Prikker-bedevaart te houden in de omgeving van Düsseldorf.

Johan Thorn Prikker. Mit allen Regeln der Kunst – vom Jugendstil zur Abstraktion. Tot en met 7 augustus in Museum Kunstpalast, Ehrenhof 4-5, Düsseldorf. www.museum-kunst-palast.de