Samen met Toon Hezemans van het Dutch Mountain Festival liep ik enkele jaren geleden rondom alle bruinkoolgroeves in Noordrijn-Westfalen, om een gevoel te krijgen bij de schaal ervan. Per groeve waren we twee à drie dagen onderweg. ’s Nachts sliepen we in een slaapzak in de sneeuw aan de rand van de groeve en in het door de inwoners verlaten dorpje Pier. 

Het plan om de afgravingen, tussen Keulen, Aken en Düsseldorf, in een groot meer te veranderen is intussen achterhaald, wegens watergebrek; het laatste megalomane idee van energiereus RWE, de eigenaar van de groeves, was om de Rijn dan tijdelijk om te leiden. Deze zomer is besloten dat de mijnbouw uiterlijk in 2030 stopt, 25 jaar eerder dan gepland. Bij wijze van compromis sneuvelen wel nog enkele dorpen. In totaal zullen dan bijna 50.000 mensen uit hun huis zijn verjaagd. 

Nu was ik er met fotograaf Mattias Jung die de protestbewegingen rondom de mijnen al jaren volgt, hij heeft er een mooi boek van gemaakt, Revier. Diezelfde dag bezocht ik Inge Broska, een 80-jarige performancekunstenares (en een van de eerste feministische activisten in Duitsland) die in haar huis in Jüchen een museum heeft gemaakt met voorwerpen die achter zouden blijven in haar gesloopte geboortedorp Otzenrath, een collectie handvegers, bakvormen, brieven, noem maar op. 

Bijzondere vrouw, bijzondere plek. Ze vertelde over het moment dat ze moest wijken voor de sloopkogel, ze was de laatste achtergeblevene in het dorp. Hoe op een ochtend de machinist van een graafmachine naast haar bed stond. ‘Goedemorgen mevrouw, tijd om te gaan.’

JOEP VOSSEBELD