Leon Verdonschot en Wido Smeets in debat over ontwikkelingen in de popmuziek. De onbeschoftheid van Nederlanders is langzamerhand spreekwoordelijk, ook in de concertzaal. In Duitsland werd een band ooit met de dood bedreigd. “Tötet Ideal.” Een jaar later kapten ze ermee.

Lang leve het publiek

Stuart Staples van Tindersticks liep vorige maand na drie kwartier van het podium af tijdens zijn concert in de Effenaar in Eindhoven. Hij was het geroezemoes van de zaal zat.
Een woordvoerder van de zaal zei in de krant dat hij het standpunt van Staples begreep, maar hij voegde er wel aan toe dat Staples als heel kritisch bekend staat.
Staples gaat er vanuit dat mensen die betalen om naar zijn optreden te komen, dan ook willen luisteren. Dat geldt inmiddels als een “kritisch” standpunt. Staples, een gentleman tot in zijn vezels, kent vast geen mensen als ‘Wil’, die onder het krantenbericht de volgende reactie zette: “Wacht ff, mijn geld en hij meent dan te beslissen dat ik mn mond moet houden als hij speelt?? moet niet gekker worden, wat een arrogantie”.
Ik blijf me verbazen over het Nederlandse verschijnsel van geouwehoer tijdens concerten. In de Verenigde Staten en Duitsland komt het veel minder voor, in Vlaanderen gewoonweg helemaal niet. Daar staan mensen te drinken en te praten tot de band op komt, dan staan ze anderhalf uur te drinken en te luisteren, en na de laatste toegift pakken ze het praten weer op. Vlamingen drinken veel meer, ook als ze nog moeten rijden – ik heb ooit een Vlaming in een café in volle ernst tegen zijn vrienden horen zeggen dat hij de dag ervoor te dronken was om te fietsen, “dus toen heb ik de auto maar genomen”. Maar door artiesten heen praten: nooit. Als het ouderwets is om te luisteren, dan bevind ik me bij voorkeur in een concertzaal vol ouderwetse mensen. Ook in een bioscoopzaal, trouwens.
Superieur aan weglopen is het plaatsen van een opmerking zo snedig, dat de ouwehoerder vanzelf stil valt. Niet veel artiesten kunnen dat. De twee die er in uitblinken, komen opvallend genoeg allebei uit Canada. Rocker Danko Jones, dit jaar op Pinkpop, wees vorig jaar in het Utrechtse Tivoli een maar doorpratende jongen in het publiek aan en imiteerde hem, als een klein kind dat om aandacht vroeg. “Me! Me! Me! That’s you.”
En singer-songwriter Fred Eaglesmith was een jaar daarvoor het treffendst. Hij zei: “It’s a monologue. ‘Mono’ is Latin for: one.” Toen wees hij naar zichzelf. En zo is het.

Op een tentoonstelling met werk van Georg Grosz in Berlijn kwam ik Blixa Bargeld tegen. Nou ja, een filmpje van hem waarin hij zich schatplichtig toonde aan de surrealist Grosz (1893-1959). Dat was schrikken, om twee redenen. 1. Ik had niet verwacht dat Bargeld nog in leven was. Sterker nog, hij zal er bijna ongeloofwaardig goed uit met zijn vollemaansgezicht. 2. De relatie tussen Grosz en Bargeld zou ik niet zo snel gelegd hebben.
Bargeld was jarenlang gitarist van Einstürzende Neubauten – hun muziek klonk als hun naam suggereerde – én van The Bad Seeds, de begeleidingsband van Nick Cave. Onverstoorbaarheid was het handelsmerk van dit wandelende knekelhuis. Zelfs toen Cave tijdens een optreden in de (oude) Effenaar in Eindhoven via de verwarmingsbuizen langs muren en plafonds kroop, verroerde Bargeld geen wenkbrauw. Het kon niet anders, of deze man was één shot verwijderd van de dood. Van een al dan niet kletsend publiek kan hij zich in die toestand niet bewust zijn geweest.
Maar die tijden zijn dus voorbij. Op YouTube zag ik een filmpje van een surrealistische performance van Bargeld uit 2009, en werd me duidelijk waarom hij zich verwant voelt met Georg Grosz. Net zoals het bij nader inzien niet zo vreemd is dat regisseur David Lynch met zijn beeldend werk, dat even surrealistisch is als zijn films, zo graag wilde exposeren in het Max Ernst Museum in Brühl, bij Keulen.
In Berlijn hoorde ik ook weer eens de muziek van Ideal, een Berlijnse band uit begin jaren ’80 die in zijn muziek, meer dan Einstürzende Neubauten, de sfeer van een ommuurde stad wist op te roepen. Na drie platen gaf de groep er al de brui aan, ze waren hun roem zat. Vooral in de punkscène werden ze gehaat. Op een damestoilet in een punkcafé trof zangeres Annette Humpe de kreet ‘Tötet Ideal’ aan. Ze begreep er niets van. “We hebben ons nooit tegen de punk afgezet, of ermee gekoketteerd.” In 1982 kapte ze ermee, ze was het publiek meer dan zat.