Echo’s uit het verleden.

Leon Verdonschot en Wido Smeets wisselen van gedachten over ontwikkelingen in de popmuziek.  Deze maand over disco en soul, over Boney M en Solomon Burke, en de opkomst van een stijlvast post-modernisme in de pop.

Heeft-ie 2011 toch net niet gehaald, Bobby Farrell. Net voor nieuwjaar overleden op de plek waar sterren horen te overlijden: een hotelkamer.

Een paar jaar geleden heb ik Farrell enkele dagen gevolgd voor een reportage. Hij was de man die een leven lang had weten te baseren op het succes van vroeger, en het leek alsof elk detail in zijn bestaan dat symboliseerde.

Ik zie de witte, verlengde limo nog voor me, die hem thuis oppikte. Farell woonde in het meest armoedige gedeelte van Bijlmer. De enige manier waarop de auto zijn huis kon bereiken was over het fietspad. Zijn flat was klein en bloedheet. De muur hing vol met gouden platen.

Zo gauw hij begon te zingen zag ik het publiek schrikken. Die stem konden ze zich niet herinneren van de Boney M-platen. Maar goed, dat was dus ook niet Bobby, ging al jaren het gerucht. Bobby gaf dat ronduit toe: hij had geen van die platen daadwerkelijk ingezongen. “Je hebt zangers, en je hebt entertainers,” zei hij. James Brown was een entertainer. En Bobby zelf ook.

Het mooiste beeld vond ik dat in de kleedkamer. Daar zat Bobby met zijn zangeressen. Het waren niet de originele. Die hadden een eigen band, die ook Boney M heette. Er waren op een gegeven moment zelfs vier versies van de band geweest. Toch kregen Bobby’s zangeressen geregeld een Boney M-plaat in hun hand gedrukt; of ze die wilden signeren. Fans zagen het verschil niet.

En iets verderop in de kleedkamer zat Bobby, de zanger die nooit de zanger was geweest. Maar wel kon dansen als geen ander, het resultaat van jaren lang naar Bruce Lee kijken en tegelijk blowen. Net voor hij op moest, zette Bobby een pruik op. Het was de pruik van zijn eigen oude kapsel. Limahl, de zanger van jaren tachtig-act Kajagoogoo, toerde zo jaren lang de Spaanse Costa’s af: met een tape, en een pruik van zijn eigen oude kapsel.

Die pruik: heel het leven van Bobby en al zijn geestverwanten zat erin.

LEON VERDONSCHOT

Ik was jong toen Bobby Farrell zijn grote successen had. In de jaren zeventig was Boney M hét gezicht van de disco, een subgenre waar glitter en glamour de boventoon voerden. Een kitscherig aftreksel van soul, meer was het niet.

In een gedegen essay beschreef Hester Carvalho enkele weken geleden in NRC Handelsblad dat de tijd dat we de popmuziek indeelden in stromingen, definitief voorbij  is. De new folk van bands als Fleet Foxes is geen protestsound zoals in de jaren zestig.  Herkenbare, tijdgebonden genres als punk, new wave en grunge, ze zijn er niet meer.  Popmuziek is niet langer een uitlaatklep van een generatie of een manier om jezelf uit te drukken.

Muziekliefhebbers beluisteren van internet geplukte potpourri’s van deuntjes op die muziekblender genaamd iPod. Popmuziek is een verzameling leuke liedjes die je kunt downloaden, that’s it. De notie dat muziek uit diverse lagen kan bestaan die zich pas na herbeluistering blootgeven, is vervaagd. Niemand kijk ervan op dat een best-of-plaat van een pleaser als Guus Meeuwis vier (van de vijf) sterren haalt in een recensie.  Dat was vroeger anders. Boney M werd in de muziekpers genadeloos afgeserveerd.

Disco was nooit mijn ding, maar dat ik als jongeling weinig ophad met soul heb ik mezelf nooit kunnen vergeven. Dat bijpassend kapsel & kleding me op het verkeerde spoor zetten, mag niet als excuus gelden: ik zat er vet naast, indertijd.  Aan de vorig jaar uitgebrachte cd The Promise van Bruce Springsteen, met afgestofte songs van eind jaren zeventig, hoor je hoe belangrijk soul was – en is. Dat geldt ook voor Hold On Tight, de prachtige plaat die Solomon Burke vlak voor zijn tragische dood opnam met De Dijk. In de De-Beste-Van-2010 lijstjes van Nederlandse popjournalisten die ik voorbij heb zien komen, kwam Hold On Tight niet voor. Een misser, ook omdat juist deze plaat het tijdsbeeld representeert waarin begrippen als stromingen en genres, en noties als tijd en plaats nog amper een rol spelen. De waardering voor platen als The Promise en Hold On Tight bewijst dat het publiek in het i-blender-tijdperk een potje stijlvast post-modernisme wel weet te waarderen. Gelukkig maar.

WIDO SMEETS