Leon Verdonschot en Wido Smeets wisselen van gedachten over ontwikkelingen in de popmuziek. Over de zin en onzin van interviews. “We zijn niet arrogant. We denken alleen dat we de beste band van de wereld zijn.”

Vanity Fair, het beste tijdschrift ter wereld, zette in februari Justin Bieber op de cover. Het werd de slechtst verkochte Vanity Fair in twaalf jaar. En het was nog een goed verhaal ook. People, een van de grootste bladen in de VS, zette Bieber ook op de cover. Het kostte ze een kwart van hun lezers. Zelfs de Teen Vogue, toch een tijdschrift waarvan de doelgroep lijkt te overlappen met die van Bieber, moest een cover met de tienerzanger bekopen met een forse oplagedaling.

Kennelijk is Justin Bieber voor veel mensen, verspreid over volstrekt verschillende delen van de samenleving, een reden om een blad niet te kopen.

Ik vroeg me af of er artiesten zijn wier aanwezigheid in een blad reden zou zijn om het te boycotten. Ik kan er geen een noemen, eigenlijk. Er zijn wel artiesten van wie ik de interviews niet meer lees. Niet omdat ze altijd hetzelfde zeggen – dat deed Harry Mulisch ook, en elk interview met hem las ik– maar omdat datzelfde zo oninteressant is.

De mening van Lenny ‘Peace!’ Kravitz over wereldvrede – nee, dank u. Anouk over foute mannen – ik weet het nu wel, word dan gewoon eens verliefd op een vent die deugt.

Marco Borsato over zijn zaken, War Child, zijn nieuwe album, over wat dan ook – ik heb nog nooit een zin uit zijn mond gehoord die niet klonk naar een matige marketeer.

Aan de andere kant zijn er ook artiesten voor wie ik ieder blad blind zou kopen, zelfs de Teen Vogue. Springsteen, Tom Waits: nog nooit een interview met hen gelezen waar niet minstens vijf mooie zinnen of lessen in stonden. Gene Simmons, Steve Tyler, Alice Cooper, Sammy Hagar: hardrocksterren sinds de jaren zeventig die snappen dat alles entertainment is, ook het geven van interviews. Lou Reed, Lemmy: amusant als ze er zin in hebben, maar nog amusanter wanneer ze chagrijnig zijn, en dat is gelukkig vaak zo. Maar mijn favoriet is Noel Gallagher. Hij is een standup comedian in het lichaam van een muzikant. De man die ooit over de Backstreet Boys zei “They should be shot”, over zijn broer “He’s like a man with a fork in a world of soup” en over zijn band: “We’re not arrogant, we just believe we’re the best band in the world.”

Binnenkort komt het debuutalbum van zijn nieuwe band uit. Ik verheug me er nu al op. Niet vanwege de muziek, maar vanwege de interviews die hij gaat geven.

LEON VERDONSCHOT

Aha, de Bieber-mania is kennelijk uitgewerkt. Dat kan slechts één ding betekenen: dat de volgende geplugde puber er weer zit aan te komen. Ook hij zal de covers van Vanity Fair en Teen Vogue halen, om een jaartje later roemloos te worden afgevoerd. Hopelijk loopt het niet zo beroerd met hem af als met de meeste van zijn voorgangers. Zag laatst een fragment van een optreden uit 2010 waar David Cassidy (de Justin Bieber van veertig jaar geleden) I Think I Love You zingt. Er was zelfs publiek op afgekomen, dat wil zeggen, alleen de eerste rijen kwamen in beeld. Daar stonden vrouwen, vijftigers met een kilootje meer, met de armen in de lucht mee te deinen.

Laatst kreeg ik foto’s onder ogen van mijn neefje van zeven wiens prachtige blonde krullen waren gerestyled (in dit geval: platgestreken met een stijltang) tot zo’n sluik emokapsel – om te lijken op Ralph Mackenbach, de winnaar van het Junior Eurovisie Songfestival 2010. Prachtige foto’s, waar ik erg triest van werd. Ik weet dat kinderen van die leeftijd zich graag identificeren met hun idolen, maar waarom zo’n geboetseerde sneuzel van zo’n nep-event?

Is alles entertainment? De (pop)muziek is allang opgeslokt door de amusementsindustrie, en de meeste popsterren gedragen zich ernaar. Alle interviews met hen kun je overslaan – de echte groten (die zich aan alle wetten onttrekken) uitgezonderd. Het zijn ook geen interviews, het zijn met ieders medeweten in scene gezette pr-stukjes.

Ook op andere terreinen merk ik dat ik interviews steeds vaker oversla. Laatst bladerde ik op een zondagavond de kranten van dat weekend terug om te checken hoeveel interviews ik daadwerkelijk had gelezen. Het waren er twee: met Joop Schafthuizen (de weduwnaar van Gerard Reve) en Thekla Reuten, de actrice. Ik kan er me nog weinig van herinneren, ondanks de hilarische onzin die Schafthuizen, alias Matroos Vos, weer ten beste gaf.

Het interview dat deze zomer het langst bij me bleef hangen, was dat met Maxime Verhagen in Volkskrant Magazine. Nu is Verhagen álles behalve rock ‘n roll, maar een minister die spiekbriefjes gebruikt tijdens een vraaggesprek, da’s best stijf. Net als zijn gespeelde verbazing toe hij vernam dat Nederlanders hem de minst betrouwbare politicus van het land vinden. Er gaat niets boven CDA-humor. “Feeding ducks in the park and wishing you were far away. That’s entertainment”, zong Paul Weller in 1980, toen nog in The Jam.

WIDO SMEETS