Tom Verlaine
Jarenlang heb ik op de tast mijn platen gekocht. Ik vrat recensies, als ze bevielen trok ik naar de platenzaak. Als de hoes oké was, en de songtitels in orde, kocht ik. Niks proefdraaien, iets wat snel bevalt, kan niet goed zijn. Zo heb ik mijn platenverzameling opgebouwd.
In 1978 en 1979 zat ik een jaartje in het buitenland. Ik herontdekte het lezen, en koesterde de popmuziek – die stond nogal op zijn kop die dagen. Ik herinner me een lange busreis, met veel bagage, en drie net gekochte platen die ik in de haast vergat mee te nemen. This Year’s Model van Elvis Costello, Adventure van Televison en iets van Supertramp (tja…) bleven achter.
Alle drie op de tast gekocht. Costello en Supertramp kwam je wel eens tegen op de radio, van Televison had ik nog nooit iets gehoord. De hoes beviel me, en de titels. De plaat klonk als een wake up call. Zo kon het ook! Uitgeklede songs, quasi stuntelige presentatie. Net als Talking Heads, nog zo’n uit dampende New Yorkse kelders naar boven gekropen band. Toch leken ze niet op elkaar. Talking Heads was als Bauhaus, Televison meer Jugendstil.
Television dreef op de muzikaliteit van Tom Verlaine, de melancholicus die zong zoals hij gitaar speelde, en gitaar speelde zoals hij zong. Herfstliederen; ik neem aan dat zijn naam een pseudoniem is, en een eerbetoon aan de 19e eeuwse Franse dichter Paul Verlaine.
Verlaine (Tom dus) schreef liedjes met titels als Foxhole, Postcard from Waterloo en Words from the Front. Hij was een van de eerste gitaristen in de popmuziek die melodieën speelde met een begin en een eind.
Bij het schrijven van deze rubriek heb ik me voorgenomen op mijn geheugen te varen, en het googelen te beperken tot titels en jaartallen. Zo kwam ik op YouTube uit waar ik de verleiding, o Eva, niet kon weerstaan en klikte op een met een gsm opgenomen fragment van een live-optreden van Television. Kennelijk treden ze nog op. Kwaliteit van beeld en geluid was bedroevend. Waarom doen mensen dit? Waarom verstoren ze zo mijn dromen over de majestueuze melodielijnen van Tom Verlaine?
Van Supertramp (welke plaat was het nou, die je bij je had in het buitenland? Waarschijnlijk Breakfast in America, die was toen net uit. Of Crisis? What Crisis? Blijft een geweldige titel, vooral in combinatie met de hoes: een man in een zwembroek op een terras te midden van een grauwe, dode wereld) hoef je dergelijke recente beelden niet te vrezen: het is zo ongeveer de enige band ter wereld waarvan ik in een weddenschap geld zou durven in te zetten op de stelling dat ze niet meer bij elkaar komen.
Het schijnt dat de twee genieën achter de band – Rick Davies en Roger Hodgson – de laatste jaren al apart reisden tijdens tournees. Ik heb ze allebei geregeld live gezien en kan me er veel bij voorstellen. Weinig mensen staan zo nors op een podium als Rick Davies, weinigen zo enthousiast, nou zeg maar gerust: blij, als Roger Hodgson. Zoals dat gaat bij bands die uit elkaar gaan: degene die de bandnaam houdt, houdt het publiek. Dus zag ik Supertramp jaren geleden nog eens in een uitverkocht Ahoy’. Ik ga nooit eerder weg bij concerten – niet eens uit principe, maar uit een kennelijk onwrikbaar geloof dat het vast nog wel goed komt – maar bij Supertramp heb ik de toegift niet gehaald. Davies had iemand ingehuurd die net zo hoog kon zingen als Hogdson, en zo zong hij dan ook: als iemand die was ingehuurd om net zo hoog te zingen als Hodgson.
Die Hodgson zag ik twee keer, op het onvolprezen Bospopfestival, en in de kleine zaal van de Melkweg, tijdens wat het begin van een glorieuze comeback had moeten worden, maar dat nooit werd. Hodgson ziet er uit alsof hij iedere dag begint met het herlezen van de Celestijnse Belofte en op Bospop had hij een decor van grote kamerplanten meegebracht. Toch kan ik geen enkele artiest noemen die met zoveel plezier zijn eigen klassiekers staat te zingen. In mei komt hij weer naar Nederland. Ik ga opnieuw kijken, want een artiest die verliefd is op zijn eigen nummers, moet je koesteren – vooral als je die verliefdheid deelt.