Terwijl de filmindustrie een steeds mondialere business wordt, ontwikkelt de regionale film zich tot een interessante niche. Naar voorbeeld van de artistiek én commercieel succesvolle Vlaamse film wordt er gesleuteld aan een Limburgse, pardon, Euregionaal filmklimaat. Er is talentontwikkeling, er is een platform, er zijn hardwerkende eenlingen, er is commitment. Wat nog ontbreekt, zijn de middelen. “De regels voor zo’n regionaal filmfonds zijn er. Nu de beslissing nog.”
Korte tijd had Maastricht een eigen filmfestival, het Made in Europe Filmfestival. Dat laatste woord is er vanaf gehaald, Made in Europe is inmiddels de verzamelnaam geworden van een reeks ‘filmmomenten’ gedurende het jaar die een verbinding moeten leggen tussen Europese filmmakers en een nieuwe generatie ‘Nachwuchs’ uit de Euregio. In plaats van het zoveelste filmfestival neerzetten, wil initiatiefnemer Lumière Cinema dat Made in Europa als katalysator fungeert voor regionaal filmtalent met een duidelijke signatuur.
Maar kan de buitenwereld het nog volgen?
De poedel, het beeldmerk van Made in Europe, is met de nieuwe koers aan het dolen geslagen, maar voor artistiek directeur David Deprez (Oudenaarde, 1976) is nu vooral de route van belang, niet de eindstreep. Die komt als het filmhuis in 2014 zijn intrek neemt in de Timmerfabriek, het Maastrichtse cultuurverzamelgebouw waar al jaren aan wordt gesleuteld. Van daaruit is het doorstomen naar 2018, wanneer Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa is. Althans, volgens het gewenste scenario. Pas over twee jaar weten we of die droom werkelijkheid wordt.
In de Limburgse context staat Lumière Cinema qua filmhuizen op eenzame hoogte, maar ook Heerlen, Sittard, Roermond en Venlo timmeren aardig aan de weg. (Lees ook “Het filmhuis is een avondje uit” van deze special). Volgens Deprez trekt er “een ware professionaliseringsgolf” door de Limburgse filmhuizen.
Maar een goed filmklimaat is meer dan een handvol goed draaiende filmhuizen. Zo wordt het maken van vrije filmproducties steeds moeilijker, beter gezegd: het financieren ervan. “Begin jaren negentig kon je bij de landelijke publieke omroepen je ideeën en producties nog kwijt. NOS en VPRO dachten toen nog vanuit de creativiteit van de maker en niet zozeer vanuit het onderwerp”, zegt documentairemaker Hans Heijnen. Op die manier kon hij zijn door en door Limburgse verhalen kwijt. Vaak leverde dat prijswinnende documentaires op, zoals De waterwolf van Itteren, Bokken en Geiten, Heilige Rosa, en Dodenweg – zonen van de Napoleonsbaan. “Tegenwoordig telt vooral wat goed scoort bij de kijkers,” zegt Heijnen (Sittard, 1957). “Net als in de Nederlandse film. Die wordt niet meer vanuit passie, en al helemaal niet meer vanuit persoonlijke urgentie gemaakt. Het is plat en commercieel.”
Terwijl over (het gebrek aan) de artisticiteit bij de Nederlandse film wordt geklaagd, trekt Gooische Vrouwen twee miljoen bezoekers naar de bioscoop, en steeg het marktaandeel van de Nederlandse cinema de afgelopen tien jaar van 6 naar 18 procent.
En in Limburg? Bij Hans Heijnen het begrip ‘Limburgse gaat er bij het begrip ‘Limburgse film’ niet meteen een lichtje branden, terwijl hij toch als geen ander de thema’s van zijn geboortegrond haalt. Toch loopt de provincie over van de filmplannen en ambities, en meestal reiken ze tot over de grens. Vanuit euregionaal perspectief, dus met steden als Luik, Genk en Aken erbij worden de netwerken ruimer, de stijl rijker en de geldpotjes talrijker.
Opvallend verschil: in tegenstelling tot in Nederland bestaan in België en Duitsland wèl regionale filmfondsen. Sinds een jaar of twee is producent Reinier Selen bezig om ook in Limburg zo’n regionaal fonds van de grond te krijgen. “In het buitenland is dat de normaalste zaak van de wereld, alleen in Nederland niet. Of het nu een fonds is van alleen overheidsgelden of aangevuld door private partijen.” Selen (Venlo, 1972) is eigenaar van productiehuis Rinkelfilms in Amsterdam dat de prijswinnende films Van God los uitbracht, over de Bende van Venlo, en Nothing Personal met in de hoofdrol de eveneens uit Venlo afkomstige actrice Lotte Verbeek. “Er heerst veel onbegrip over hoe het geld uit zo’n fonds terugkomt. Niet in harde return, natuurlijk, daar zit de denkfout. We moeten overigens ophouden te spreken over subsidies. Er is geen enkele sector die niet op de een of andere manier overheidssteun krijgt, alleen heet het dan geen subsidie maar investering. Zo moet je een regionaal filmfonds ook zien: een investering waar de regio op de lange termijn alleen maar baat bij heeft. Het is goed voor de lokale ondernemers, goed voor het toerisme en goed voor het imago van Limburg. Van God los werd aanvankelijk door de burgemeester van Venlo tegengehouden, maar tien jaar later wordt de film nog steeds gezien als een Limburgs succes.”
In de tussentijd zoekt documentairemaker Hans Heijnen noodgedwongen zijn toevlucht tot de regionale omroepen – die volgens hem steeds beter worden. Als ook door de middelen zijn opgedroogd, door Haagse bezuinigingen en de afschaffing van het Mediafonds, kan hij misschien wel aansluiten bij de Euregionale plannen.
“Je hebt maar een handvol mensen nodig die goed zijn. Als die opstaan en de kar gaan trekken, gebeurt er wat”, zegt Elbe Stevens. Zelf kwam hij vier jaar geleden uit Amsterdam terug naar Limburg om aan die kar te trekken. Hans Heijnen kent hem niet, maar aan filmminnend Zuid-Limburg kunnen de initiatieven van Stevens (Roermond, 1968) niet zijn ontsnapt. Na het oprichten van Cinesud, platform voor film- en televisieprofessionals in de Euregio, heeft Stevens met Lumière-directeur David Deprez een masterplan bedacht voor de ontwikkeling van filmtalent. Doel: het (laten) maken van korte films en deze in de selectie te krijgen van Europese festivals. De eerste lichting van beginnende acteurs, regisseurs, scriptschrijvers en producenten staat inmiddels in de startblokken. In januari kan de gang naar financiers worden gemaakt want dan is de aftrap voor de realisatie van twee kortfilms, met Stevens als producent. Hoe verschillend de twee, Deprez en Stevens, ook zijn en te werk gaan – de een gaat voor de selectie, de ander voor film in de brede zin – ze vinden elkaar in het zoeken naar continuïteit om de potentie van de Euregio op filmgebied zichtbaar te maken. Ook willen ze voor jonge filmmakers mogelijkheden creëren om door te groeien naar volwaardige professionals zonder dat ze halverwege de rit naar Amsterdam of Brussel afzwaaien.
Met de hoge concentratie kunstopleidingen in Maastricht waaronder de toneel- en kunstacademie, het Arcuscollege in Heerlen en de media- en designacademie in Genk hoeft er aan talenten in de Euregio geen gebrek te zijn. De talentontwikkeling begint bij het Huis voor de Kunsten Limburg dat met filmwedstrijden en –workshops jongeren op weg wil helpen. Zo is er het 4xf, het Fast Forward Film Festival voor jongeren tot 27 jaar die graag films maken en deze willen tonen aan het publiek. Het Huis zet die lijn door met het tweejaarlijkse Euregionaal Jongeren Filmfestival, samen met Aken, Düren en Eupen. “Ruim voordat het festival plaatsvindt, worden professionals uit de filmwereld uitgenodigd om hun kennis en ervaringen met jonge talenten te delen,” aldus Patricia Peters van het Huis voor de Kunsten. “Er zijn geldprijzen, de winnende films worden getoond in de Euregionale filmhuizen en ze worden uitgebracht op DVD.”
Dat het snel kan gaan, bewijst Maarten Diederen, winnaar van het festival in 2009 met zijn film Uomini d’onore. Hij is pas 21 maar runt samen met zijn compagnon Jeroen Daemen een eigen productiebedrijf in Schinveld. Bij Cinesud is hij twee keer geweest, wat hij ermee kan is hem nog niet helemaal duidelijk. Voor zijn netwerk zorgt hij vooralsnog zelf, en ervaring doet deze self made man voornamelijk op in de praktijk. Hoe dan? “Gewoon. Camera pakken en doen. Aangezien er geen verdienmodel zit aan de fictiefilms die we maken, zorgen we daar zelf voor met commerciële opdrachten zoals bruids- en bedrijfsfilms.” Kortfilms van twee tot drieduizend euro zijn zo nog wel te bekostigen, maar nu Diederen bezig is met een lange speelfilm, is die geldstroom te dun. “De opnames staan gepland voor zomer 2014, de begroting reikt inmiddels tot over een ton”, zegt Diederen, die voor het project op zoek is naar serieuze sponsors. “Bij het Euregionaal Jongeren Filmfestival van volgend jaar is het thema energie. Grote sponsor van het festival is het Duitse energiebedrijf Stawag. Naar zo’n sponsor moeten wij nu ook op zoek.”
Zolang er geen regionaal filmfonds is, moeten de gelden op die manier bij elkaar gesprokkeld worden. In de tussentijd is het wachten op de provincie. Reinier Selen: “De regels voor zo’n fonds zijn allang bedacht. Nu moet er alleen nog een beslissing komen.”