De voorbije zomer bracht modeontwerper Tim Van Steenbergen vooral in Parijs door. Hij werkte er samen met theatermaker Guy Cassiers aan een productie voor de Comédie Française. VEERLE WINDELS zocht hem op in zijn atelier in Antwerpen. ‘Ik ben toch echt de man van het maakproces, niet de man van de statements.’

De verf aan de voordeur is nog niet droog, wanneer we bij Tim Van Steenbergen aankloppen. In zijn statige woonst in Antwerpen, waar hij woont met man Jeoffrey en zoontje Bas, zijn werken aan de gang. Voor- en achtergevel worden in hun originele staat hersteld, het heeft ertoe geleid dat Tim zowat zijn hele modearchief in één kamer heeft moeten onderbrengen. 

Voor ons gesprek heeft hij enkele staalstoffen van zijn project in de Comédie Française in Parijs klaargelegd. Op tafel ligt vloeiende zijde, in een print die hij zelf heeft ontworpen door de stof in water onder te dompelen, dan in de diepvries te steken en van het resultaat vervolgens foto’s te maken. Het resultaat was niet alleen te zien op het toneel, maar is  ook verwerkt in drie modellen van zijden sjaals – te koop in de cadeauwinkel van de Comédie Française.

Tim Van Steenbergen (Turnhout, 1977) is niet de bekendste Belg in internationale modemiddens, wat zowat alles te maken heeft met zijn grillige parcours. Hij studeerde na een jaartje theaterkostuumontwerp wel aan de modeafdeling van de Antwerpse academie, maar na heel wat incognito freelancewerk bracht hij een eigen collectie uit die hij nu eens wel, maar meestal niet hij in Parijs toonde. Zijn eigen collectie is de laatste jaren een goed draaiend maar bescheiden project geworden: hij verkoopt zijn modelijn aan de betere winkels in België en daarbuiten. Met vooral basisstukken in mooie materialen, en de afspraak dat er geen kortingen op worden gegeven.

Een artistieke veelvraat was hij altijd al. In zijn Studio Tim Van Steenbergen tekende hij jarenlang schoenen voor herenmodelabel Ambiorix, bedacht nieuwe uniformen voor het personeel van het Openluchtmuseum Bokrijk, creëerde brillen voor het avant-garde brillenlabel Theo en ontwierp verlichting voor Deltalight – check model Metronome. Maar zijn grootste passie gaat uit naar theater en opera. Dat hij intussen zeventien jaar samenwerkt met Guy Cassiers, sinds 2006 artistiek directeur van het Toneelhuis in Antwerpen, mag niemand verbazen. ‘Guy vraagt me voor moeilijke producties’, zegt Tim, terwijl hij ons in een ruime kamer op de eerste verdieping een glas water voorzet. ‘Intussen weet ik dat. Daarom heb ik hem nu al gezegd dat hij me volgend jaar niks moet vragen, maar het jaar daarop misschien weer wel.’(Lacht)

Intussen werken jullie samen in De duivels, een bewerking van Erwin Mortier van een verhaal van Dostojevski. Voor de Comédie Française nog wel.

‘Klopt. Het is een project dat me al twee jaar bezig houdt, want ik realiseerde niet alleen de kostuums maar mocht ook de scenografie voor mijn rekening nemen. Op die manier maak je er echt één geheel van. Evident werken was het niet, want de eerste fittings voor de kostuums gebeurden via Zoom en pas in mei van dit jaar mocht ik terplekke gaan. Van 20 juni tot 20 juli zat ik fulltime in Parijs. De première dateert van 22 september, maar het stuk loopt nog tot januari en zoals gebruikelijk bij de Comédie Française worden repertoires zowat overal herhaald, dus het zal zeker worden hernomen.’

‘Het is een tijdschets van het conflict tussen generaties. We hebben het verhaal laten plaats vinden in een lege serre, waarin geschiedenisfragmenten getoond worden. Personages spreken nooit rechtstreeks met elkaar maar doen dat tegen het videobeeld. Guy sprak van bij het begin over een koude en kille omgeving en tegelijk over een hitte die de dingen verzengt. Dat contrast was de basis van alles. De serre hield de koude buiten maar tegelijk bleek het een erg kille ruimte. Een kilte die er dus ook was tussen generaties.’

Hoe pak je zoiets aan? 

‘Ik vertrek echt van de personages. In dit theaterstuk doen veertien acteurs en actrices mee en daarbovenop komen nog eens zes figuranten. Ik bouw voor elk van hen een kleerkast. Die komt in een persoonlijk mapje met prints voor onderkleding en bovenkleding. Mijn kostuums moeten er historisch uitzien maar ze zijn een citaat, een interpretatie van wat het zou kunnen geweest zijn, geen historisch kostuum. Voor sommigen moest ik dubbele kostuums maken, wat het extra complex maakte.’

Dat soort theaters heeft net als vermaarde operahuizen eigen kledingateliers met couturiers die alles nog met de hand maken. Sta je daar van te kijken?

‘Zeker. Het is bijzonder om te zien hoe artisanaal dames- en herenkostuums daar gemaakt worden. Dat gebeurt trouwens in aparte ateliers, omdat de techniek danig verschilt. In totaal werkt in beide ateliers samen een tiental vaste mensen en dan zijn er nog extra medewerkers voor de hoeden en de accessoires. Ze hebben iemand in dienst voor het verven, bijkleuren en patineren en er is zelfs een aparte pruikenafdeling. Dat moet wel, want de Comédie Française is ooit gestart met het theater van Molière. Zeventiende eeuw dus.’ Lachend: ‘Veel pruiken.’ 

Kan je daar dan als Belgische ontwerper binnen een toch wel erg Frans bastion jouw verhaal van maken?

‘Toch wel. Zo is alles gedrukt op biologisch afbreekbare stoffen die ik zelf heb laten ontwikkelen, in België nog wel. Toen ik aan de schoenen begon, dacht ik: eerst kijken in de stock om te zien wat er nog ligt. Resultaat: we hebben geen enkel nieuw paar schoenen moeten kopen. Ook zo kan je het verschil maken: geen honderden meters stof bestellen, zaken recycleren. Ze gingen er helemaal in mee.’

Tim Van Steenbergen: ‘Kijken en mouleren. Op de pop zetten. Afstand nemen. Daar geniet ik van.’ foto Marleen Daniëls

Je bent gewend van in operahuizen als de Scala te werken, waar het publiek erg veeleisend is. Was dat in de Comédie Française anders?

‘We zijn er heel goed onthaald. Het leuke is dat ze de pers pas na tien dagen toelaten, dan staat zo’n stuk er helemaal. Ze geven pet publiek de voorrang, en meteen leverde dat, ook op sociale media, goeie reacties op. Uiteindelijk doe je het voor het publiek, niet voor de pers. Toen de kranten kwamen kijken, waren wij alweer weg.’

Geeft dit soort theaterwerk je weer ideeën voor je kledingcollectie?

‘Het is een onophoudelijke stream of consciousness, je zet dat niet zomaar af. Toen ik onderzoek deed voor het project, kwam ik toevallig een boek over teruggevonden kleding uit Hiroshima tegen. Dan gaat zoiets in je hoofd leven en haal je daar van alles uit. Op die manier rol je van het ene project in het andere, gevoed door het onderzoek dat continu verder loopt. Maar of ik nu voor volgend seizoen ijsprints ga maken, daar ben ik nog niet uit.’

Kun je dit soort opdrachten makkelijk tussen je andere werk in doen?

‘Zo werkt het al jaren en het lukt me aardig. Maar dat we gingen schuiven met afspraken, zorgde wel voor extra stress. Ik weet dat ik in september zeer druk bezig ben met de modecollectie en dan moeilijk andere dingen kan aanpakken. Gelukkig hielpen ze me vanuit hun structuur in Parijs waardoor ik makkelijk kon schakelen.’

‘Het zou fantastisch zijn als we eens een expo konden maken rond de ontwerpers die kostuums maken voor dans, theater en opera. Maar helaas is dat voor het Modemuseum geen mode

Je brengt nog steeds een modelijn uit maar werkt in relatieve stilte. Ben je nog even actief betrokken bij de Antwerpse modescène als voorheen?

‘Ik word nog wel eens gevraagd bij een panelgesprek van Flanders DC (het kenniscentrum van de creatieve industrie in Vlaanderen, red) maar met de mensen van het Modemuseum heb ik minder contact. Het zou toch fantastisch zijn als we eens een expo konden maken rond de vele modeontwerpers die voor dans, theater en opera kostuums maken. Ik ben lang niet de enige, denk maar aan Dries Van Noten, Jean Paul Gaultier, Christian Lacroix. Zoveel designers zoeken graag eens andere scènes op. Helaas is dat voor het Modemuseum geen mode, dus komen we er op die manier niet in. Jammer.’

Je durft ook eens een seizoen te skippen met je modelijn.

‘Deze winter en komende zomer ligt er van mij niks in de winkel, nee. We zijn in de archieven aan het duiken en dat voedt me enorm, maar ik voel ook dat de esthetiek vandaag niet zozeer aansluit bij mijn manier van werken. Ik moet het altijd hebben van ambacht en van métier, maar dat is nu niet echt hip. Ik ben toch echt de man van het maakproces, niet de man van de statements. Erg vind ik dat hoegenaamd niet. Ik heb met mijn werk in Opera Garnier gestaan. Voor mij is het goed zo.’

Klagen modewinkels dan niet dat je er even mee stopt?   

‘Ze lieten me wel weten dat ik moet bellen, van zodra ik weer iets heb. Het Belgische modelandschap is ook niet meer wat het geweest is: er zijn veel goede winkels verdwenen. Ik heb heel bewust voor deze bescheiden aanpak gekozen. Wie heeft er trouwens ooit beslist dat we twee keer of vier keer per jaar nieuwe kleren op de markt moeten brengen? Ik vind dat het allemaal best wat trager kan lopen. Misschien overromantiseer ik het allemaal, maar het is gewoon een feit: er zijn te veel kleren. Nog steeds. Iedereen brengt tegenwoordig collecties op de markt en overal zijn er modeweken. Ik snap waar dat allemaal vandaan komt maar ik vind het niet logisch. Ik ben ook op het punt gekomen dat ik de dingen doe die ik echt wil doen. En dan doe ik ze ook. Op het moment dat het mij goed uitkomt.’ 

Wie heeft er trouwens ooit beslist dat we twee keer of vier keer per jaar nieuwe kleren op de markt moeten brengen?’

Kan je eigenlijk van je succes genieten?

‘Nee dus. Mijn partner wordt er gek van. Ik evalueer elk project meteen en sta er te weinig bij stil zodat er van genieten maar weinig in huis komt.’

Al een nieuw project in aantocht?

‘Ik ben met een boek over Guy Cassiers bezig, hij stopt bij het Toneelhuis. Heerlijk is het om daarmee bezig te zijn. Die man is van niks begonnen. Hij speelde in de huiskamer. En wie het ook zou denken: hij stopt bij Het Toneelhuis maar hij gaat verder met wat hij graag doet. Ik zie die man nooit stoppen.’

Dat ga jij toch ook nooit doen?

‘Ik wil blijven studeren. Blijven groeien. Kijken en mouleren. Op de pop zetten. Afstand nemen. Daar geniet ik van. Ik moet ook zeggen dat de coronaperiode me anders heeft doen kijken naar het leven. In 2019 is ons zoontje Bas geboren. Door corona was ik meer thuis en dat kwam goed uit. Van Bas heb ik het voorbije jaar zo genoten. Samen uit wandelen gaan. Samen eitjes rapen op het groene dak van het Pact, waar ze biologisch tuinieren. Sam is twee en een half. Een wereld is voor ons open gegaan. Voor het eerst in mijn leven gaat het niet langer om mij.’