Wido Smeets en Leon Verdonschot wisselen van gedachten over ontwikkelingen in de popmuziek en persoonlijke voorkeuren. Over overgave en passie, vroeger en nu.

“Zestiger Jimmy Page hoort zijn eigen voorbeeld, begint te stralen als een tiener en speelt de gitaar van het volk: de luchtgitaar.”

Baas boven baas

Toegegeven, het is me indertijd totaal ontgaan, het reünieconcert van Led Zeppelin, eind 2007. Vier maanden geleden was er, eindelijk, de bioscoopfilm. En nu, vijf jaar na dato, is Celebration Day in beeld en geluid verkrijgbaar op cd, dvd en blu-ray. De Zeppelin-jongens weten wel te pieken.

Celebration Day draagt de mythe met zich mee in de titel. Die luidt dat er wereldwijd twintig miljoen gegadigden waren voor de 80.000 beschikbare kaartjes voor die eenmalige reünie van The Zep, vijf jaar geleden in het O2-stadion in Londen. Elke andere band zou bij die aantallen gedacht hebben aan de villa’s, auto’s en privéjets die ze hadden kunnen kopen van veertig O2-gigs in plaats van één, maar de heren Page, Plant en Jones dachten daar anders over. Na decennialang klassiek rock ’n roll-geruzie was de vonk van de oude vriendschap weer terug, en die wilden ze brandend houden. Ze bestaan, popsterren die het materiële ontstegen zijn.

Led Zeppelin: zolderkamertjes, matrassen, met kurk afgebiesde visnetten, wierook, zelfgemaakte luidsprekers en een Akai-tapedeck ter grootte van een veilingkist (appels, geen peren). Drie akkoorden Stairway to Heaven (“geen idee waar die song over gaat”, zei tekstschrijver Robert Plant ooit) en ik ben helemaal terug.

Celebration Day is een bijzondere productie (heerlijke drummer trouwens, die Bonham junior), maar het concept is niet nieuw. Succesvolle bands van weleer die hun oldies in een nieuw, digitaal, geremixed en wat-niet-al-jasje steken, aangevuld met dvd en niet eerder uitgebracht materiaal. Intussen is er ook al de Vinyl Box, ook van bands uit het post-vinyl tijdperk, zoals Blur. Het zijn stuiptrekkingen van de wegkwijnende muziekindustrie die ervan uitgaat dat echte fans alles kopen. Het hebben is belangrijkere dan het luisteren.

Ik heb de Celebration Day-box niet gekocht. Noch de ‘re-machined’ opnames van Deep Purple, de box met 64 nooit eerder uitgebrachte nummers van de Smashing Pumpkins, of de box met de eerste acht cd’s van Green Day. Eigenlijk heb je het helemaal niet nodig, al dat oude werk, op vinyl, cd, geremixed, blu-ray of wat dan ook. Since I’ve Been Loving You, Lazy, Witchy Woman, Crippled Inside, The Bewlay Brothers, ze zitten tienerkamervast in mijn kop geklonken. Waar ze beter klinken dan welke gerepimpte versie ook.

WIDO SMEETS

Die Jimmy Page speelde een paar jaar geleden de hoofdrol in de documentaire It Might Get Loud, een film over drie gitaristen en hun ambacht. De andere twee waren The Edge en Jack White.

Drie gitaristen met ieder een volstrekt eigen geluid, en ook eigen opvattingen over wat het instrument vermag. White is van de puurheid, The Edge van de effecten. Ik zag U2 twee jaar geleden in Toronto en toen viel me opnieuw op hoeveel van hun klassiekers drijven op die volstrekt unieke riffjes van The Edge. Niet Bono, maar the Edge is het geheime wapen van U2. In de documentaire pakt hij uit een bak met cassettebandjes een willekeurige demo, duwt ‘m in een cassetterecorder en drukt op play. Je hoort hem alleen maar riffjes uitproberen. Twee, hooguit drie seconden: ah ja, het intro van Where the Street Have No Name.

En Page? Page is de hele documentaire zijn rustige, ingetogen, zelfverzekerde zelf. Hij geeft commentaar op oude live beelden van Led Zeppelin en zegt: “We waren zo op ons gemak op dat podium, dat we alles konden doen.” Hij heeft het over de optelsom van Bonham, Plant, Jones en zichzelf als de “muzikale hemel”. Niet op een snoeverige manier, integendeel, maar als de man die inmiddels met enige afstand terugblikt op wat hij met drie anderen voor elkaar kon krijgen. En over de voorwaarden daarvoor: “Passie, eerlijkheid en bekwaamheid.”

Hoe langer de ontmoeting met White en The Edge duurt, hoe meer de verhoudingen zich aftekenen. Hoe geestdriftig en creatief White ook, hoe inventief en grensverleggend The Edge, er is er in dit gezelschap maar één de opperbaas, en dat is Page. Met name White kijkt met zichtbaar ontzag naar de verrichtingen en uitleg van Page.

De Zeppelin-gitarist wordt ook gefilmd in zijn huis terwijl hij live-opnamen laat horen van Link Wray en diens klassieker Rumble. Het is een prachtige scene. Zestiger Jimmy Page hoort zijn eigen voorbeeld, begint te stralen als een tiener en speelt de gitaar van het volk: de luchtgitaar. Zelfs voor de opperbaas geldt: baas boven baas.

LEON VERDONSCHOT