Wido Smeets en Leon Verdonschot wisselen van gedachten over ontwikkelingen in de popmuziek en persoonlijke voorkeuren. Over live en playback, en alles wat ertussen zit. “Madonna had een excuus: die stond tegelijkertijd twee aerobiclessen en de Kamasutra af te werken.”

Laatst verbleef ik in de contreien waar karaoke niet alleen werd uitgevonden, maar ook een prominente vorm van volksvermaak is. Wanneer we hier met vrienden uitgaan, wordt het meestal een avondje karaoke, vertelt mijn gastheer met glimmende oogjes. Op een avond bracht hij ons naar een wijk vol karaokepaleizen, acht tot tien verdiepingen hoog, met enorme lichtreclames. We hebben gezongen, vals uiteraard, en gelachen – met een serieuze kop vals zingen is erg leuk om te zien. Niet om te horen. Dat karaoke tjokvolle zalen trekt, is een van de onoplosbare mysteries van deze tijd.

Ik heb gezongen, uit volle borst. jazeker. The Doobie Brothers, The Eagles, Steely Dan, klassiekers van de oudere jongere. Hemeltergend vals was het, maar bij de Clapton-classic Bell Bottom Blues bleken ook tekst en maatgevoel onoverkomelijke hindernissen. De permanente smile op het gezicht van onze gastheer, zelf zong hij prachtige liedjes in zijn moerstaal, bevroor ervan.

Enkele dagen later memoreerde schrijver/dichter Geert Buelens in NRC Handelsblad hoe wereldvreemd Joseph Beuys, met zijn idee dat iedere mens een kunstenaar is, ons indertijd toescheen. En hoe angstwekkend dichtbij dat concept vandaag de dag is. Weliswaar niet in de vrije, hiërarchieloze samenleving die hem voor ogen stond, maar in de Laat Kapitalistische Crisis die we nu doormaken. Misschien, zegt Buelens, is het viraal entertainment waar de media ons in laten verdrinken, wel het “ultieme verdoofmiddel”. En als ons dat net iets te onheilspellend (neo-)marxistisch in de oren klinkt, kunnen we in dat gebazel en gebral wellicht een voorbode zien van iets nieuws: we worden weer zelfvoorzienend. Ja, zelfs – jippie! –  op het gebied van de kunsten. Gedichten maken ging  ons al beter af dan gedichten lezen. Het aantal mensen dat een boek wil schrijven, overtreft inmiddels het aantal dat een boek wil lezen. Om over het knip- en plakwerk in de muziek maar te zwijgen: in het digitale tijdsgewricht is iedereen ook nog muzikant.

Het grappige is dat het ook vice versa werkt. Singer-songwriter Beck gaf zijn nieuwe plaat  de titel Song Reader, voegde er de bladmuziek aan toe, en riep luisteraars op hun eigen interpretaties op het web te plaatsen. Dat was niet aan dovemansoren gericht. De vrije en hiërarchieloze samenleving van Beuys vind je op het internet. Where else?

En ik? Ik zing D.I.Y. van Peter Gabriel. Uit volle borst, zonder publiek.

WIDO SMEETS

Ooit was het overzichtelijk.

Je had bands die live speelden. Zoals het hoort. Versterkers open, microfoon aan, en dan allemaal achter de drummer aan.

En je had bands die playbackten, bij Toppop en zo. Sommigen konden dat best aardig, doen alsof ze zingen. Dan twijfelde je zelfs even. Is hij nou écht zo goed live, of…?

Zelfs bij die heel goede playbackers voelde het altijd nog een beetje goedkoop. Nu je toch in een studio bent, met al die techniek om je heen, kun je dan niet gewoon écht spelen?

Dat was het. Je had live, en playback. En, vooruit: soundmix, en karaoke.

En je had Milli Vanilli.

Dat waren oplichters, uit dezelfde school als Boney M. Ze begingen twee zonden: ze hadden al die hits niet zelf ingezongen, en wanneer ze optraden was het playback met de belofte van live. Hier gingen twee werelden door elkaar lopen die tot dan gescheiden bleven. Toppop, maar dan in Ahoy’. Dat kon niet.

Inmiddels is de hele muziekindustrie in zekere zin verMilliet en verVanilliet.

Niet dat in de Ziggo Domes van deze wereld elke week artiesten staan te playbacken. Maar helemaal live spelen ze ook niet. Zangers worden live ondersteund door Autotune. Daardoor zingt zelfs Antony Kiedis een soort van zuiver. Drummers krijgen een extra laag, uit een computer, en achtergrondkoortjes komen van tape.

Ik herinner me mijn verbijstering toen ik jaren geleden U2 live zag, en onder de indruk was van hun volle geluid. En dat met drie man, de zanger speelt niet eens gitaar. Mijn gezelschap, met jaren ervaring in podiumproducties, lachte hard om mijn naïviteit. Inmiddels heb ik vaak aan de zijkanten van een podium staan om te weten dat er zo veel meer gebeurt met het geluid dan het publiek hoort, en ziet. En wíl zien. De verontwaardiging toen Dolly Parton een tijdens een optreden in Nederland iets te opzichtig niet alles live zong, was veelzeggend. We mochten het dan wel vermoeden, maar hoefden het niet te zíen. Ja, bij Madonna, maar die had een excuus: die stond tegelijkertijd twee aerobiclessen en de Kamasutra af te werken.

Stel, je zou afspreken dat een week lang elke band die optreedt dat honderd procent live doet. Het resultaat zou verbijsterend vaak afwijken van wat we gewend zijn. En soms zelfs klinken als een gemiddelde hoofdredacteur in een Oosterse karaokebar.

LEON VERDONSCHOT