Leon Verdonschot en Wido Smeets wisselen van gedachten over ontwikkelingen in de popmuziek en persoonlijke voorkeuren. Deze maand over de kwaliteit van het geluid en het spotten van nieuwe bands binnen zestig seconden. “De DWDD-minuut is de nationale norm. Bij Neil Youngs Like a Hurricane ben je dan nog niet bij het refrein.”

In de langverwachte maar zeer teleurstellende autobiografie Waging Heavy Peace beschrijft Neil Young dat hij veel tijd en energie steekt in het bedenken van nieuwe technieken om muziek op een moderne manier aan de man te brengen – maar dan wel met de geluidskwaliteit van vroeger. Volgens Young is dat namelijk de belangrijkste reden van de ineenstorting van de muziekindustrie: de bedroevende geluidskwaliteit van muziek tegenwoordig. Daardoor horen muziekliefhebbers niet meer wat ze vroeger horen, en daarmee voelen ze ook niet meer wat ze vroeger voelden.

Young kent een enorm belang toe aan de verminderde geluidskwaliteit, hij schrijft zelfs ronduit: “Het staat me niet aan wat er is gebeurd met de geluidskwaliteit van muziek: er zit nog maar heel weinig diepte en gevoel in, en mensen krijgen niet meer wat ze nodig hebben wanneer ze naar muziek luisteren, dus sterft die uit.”

Ik luisterde laatst via Spotify een van de best opgenomen albums die ik ken, Amused to Death van Roger Waters. Ik heb het heel vaak gedraaid, en ken de plaat heel goed, tot in detail. Op Spotify viel het me op dat sommige van die details, zoals Young suggereert, ontbraken. Het was voor het eerst dat ik zo duidelijk het verschil merkte tussen de manier waarop ik vroeger naar muziek luisterde (op cd) en de manier waarop ik dat de laatste tijd steeds meer doe (via Spotify dus). Ik vond het tegelijk geruststellend en verontrustend. Geruststellend, omdat ik bij al die andere albums kennelijk geen grote, opvallende verschillen had gemerkt. Verontrustend, omdat er ook steeds meer muziek is die ik alléén maar ken van Spotify, waarvan ik dan dus misschien, zonder dat ik het me realiseer, allerlei details mis.

En toch. Dat is bezwaarlijk, zeker. Maar maakt het mijn liefde voor muziek minder groot? Ik geloof er niets van.

Veel verontrustender vind ik een andere ontwikkeling. Laatst nam ik met enkele dj’s en artiesten plaats in een panel dat demo’s van beginnende artiesten moest bespreken. Van elke demo bleek een minuut te worden gedraaid. Zelfs de zaal, gevuld met vrijwel alleen muzikanten, nam zonder morren kennis van dat uitgangspunt. De DWDD-minuut is de nationale norm geworden. Bij Neil Youngs Like a Hurricane ben je dan nog niet bij het refrein. Dat is pas een bedreiging voor de muziekliefde.

LEON VERDONSCHOT

Een jaar of wat geleden interviewde ik pianist Ivo Janssen over zijn door zijn eigen platenmaatschappij Void Classics uitgegeven Bach-box. Twintig cd’s, 23 uur, 509 tracks met Janssens piano-interpretaties van alle klavierwerken van Bach, inclusief de Goldbergvariaties. Toen we kwamen te spreken over de teloorgang van de platenindustrie, gaf hij toe zelf nog amper cd’s te kopen. Ondanks de beduidend mindere kwaliteit ervan luisterde hij vooral naar zijn i-Pod vol gedownloade muziek. Daarop alle genres door elkaar, maar toch vooral klassiek, een genre waarin nuanceringen in dynamiek en klankkleur belangrijker zijn dan in, laten we zeggen, de dubstep.

Enkele weken geleden was ik in Keulen bij een concert van Radiohead. Een in allerlei opzichten imponerend optreden, hoewel ik er niet direct vier of vijf sterren op zou willen plakken (de hatemails van de Radiohead-gelovigen zie ik vol verwachting tegemoet). Te veel en te vaak leidde de experimenteerdrift van de gitaristen Jonny Greenwood en Ed O’Brien tot een muur van elektronisch geluid die, en hier komt de paradox, dankzij een loepzuivere mix kraakhelder door het Keulse ijshockeystadion trok.

Jammer van al die majestueus-mysterieuze melodielijnen waar Radiohead een patent op heeft, in Keulen werden ze door de band zelf met al die gestapelde batterijen aan techniek vakkundig vermalen. Misschien kwam het door de ongelukkige plek waar ik zat, tweede ring linksachter, honderdvijftig meter van het podium, maar nuances en details gingen verloren of ze zweefden net niet mijn kant op.

Of dit minder erg is dan het spotten van nieuwe bands in één minuut? Ach, bij de meeste door DWDD geplugde bandjes vind ik die zestig seconden speeltijd ruim voldoende. En bij boeken hanteer ik zelf een vergelijkbare techniek. Ik lees de eerste bladzijde, en probeer er vervolgens nog een of twee verderop. Als ik dan nog niet bij de kassa sta, hoeft het niet meer. Zo heb ik wellicht wat meesterwerken gemist, maar vast ook veel ten onrechte in druk verschenen gedreutel.

WIDO SMEETS