De Siberische kunstenares Lena Lapschina werkte twee maanden in Heerlen als artist in residence bij kunstplatform KuS. Haar verblijf resulteerde in de expositie My favourite late-night television watching pencil’s diary.
Op verzoek Zuiderlucht schreef ze een reportage over de Euregio. “Het zekere gevoel dat je in Heerlen niets kunt missen, zal verloren gaan.”
“I am a winner. I always win. Every day. Every morning I win a day.”
Naar de strekking van deze woorden zou mijn verblijf in Limburg en omstreken vorm krijgen. Al realiseerde ik me dat pas tijdens die feestelijke avond, een van de laatste voordat ik naar huis terugkeerde.
Tijdens die feestelijke avond bij The Great Indoors, waarop de tweejaarlijkse prijs voor interieurontwerpers wordt uitgereikt, ontmoette ik architect Wiel Arets die me bovenstaande mooie uitspraak toespeelde. “Ik ben een winnaar. Ik win altijd. Elke dag. Elke morgen win ik een dag.”
The Great Indoors Award is een prachtige uitvinding van Guus Beumer, de man achter Marres, het invloedrijkste podium voor eigentijdse cultuur in Maastricht. Het levert veel op wanneer men van tijd tot tijd bij Marres binnenloopt. Goed gemaakte exposities in een prachtig pand, diepgaande debatten over zin en onzin van de depressieve levensopvatting in kunstenaarskringen, aardige mensen (echte Maastrianen) en aanbevelingen voor aankomende must sees.
Zo belandde ik op een villaparty ten huize van Jeu en Netty van Sint Fiet, aan de rand van de stad, waar binnen en buiten sculpturen staan. De grote namen ontbreken niet in deze privé-collectie. De sculptuur van Joep van Lieshout op de rotonde is geen voltreffer, maar de rest van de collectie Van Sint Fiet is oké, inclusief de inrichting van diens huisartspraktijk die Van Lieshout voor zijn rekening heeft genomen.
Een zweem Miami Beach, van de befaamde privé-collectie van Don en Mera Rubell en hun kinderen, hier in een buitenwijk van Maastricht. Met een ander kunstminnend publiek, natuurlijk. Zoals Kiki Niesten, die net met haar tweelingdochters een secondhand glamour *) webwinkel heeft geopend. Van haar heb ik het meest idiote cadeau van mijn leven gekregen: pudding met fabrieksslagroom, in alle ernst het enige dessert in deze aangename regio. Of de Duitse curator Lene ter Haar, werkzaam in Schunck* Glaspaleis in Heerlen. Via Lene kom je niet alleen op het spoor van de door haar geleide B32 Art Spice expositieruimte in de Maastrichtse Bourgognestraat, maar leer je ook alle Nederlandse krakertradities kennen – voor net aangekomen buitenlanders een wereld vol totaal geromantiseerde raadsels.
Ontwerper Maurice Mentjens neemt me vanuit de villa Van Sint Fiet mee naar de jubileumparty van het Bonnefantenmuseum waarvan de feestelijk belichte toren naar de Maas wuift. Gastheer Alexander van Grevenstein feest mee met de pas geopende, royaal bemeten expositie van de kleine schilderijtjes van Elizabeth Peyton, en belooft me een betere artistieke benutting van de pregnante Rossi-toren.
Maastricht is een studentenstad met ontelbare mogelijkheden een kunstenstudie op te pakken (Academie Beeldende Kunsten Maastricht, Jan van Eyck Academie), waarvan de helft van de studenten uit het buitenland komt. Once upon a time een kerkenstad, heeft Maastricht nu tal van godshuizen die met een andere functie proberen voort te bestaan, bijvoorbeeld als boekwinkel of designhotel. Het belangrijkste stadsplein heeft een veelbelovende naam – Vrijthof (begraafplaats) – en is bereid elke stadsfeest onderdak te bieden. Het kan het zuipfeest zijn van de carnavalsopening op 11 november met de daaropvolgende massale pisperformance aan de Maas, een openluchtconcert van de grote stadszoon André Rieu of de mobiele digitale projectie van Dropstuff, een project van Marres. Met de ogenschijnlijk massaal voorhanden zijnde academietalenten stelt Hedah, nog zo’n ruimte voor hedendaagse kunst, zijn programma samen. Kortgeleden werd hiervoor een nieuwe ruimte met diverse verdiepingen betrokken. Er is een projectieruimte in de kelder, een soort bar in het trappenhuis (waar het mogelijk is op één avond alle protagonisten van de plaatselijke kunstenaarsscène te ontmoeten) en het perspectief van bovenregionale exposities.
Het enige nog niet genoemde cruciale platform voor eigentijdse kunst ligt vlakbij Marres. Als voormalige stedelijke brandweerremise wordt ’t Brandweer, net als cultuurhuis AINSI aan de zuidkant van de stad, door de gemeente ondersteund als combinatie van kunstenaarsateliers en presentatieruimte: een perfecte plaats om grotere installaties te tonen. In de buurt ligt ook nog Kunstkwartier 6211. Op het eerste gezicht een vermijdbare plek. Bedoeld als ontmoetingsruimte voor kunstenaars en wijkbewoners is de ruimte ingericht als een slechte commerciële galerie. Maar het is de moeite waard om door deze ‘stijl’ heen te prikken en plotsklaps een geestige installatie van Han Rameckers te ontdekken. Zijn intellectuele parallelbeeld in de persoon van de alles bevragende Jaap de Graaf brengt – los van een bijna klassieke kunstenaarsbeleving – iedereen altijd weer terug naar de fundamentele vragen ‘waarom ben ik hier’ en ‘waarom maak ik dit eigenlijk’?
Antwoorden zijn er natuurlijk niet, zoals altijd. Hetgeen Dave de Leeuw totaal niet schijnt te interesseren. Deze jonge kunstenaar neemt alles zoals het is en probeert daarbij zijn plaats te markeren, bijvoorbeeld met een ontregelende urbane animation-on-found-footage installatie. Of met kleine stedelijke ingrepen, een mix van graffiti en collages, die hij over de Maastrichtse straten verdeelt.
Minder dan een uur in een hobbelige bus kost het om bij Z33 te komen. De imposante tentoonstellingsruimte in het Belgische Hasselt wordt geleid door de geëngageerde Jan Boelen. Parallel aan design- en kunstprojecten in de openbare ruimte probeert hij in 2012 de nomadische biënnale Manifesta naar beide Limburgen te halen. Voormalige mijngebouwen aan beide zijden van de grens bieden zowel de ruimte als het decor voor zo’n internationale tentoonstelling van eigentijdse kunst.
Wat in het nabijgelegen Luik nog grote problemen met zich meebrengt, is de eenkennigheid qua taal in die stad die sterk contrasteert met de overwegend meertalige samenleving aan de Nederlandse kant van de grens. Zelfs bij het informatiepunt in het pas aangelegde station van architect Santiago Calatrava spreekt men uitsluitend Frans. Dat geldt ook voor andere plaatsen in de stad zoals in Espace 252 en zijn baas Laurent Jacob, en in het Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain (MAMAC). Dit museum ligt in het park Boverie, op een eiland in de Maas. Het is gehuisvest in een voor de Wereldtentoonstelling 1905 gebouwd paviljoen. Een prachtige locatie, maar niet bereikbaar met openbaar vervoer. Dat is niet echt tragisch omdat al te grote inspanningen om er te komen tot niets leiden: de mogelijkheden van gebouw en collectie zijn door de museumleiding slecht benut. Een radicaal nieuw concept zou wonderen kunnen doen.
Vanuit Luik kan men wel weer met de Thalys naar Parijs, of met een filmrijpe 19e eeuwse Belgische trein de Duitstalige grensstreek rond Eupen verkennen. De regio ruikt naar de eertijdse steenkoolwinning en staalindustrie en worstelt tegenwoordig met de pijnlijke gevolgen van ontvolking, half leegstaande voorsteden en werkloosheid.
De stad Aken is evenmin rijk, maar heeft wel de rijke geschiedenis van Karel de Grote, de Dom en de befaamde Aachener Printen. Verder heb je er het museum Ludwig Forum, waar ik een tentoonstelling zag met hyperrealistische tekeningen met een niet al te interessant Made in China sausje. Ook was er een verzameling ultragrote zakdoeken-reliëfs die evenmin beantwoordden aan de kwaliteit die je bij zo’n museum zou mogen verwachten en enkele werken van plaatselijke kunstenaarsgroepen, zoals het aanstekelijke Frauen-Power-Kollektiv.
Vanuit Aken ben je in een kwartier terug naar de meest zuidelijke stad van Nederland, Heerlen. Voormalig centrum van de nationale steenkoolindustrie, met veel geconserveerde arbeiderswijken (‘koloniën’) en Schunck* Glaspaleis. What the fuck is Schunck*?, vraagt zich niet alleen een T-shirt in het voormalige warenhuis van die naam zich af. Tot voor kort was het een archetypisch kleinstedelijk cultuurcentrum, met een beetje bibliotheek, een beetje bioscoop en een beetje kunst. Daar kwam een abrupt einde aan met de entree van Stijn Huijts. De nieuwe directeur die hiermee terugkeerde naar zijn geboortestad is een soort cultfiguur met hedendaagse kunstervaring én een muzikaal verleden in de Rick Nolov Band in zijn rugzak. Alles in de omgeving van deze cool guy moet hip worden.
Schunck heeft maar één concurrent in Heerlen en dat is Kunstencentrum Signe, tegenwoordig onder de nieuwe naam kuS. Beide podia zijn vrij toegankelijk en proberen synergie te creëren, zoals in december De Salon in Schunck en de jaarlijkse Coming Home for Christmas in kuS. Hoewel in financieel en in dit voorbeeld ook in curatorisch opzicht (Tom Goossen, Cynthia Jordens en Lene ter Haar bij Schunck versus Toon Hezemans bij kuS) duidelijk de mindere, heeft kuS zich de laatste jaren behoorlijk opgewerkt. Corporate- en webdesign vallen onmiddellijk op. Samen met een denktank presenteert Toon Hezemans een poppy programma om de stad voor kunstenaars en gemeenschap aantrekkelijk te maken. En sommige kunstenaars blijven er ook daadwerkelijk hangen. Zoals de Fransman Jean-Michel Crapanzano, die zijn atelier heeft in een leegstaande winkel aan de Akerstraat, en Wouter Huis die uit Groningen kwam om in Hoensbroek het zogeheten Greylight Project, inclusief gaststudio’s, op te richten. Als het zo door gaat, kan men zich over een tijdje de gangbare vraag ‘Wat doe je in ’s hemelsnaam in Heerlen?’ besparen, daar is Toon Hezemans van overtuigd. Sommigen, zegt hij, zijn bang voor dat moment. Het zekere gevoel dat je in Heerlen niets kunt missen, zal namelijk verloren gaan.
Boven alles verwart en betovert deze regio, met haar afstanden en haar afstandloosheid. Het is inderdaad mogelijk van hieruit een maand lang elke dag een andere plek te bezoeken. Parijs of Brussel, Amsterdam of Rotterdam, Bonn of Keulen, Hasselt en Genk, Sittard en Roermond, Herzogenrath en Düsseldorf, Aken of Heerlen, Eindhoven of Utrecht, Luik of Antwerpen.
Ooit moet ik hier terugkeren.
(Vertaling: Wido Smeets)
*) Secondhand Glamour is een beschermd merk van Lena Lapschina.
Lena Lapschina (Kurgan, West-Siberië,1965) studeerde in Moskou en Wenen, waar ze in 1996 promoveerde op de hedendaagse architectuur in die stad. Ze bleef er wonen en werk er nu als kunstenaar en curator.