Ontwerper Victor Papanek, een van de grondleggers van social design, zocht graag de extremen op. WIDO SMEETS nam vóór de lockdown een kijkje in de Papanek-expo Design for the Real World in C-mine in Genk.
Het geromantiseerde beeld over de jaren zestig mag intussen zijn genuanceerd en gerelativeerd, toch menen we het gevoel te herkennen dat past bij begrippen als flower power, Woodstock en ‘make love, not war!’.
Voor wie recenter op aarde viel en niet weet wat die houding teweegbracht: denk aan de wereldwijde demonstraties over Black Lives Matter. Zo ging het er vijftig jaar geleden ongeveer aan toe bij anti-racisme en anti-Vietnam-demonstraties. En ja, het waren de recentelijk zo gehekelde boomers die indertijd zingend en dansend over straat gingen, onvermoeibaar vechtend voor een betere wereld.
Op universiteiten werd volop gedebatteerd over de uitputting van minerale grondstoffen, de vervuiling van lucht, bodem en water en het toenemend gebruik van wegwerpproducten en verpakkingsmateriaal. Ook dat thema wint nog steeds aan urgentie nu president Trump gemaakte milieuafspraken per decreet naar de prullenbak verwijst en in Brazilië meer in plaats van minder tropisch regenwoud wordt afgefakkeld.
Tot de intellectuele aanjagers van dat debat, vijftig jaar geleden, behoorde Victor Papanek (1923-1998), industrieel ontwerper, universitair docent en een van de invloedrijkste denkers over design. Papanek was geen designheld zoals generatiegenoot Charles Eames, zijn biografie beschrijft het leven van een criticus en een bij tijden ongrijpbare outsider.
Opgeleid als ontwerper raakte de jonge Papanek in de designpraktijk van na 1945 al snel gedesillusioneerd; het denken in nauw omschreven doelgroepen stond hem zo tegen dat hij al snel naar andere manieren zocht om zijn ideeën onder de mensen te brengen. Veel meer dan zijn ontwerpen gelden zijn colleges, publieke optredens en geschriften nog steeds als leidraad van veel ontwerpers en designers van nu. Zijn conceptuele ontwerpen waren met name bedacht voor de leefwereld van kinderen, ouderen en mensen met een beperking.
Dat zijn kijk op design tot de dag van vandaag invloedrijk is, komt vooral door zijn in 1970 verschenen standaardwerk Design for the Real World, een boek dat her en der een cultstatus heeft bereikt. ‘Zijn belangrijkste ontwerp was zijn boek’, zegt Alison Clarke van de Papanek Foudation in Wenen zonder een spoor van twijfel in haar stem. Al vóór corona trok ze met een Papanek-tentoonstelling door Europa. Nu is de presentatie te zien in Genk, in het najaar in het Design Museum in Den Bosch. ‘Het boek is een manifest tegen de kapitalistische kijk op design’, zegt Clarke. ‘De problemen die hij aan de kaak stelde, zijn nog steeds niet opgelost.’
Design for the Real World geldt als het meest gelezen designhandboek ooit. Het was niet alleen een baanbrekend werk over sociaal en ecologisch duurzaam design, het was ook een boek dat een stem gaf aan tegenculturen. Vanaf 1970 vormden boek en Papanek samen de belichaming van een tegencultuur. Hij stelde niet alleen de gevaren van de massacultuur en de nadelen van de consumptiemaatschappij, die net op volle toeren raakte, aan de kaak, hij beschreef ook de rol van het design in dat geheel.
Volgens Papanek dragen designers een verantwoordelijkheid voor de ecologische schade die massaproductie toebrengt aan de wereld. Tegelijkertijd ziet hij design als een instrument voor politieke verandering. Ontwerpers staan immers mee aan de wieg van alle producten waarmee we ons omringen: van speelgoed tot militair materieel, van sportkleding tot beveiligingssystemen. En vrijwel altijd doet zo’n ontwerp een uitspraak over zowel het gebruik als de gebruikers.
De vraag die iedere ontwerper zich op enig moment zal stellen, luidt: voor wie ontwerp ik eigenlijk? Wiens wereld maakt de Nike-ontwerper beter wanneer hij modieuze maar bovenal ‘beschermende kleding’ bedenkt? Een security-systeem voor speeltuinen: is dat heilzaam voor de kinderen, of juist niet?
Louter op techniek en vorm gebaseerd design gaat volgens Papanek voorbij aan de echte behoeften van de mens. Hoewel hij al meer dan twintig jaar dood is, kunnen we ervan uitgaan dat hij niet per se een fan zou zijn geweest van Apple-oprichter Steve Jobs en diens motto: het product creëert de behoefte. De ecologische schade die deze zienswijze nog steeds aanbrengt, raakt de kern van zijn kijk op design.
‘Er zijn beroepen die schadelijker zijn dan dat van industrieel ontwerper – maar het zijn er niet veel.’
Als tiener wist de in Wenen geboren en opgegroeide Victor Papanek ternauwernood te ontsnappen aan de nazi’s. In 1939 kwam hij met zijn moeder aan in New York. Als berooide immigranten belandden ze vanuit de Weense bourgeoisie rechtstreeks in de Lower East Side in New York. Materieel en mentaal was het een cultuurschok die Papanek voor de rest van zijn leven heeft getekend. Het gevoel van verantwoordelijkheid dat hij op jonge leeftijd ontwikkelde voor zijn moeder, vormde zijn karakter voor de rest van zijn leven. Er waren vijf vrouwen in zijn leven die ieder voor zich niet van het bestaan van de anderen wisten. Zijn claims waren kennelijk onverbiddelijk.
Een ontwerper heeft een bij uitstek politiek beroep, met grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. ‘Er zijn beroepen die schadelijker zijn dan dat van industrieel ontwerper, maar het zijn er niet veel.’ Je kunt je als ontwerper niet buiten de maatschappelijke realiteit stellen, vond Papanek, al heeft die medaille ook een keerzijde.
Zo gaf hij goedbetaalde lezingen bij Dow Chemical, een van de meest vervuilende bedrijven van zijn tijd.
Hoe hij dat voor zichzelf rechtvaardigde? Alison Clarke heeft er geen antwoord op, behalve dat zulke morele dilemma’s van alle tijden zijn. ‘Het was het pre-internettijdperk. Hij greep elke gelegenheid aan om zijn ideeën onder de aandacht te brengen. De grootste research-budgetten zaten in die tijd bij defensie; ook daar maakte hij gebruik van. Het is dezelfde vraag die een ontwerper zich nu zal stellen als hij of zij een door Google gefinancierd onderzoek mag doen.’
Vanuit zijn interesse in de antropologie leefde Papanek tussen indianen en eskimo’s. Ook werkte hij een tijd in een psychiatrische kliniek – waar hij constateerde dat vrijwel alle gebruiksvoorwerpen niet pasten in de omgeving waar ze werden gebruikt. Over ‘vergeten minderheden’ als kinderen, vrouwen, ouderen en gehandicapten ontwikkelde hij ideeën onder de noemer ’Is er hier iemand normaal?’ Zijn kernvraag: kan design daadwerkelijk de zelfstandigheid en zelfbeschikking van mensen bevorderen?
In al zijn maatschappelijk engagement moeten we hem niet misverstaan, zegt Amelie Klein van Vitra Design Museum in Weil am Rhein, waar de tentoonstelling vandaan komt. ‘Voor Papanek was social design geen middel om de wereld te redden. Je kunt er wel vragen over stellen, en het debat beginnen.’ Dat proces duurt nog steeds; ze maakt er zelf deel van uit. ‘Bij de erfenis van Papanek hoort ook dat Vitra als wereldwijde designfabrikant de mensen via tentoonstellingen als deze oproept om vooral kritisch te blijven.’
WIDO SMEETS