Bijna ongemerkt nemen textiele vormen hun oude positie in de beeldende kunst weer in. Voor insiders geen verrassing, de mogelijkheden van stoffen en garens zijn letterlijk eindeloos. “Weet je, ik heb ook een versie in acrylverf gemaakt.”

Na een succesvolle jachtpartij pronken met je prooi. Je zet jezelf met een hertenhoofd op de foto, je vrienden lachen mee. De foto via het world wide web verspreid, en de hele wereld lacht met je mee. Hier en daar schudt iemand het hoofd. Of maakt er kunst van.

Zoals Gerrie Laudy. Op een avond stond de foto op het scherm van haar computer. “Afschuwelijk”, zegt ze peinzend. En tegelijkertijd fascinerend. Gerrie Laudy (Sittard, 1963) ging met de Amerikaanse trofeefoto aan de slag. Ze borduurde de scène fijntjes op een vliesdun kanten zakdoekje, met in zorgvuldig gestikte letters een macabere titel: Tom is Having Fun.

In haar kelderatelier in een Venlose buitenwijk vouwt Laudy een tweede versie van hetzelfde tafereel open: Oh no, Not Tom Again. Vanaf een tweeëneenhalf meter hoog zacht weefsel van jute, wol en kant staren mij de lege hertenogen aan van een in het wit geklede moordenaar. Bijna had ik mijn hand uitgestrekt om die bloederige armen – heel even maar – te strelen.

Zou je Laudy’s werk in een filmgenre moeten uitdrukken, dan was het een Roman Polanski variant van The Beauty and the Beast. Wat elkaar hoort af te stoten, omhelst elkaar: bloed en maagdelijk wit, gruwel en zachtheid.

Hoewel ze is opgeleid als schilder zijn bij Gerrie Laudy textiele materialen een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Ziet zij zich nu dan als textiele kunstenares? Ze aarzelt, kijkt naar een serie schilderijen die tegen de muur leunen.

Vanwaar de twijfel? Textiel is sinds de mensenheugenis onderdeel van de beeldende kunst. Een tijdlang was er een kneuterig imago, maar nadat directeur Peter Buergel van Documenta XII in 2007 tapijten en theedoekjes tussen de hedendaagse kunst liet opduiken, kan het weer. De actie van Buergel was meer dan een statement over de continuïteit in de textielkunst. Er sprak respect uit voor het ambacht, en erkenning van textiele toepassingsvormen.

Net als tekeningen, gouaches, grafiek en noem de sub-genres maar op, wordt textiel door musea, kunstmarkt en publiek weer series genomen

In de expositie Kunst und Textil zette het Kunstmuseum in Wolfsburg onlangs de betekenis van textiel in de kunstgeschiedenis van de laatste honderdvijftig jaar op een rij. Impressionistische doeken van Édouard Vuillard en Henri Matisse van rond 1900 laten zien hoe dicht textiel en verf elkaar in die tijd waren genaderd. Niet veel later, tijdens de opkomst van de abstractie, zien we hoe in het weefatelier van Bauhaus kunstenaressen als Anni Albers experimenteren met weefpatronen. Een halve eeuw later hult Joseph Beuys zich in een vilten deken om zich te beschermen tegen een coyote. Trouwens, ook Vincent Van Gogh komt voorbij in Kunst und Textil. Uit zijn nalatenschap is een kleine doos met kluwens wol te zien – die hij gebruikte om de kleur voor zijn schilderkunst te bepalen. We komen er zo op terug.

Kunst und Textil, vanaf 21 maart te zien in Stuttgart, is een ambitieuze tentoonstelling die textiel niet alleen als toegepast materiaal, maar ook als metafoor en medium toont. Het resultaat is adembenemend in kwaliteit en omvang, en de boodschap is overtuigend. We maken niet de entree van de textielkunst mee, maar het ontstaan van een historisch besef voor het textiele in de ontwikkeling van de kunst. Vandaar Gerrie Laudy’s stilte en twijfels: textiel is voor haar geen apart genre, daartoe hoef je je dan ook niet te bekennen. Ze legt Oh no, Not Tom Again voorzichtig opzij, en kijkt me met vriendelijk fonkelende ogen aan: “Weet je, ik heb van Tom ook een versie in acrylverf gemaakt.”

Voor Nathalie Brans (Maastricht, 1968) geldt hetzelfde, ook zij ‘denkt’ niet in textiel. Brans verbindt stof en papier, in haar werk zijn ze als twee-eiige tweelingen. Inspiratie haalt ze vooral uit de wetenschap, bij voorkeur de astronomie met haar sterrenkaarten en cijfertabellen. In haar collages en installaties voegt Brans laagjes stof en papier op elkaar, en werkt zich zo millimeter voor millimeter de ruimte in. De wereldruimte dan.

Tegelijkertijd is haar werk de laatste jaren alsmaar ‘platter’ geworden, zegt Brans en lacht eventjes. De kwaliteit van haar werk zal ze niet bedoelen. Het Metropolitan Museum of Modern Art (MoMA) in New York heeft onlangs haar Luna Leporello aangekocht, een uitvouwbaar boekje met elf schijngestaltes van de maan. In die bibliotheek vergezelt Luna Leporello het werk van Louise Bourgeois, een van haar inspiratiebronnen. Bourgeois is vooral bekend van haar metershoge spinnen, maar ook door textiel werk waarin ze vaak de moeder als archetype thematiseert.

Net als Bourgeois, die opgroeide in een restauratieatelier voor tapijten, kreeg Nathalie Brans de kennis over textiele technieken van huis uit mee, van haar moeder en haar grootmoeders. Op de kunstacademie in Maastricht ging ze eind jaren tachtig de beeldende kant op, boetseren toen. Het werd een gevecht met de materie, zegt ze terugkijkend. In tegenstelling tot haar omgang met textiel, dat voelt als een taal die ze al veel langer spreekt. En dat beperkt zich niet tot het borduurraam: in FabLab Maastricht gebruikt ze de lasercutter waarmee ze stof en papier met licht kan snijden. Voor het weven van stofontwerpen gaat ze naar het Textielmuseum Tilburg.

Dat museum, of beter: het TextielLab dat er onderdeel van uitmaakt, geldt in Nederland als Mekka voor kunstenaars die met draad en weefsel werken. Laudy en Brans zijn enthousiast over de werkplek, waar niet alleen de nodige machines staan, maar ook competente mensen werken die technische expertise paren aan artistiek inzicht. Expertise waarbij het gaat om het creëren van een specifieke kleur, zoals fotografe Romy Finke me uitlegt. Twee kleuren dicht bij elkaar gelegd, bijvoorbeeld in de vorm van twee draden, creëren voor het menselijke oog een nieuwe kleur. Dit is nou net waar Vincent Van Gogh zijn doos met kluwens wol voor gebruikte.

Ook Romy Finke (Schaesberg, 1961) komt regelmatig in het TextielLab voor het (laten) weven van haar fotografie in wol, zijde en linnen. De eerste keer ging het om een wandkleed. Ze legt enkele proefstukken op mijn schoot. Wat een fotoafdruk had moeten worden, werd uiteindelijk de omzetting van diezelfde foto als dik jacquardweefsel.

Finke is zichtbaar tevreden met het resultaat: met de diepte van de kleuren en het positieve effect op de akoestiek van de ruimte waar het wandkleed nu hangt. Er landen ook nog enkele van haar fotoportretten op mijn schoot. Best zwaar trouwens, zo’n reeks linnen foto’s.

“Toch blijft, ondanks de textiele toepassingen, mijn perspectief altijd fotografisch”, zegt Finke. Eerst is er de foto, dan zoekt ze de passende ‘drager’ van het beeld. Dat klinkt als voorbestemd eenrichtingsverkeer. Is het in de praktijk niet, dat weet iedereen die haar een keer proefweefsel-vergelijkend meemaakt. Het is ook zoektocht naar verrassing, een technisch avontuur met de garens.

Een kwantumsprong, noemt Wilhelm Schürmann de vernieuwende vormen en technieken die hedendaagse kunstenaars toepassen. Voor de verzamelaar uit Herzogenrath is het de verklaring hoe hij, veertig jaar geleden begonnen met het verzamelen van fotografie, tegenwoordig ook kiest voor een textiel werk van Pae White, een sterk uitvergrote foto van een gekreukeld vlak van aluminiumfolie, omgezet als wandtapijt.

En dat terwijl hij zich ooit voornam alleen nog kunst op woonkamerformaat aan te kopen. Het vierentwintig vierkante meter grote weefsel van White gaf hij in bruikleen aan het Kunstmuseum in Wolfsburg. Wie weet, is er in huize Schürmann wel plek voor een hertenhoofd op een in het wit geklede moordenaar.

Kunst und Textil. Van 21 maart t/m 22 juni in Staatsgalerie Stuttgart.

www.staatsgalerie.de