Buiten de kaders denken kan de stedenbouw andere kanten opsturen. Maar is er nog wel ruimte voor andersoortige ideeën? Het herhalen van bewezen succes is aanlokkelijk. “De architect mag er dan op zijn best nog een eigen sausje overgieten.” Door Paul van der Steen
Inspraak en samenwerking, dat was de geest van de jaren zeventig. Een collectief met de architecten Jacques Loomans, Maarten Smeets, Hans Zuketto en Ab König, planoloog Wim Staal en beeldend kunstenaar Felix van de Beek liet zijn gedachten over het nieuwe Maastrichtse stadsdeel Randwijck gaan. In plaats van een door een rivier in tweeën gesneden stad wilden ze over de Maas een verbinding van de noordkant van de wijk Sint Pieter naar het gebied waar nu het provinciehuis staat. König: “Geen klassieke brug, geen brug à la de Ponte Vecchio in Florence, maar een veel bredere oversteek. Zodat je ook de Maas over kon zonder haar zelfs maar te zien.”
Het provinciehuis stond er nog niet, net zo min als kantoren zoals dat van Waterleiding Maatschappij Limburg. “Als je het geld voor al die funderingen bij elkaar legde, viel volgens ons een grondplaat op de rivier te financieren waarop je dat allemaal en meer, bijvoorbeeld een theatervoorziening en een plein, kon realiseren”, zegt Ab König.
König toont een schets van toen met een aanzicht van de stad met de oversteek vanuit het zuiden. De gebruikte vormentaal verwijst naar oude vestingen. “De schets is gemaakt op basis van luchtfoto’s die we maakten tijdens een tochtje met een vliegtuig. Bekijk een stad ook van de bovenkant. Dat is een les die ik leerde tijdens het werken aan het plan. Dan ga je hem een stuk beter begrijpen.” Het voorstel kreeg geen invloedrijke medestanders. “Waarschijnlijk was het in alle opzichten te afwijkend van het normale”, concludeert König.
Zeker in het begin van zijn loopbaan werkte Ab König graag op onconventionele wijze. In de aanloop naar een school voor moeilijk lerende kinderen in Maastricht in werkte hij samen met kunstenaar Felix van de Beek. Typisch jaren zeventig was ook de manier waarop “idealistische leraren” uitgebreid inspraak hadden in het ontwerp. Met kleurtjes voor de componenten waaruit de school moest bestaan mochten ze zelf de ideale school leggen. “Het was – achteraf bezien – een te tijdrovend proces, maar het leverde mooie inzichten op.”
Tegenwoordig moet volgens König, “al klinkt het misschien als oudemannenpraat”, alles snel. Razendsnel. “Dankzij de computer kunnen ontwerpen en artist’s impressions in een mum van tijd worden geleverd. Het nadeel is dat het onderdompelen in een gebied, het praten met allerlei mensen en het door ouderwets tekenen in je vingers krijgen van een omgeving steeds meer verdwijnt.”
Nicole Maurer, die samen met haar man Marc het bureau Mauer United Architects runt, gelooft niet in die kwalijke invloed van technologie. Die biedt juist een nieuw soort gereedschap, zegt ze, dat ook weer tal van mogelijkheden kent. Ze beaamt dat de ruimte voor denken buiten de kaders beperkt is. “En als die al wordt geboden dan halen opdrachtgevers er vaak mensen van buiten bij.”
Daarbij wordt het zoeken naar ‘andere oplossingen’ in Zuid-Limburg belemmerd door “traditioneel denkende personen die op de plaatsen zitten waar de besluiten worden genomen”, zegt Nicole Maurer. Nog steeds moeten de Maurers uitleggen waarom ze na hun studie in ’s hemelsnaam in Maastricht neerstreken. De vraag leidde tot de door Marc ontworpen Eutropolitan-kaart, een naar de Londense metro gemodelleerde plattegrond, geprojecteerd op Maastricht en de omliggende Euregio. Wat hij maar wilde zeggen: met een andere kijk én het leggen van de juiste verbindingen kun je de Euregio zien als één stad met een omvang als Londen.
Marc Maurer: “In een euregionaal metronetwerk hebben we natuurlijk nooit geloofd. Waar het om gaat is het verbinden van desteden, van de ideeën, om alle delen het gebied hun eigen kracht laten ontwikkelen. Het streven om in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden zorgde ervoor dat mensen daar een gevoel bij kregen. Nadat Leeuwarden had gewonnen, ebde dat snel weg.” Nicole Maurer: “Bij stedenbouw denken we nog te veel en te vaak aan grondgebonden projecten en gebouwen. Het gaat ook om de genius loci, de geest van de plek. Voor het ontstaan van nieuw stedelijk weefsel is het uitwisselen van informatie en kennis van groot belang. Blijven praten over de ontwikkeling van plekken na de ingrepen helpt ook. Maar dan is de architect al vaak uit beeld.”
Misschien omdat de rol van de architect ingrijpend is veranderd. Sinds de jaren tachtig heeft de verzakelijking haar intrede gedaan, stelt Ab König vast, “om nooit meer weg te gaan.” Toch ontwaart hij juist in de no nonsense jaren van Lubbers, Thatcher en Reagan nog lichtpuntjes in Maastricht. “De Luikse architect Charles Vandenhove, die standaard met kunstenaars werkt, kon in Maastricht projecten gaan realiseren. En Jo Coenen sloeg met een internationale keur aan architecten aan het schetsen voor de nieuwe wijk Céramique.”
De Maurers zien nog meer lichtpuntjes. Ze wijzen op de ruimte voor experiment die er in Maastricht vooral rond het project Belvédère is geschapen. Dat gebeurde pas nadat de economische crisis om zich heen greep en de ontwikkelaars en beleggers er het veld hadden geruimd, maar toch.
Desondanks vindt König dat de ruimte voor out-of-the-box denken in het algemeen beperkter is geworden. “Vroeger had je nog de ouderwetse woningbouwverenigingen, overheden en andere opdrachtgevers, waarmee je gezamenlijk kon optrekken en die meer openstonden voor creatieve denkrichtingen. Er werden op die manier bijvoorbeeld fraaie overheidsgebouwen neergezet. Nu ligt de leiding bij dat soort projecten bij ontwikkelaars beleggers. Daar draait alles om geld. Bij de overheid verdwijnt ondertussen steeds meer kennis.” Bij woningprojecten spelen financiers liefst op zeker. “Ze willen woningtypes en –stijlen die elders succesvol zijn. De architect mag er dan op zijn best nog een eigen sausje overgieten.”
König haalt het Glashoes aan, een door hem gerealiseerd project aan de Maastrichtse Wilhelminasingel. Onderin zit een galerie/atelier van kunstenaars met een beperking, daarboven zijn drie lagen met in totaal twaalf huurappartementen. Ze gaan schuil achter een volledig glazen gevel waarin prints ramen suggereren. Het is een opvallende gevel die betrekkelijk naadloos opgaat in de rij 19e en vroeg-20e-eeuwse herenhuizen langs de singel. “Alles keurig binnen het budget en volgens het programma van eisen. Dankzij een opdrachtgever die vertrouwen schonk, in dit geval de toenmalige, later zo bekritiseerde directeur van woningstichting Servatius, Leks Verzijlbergh. Die eigenzinnigheid zie je tegenwoordig nog zelden. De ouderwetse corporaties bestaan niet meer. Wat ervan over is, speelt op zeker.”
De Mauers herkennen dat beeld. Toch, zeggen ze, is er ook bij de architecten veel veranderd. “Door het veelvuldig werken met internet zijn jonge mensen meer gewend om samen te werken en voortdurend nieuwe, tijdelijke gelegenheidscoalities te sluiten. Door de economische crisis is het aantal architectenbureaus enorm uitgedund. De bureaus die overleefden, zijn kleiner dan vroeger. Die móeten wel samenwerken.”
Dit is deel negen in een reeks van tien afleveringen over nimmer voltooide stedenbouwkundige projecten in Maastricht. Unvollendete is een samenwerking tussen de gemeente Maastricht en maandblad Zuiderlucht en zal resulteren in een expositie in Bureau Europa.