Tal van voor Maastricht bedachte woon- en kantoortorens kwamen niet verder dan de tekentafel. Een “New Yorkje” is de stad nooit geworden. Wat er wel gebouwd wordt, moet voldoen aan strikte voorwaarden. “Met vier identieke schoorstenen bij de ENCI die je vanaf de Servaasbrug al kon zien.”

Ook Maastricht wilde een moderne metropool worden. De boot niet missen. Meedoen in de strijd der steden. Anders zijn de plannen van ruim een halve eeuw geleden voor 25 meter hoge bebouwing met daartussen een toren van 42 meter op de plek van het huidige Mosae Forum niet te verklaren.

Critici spraken smalend van “een provinciaal New Yorkje”. De Bond Heemschut en de Restauratie-Stichting waarschuwden voor de schade die zou worden aangericht aan het toch tamelijk unieke stadssilhouet.

Op de plek van de beoogde hoogbouw, aan de afrit van de Wilhelminabrug, verrezen uiteindelijk twee (inmiddels alweer gesloopte) stadskantoren van bescheidener omvang. Buiten het centrum schoot Maastricht wel degelijk de hoogte in. Op het Koningsplein aan de A2-stadstraverse verscheen veertien verdiepingen hoge flat met appartementen. In wijken als Daalhof en Boschpoort kwamen massieve flatblokken te staan. De woningnood was hoog, op deze manier kon op relatief weinig grond snel en goedkoop worden gebouwd. En de maatschappelijke wind zat mee. Landelijke rapporten bejubelden de heilzame kracht van hoogbouw: het collectieve, “het deelhebben aan een groter geheel” werd tegenover “het zelfgenoegzame karakter van het eengezinshuis” gezet.

De realiteit pakte iets minder utopisch uit. De eerste hoogbouwhype was snel voorbij. Al dat beton, staal, steen en glas dat de wolken probeerde te krabben werd geassocieerd met hoogmoed, in lijn met het oudtestamentische verhaal over de Toren van Babel. Toen stedenbouwkundige Jake Wiersma eind jaren negentig bij de gemeente Maastricht kwam werken, was een revival gaande. “De economie leefde op. Projectontwikkelaars en ook bestuurders wilden met kantoren en luxe appartementen de lucht in. Wethouders gingen op reis in het buitenland, naar Amerika bijvoorbeeld, en kwamen dan terug met de mededeling dat ze ook wel zo’n toren wilden.”

Een amateurpsycholoog zou het misschien Freudiaans duiden. Want zat er niet een element van ‘Wie heeft de langste’ en ‘Wie heeft de grootste’ in? Voor de volkshuisvesting van de massa speelde de hoogbouw geen rol van betekenis meer; de woningnood was zo goed als opgelost. Bestuurlijke behoefte aan prestige, aan ‘landmarks’ in de stad, was er des te meer.

Maar Maastricht heeft niet echt een traditie van grootstedelijke hoogbouw, de stad bestaat voornamelijk uit bebouwing van twee à drie lagen. Dat woonblokken buiten het centrum vaak al een flat worden genoemd, zegt veel over het stadsbeeld. Aan de rond 2000 verrezen wijk Céramique, met bebouwing tot soms zes lagen, konden veel Maastrichtenaren maar moeilijk wennen. De Toren van Siza (2001) als veertien verdiepingen tellende land mark aan de kop van de Avenue Céramique steekt daar nog een heel eind bovenuit – en kreeg nog meer kritiek.

Intussen was het op het stadskantoor een komen en gaan van hoogbouwplannen. Een rijzig Hilton-hotel aan de oostkant van de Maas, naast het asielzoekerscentrum. Een torenflat bij de westelijke afrit van de Kennedybrug, op de plek van het huidige Stayokay-hotel, een ideetje van vastgoedmagnaat Ad Paes dat veel stof deed opwaaien.

Jake Wiersma bij de veertien
verdiepingen tellende Toren van Siza.
Foto: Richard Stark

Architect Joost Slangen maakte in het voorjaar van 2005 in opdracht van de gemeente Maastricht schetsen voor een kantoortoren, niet ver van het MECC. De impressies moesten DSM verleiden om het hoofdkantoor te verplaatsen van Heerlen naar Maastricht.

Met 85 meter zou het de hoogste toren van de stad zijn geworden. “Het moest passen in de omgeving en ik wilde het gebouw ook een typisch Maastrichts karakter geven.”

Slangen deed zijn inspiratie op bij de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek, met name de zogeheten Barbara-koortoren van Pierre Cuypers aan de zuidoostkant van de kerk. “Het specifieke ervan is dat huid en dak één geheel vormen en met dezelfde steen zijn gemaakt. Iets soortgelijks heb ik in het groot gemaakt. Een spits toelopende toren is ook wat eleganter dan een die van boven plat is. Ook door wat knikken aan te brengen werd het wat minder massief en zorgde de lichtval voor mooie effecten.”

Het plan verdween al snel in een la. Het hoofdkantoor van DSM bleef in Heerlen. In
het digitale archief van zijn architectenkantoor vindt Slangen het plan terug. Het kantoor runt hij met collega Roel Hochstenbach, die een lans breekt voor de schoonheid van torens. “Kijk naar oude prenten van Maastricht hoe vol het ermee stond. Of hoe aanwezig fabrieksschoorstenen nog niet eens zo heel lang geleden waren, op het Céramiqueterrein, maar ook met vier identieke schoorstenen bij de ENCI die je vanaf de Servaasbrug al kon zien.”

Bij de gemeente Maastricht leefde echter vooral de behoefte aan regulering, die tien jaar geleden leidde tot de nota Hoger bouwen in Maastricht. Nieuwe torens werden in het beleidsstuk niet bij voorbaat uitgesloten: “Hoger bouwen kan vanwege zuinig ruimtegebruik, creëren van stedelijkheid en de wens van de consument (veiligheid, uitzicht) een meerwaarde hebben in de Maastrichtse situatie.” Tegelijkertijd werden er strenge voorwaarden opgesteld. Jake Wiersma: “Bij het benaderen van Maastricht heb je een mooi zicht op het stadssilhouet. Denk aan het panorama bij het afrijden van de Kruisberg. Dat heb je in Nederland bij plaatsen van deze omvang vrijwel nergens meer.”

Het ‘wegdrukken’ van de kerktorens van de Sint Servaas en de Sint Jan achter nieuwe hoogbouw is sinds het aannemen van de nota taboe. In het hele beschermd stadsgezicht mag niks flatterigs worden neergezet. De hoogte van de torens aan het Vrijthof bepalen ook de maatvoering voor de rest van de stad. “Samen met de dalrand aan de oostkant van de stad. Dat voorkomt dat je wandelend, fietsend of rijdend op het plateau al delen van Maastricht boven de horizon ziet uitsteken.” Die dalrand en de toren van de Sint Janskerk (bijna tachtig meter) zijn toevallig ongeveer even hoog.

Hoger bouwen in Maastricht wijst een aantal plekken aan waar bebouwing de lucht in mag: rond de Noorderbrug en De Geusselt, op Randwyck, rond het station en rond Brusselse Poort (het centrum van Maastricht-West). Wiersma: “Daar past het en geeft het soms ook van verre aan dat er een bijzondere plek te vinden is. Zo markeert De Colonel het Stationsplein en laat het ook zien waar dat eindigt.”

Vijftig meter met hooguit nog tien meter extra voor dakopbouw, technische installaties, liftkokers en/of zendmasten is het maximum. Op twee plekken mag het nog twintig meter hoger: bij de twee de ingangen van de A2-tunnel, als stadspoorten van de moderne tijd.

De nota verloor kort na aanname door de gemeenteraad aan urgentie door de hard toeslaande economische crisis. Gebouwd werd er nog nauwelijks, laat staan de hoogte in. Maar nu de markt weer aantrekt, kunnen de uitgangspunten van toen weer worden afgestoft. “Een toren moet wat toe te voegen hebben”, legt Wiersma uit. “In een stad als Maastricht is dat minder snel het geval dan bijvoorbeeld in Rotterdam. Je hebt een bepaalde dichtheid nodig, en een doel. In Rotterdam is dat zorgen dat het straatbeeld levendiger wordt. Dat is in Maastricht niet echt nodig. Daar is het al druk genoeg.”

Bij elk plan voor een nieuw hoogbouwproject moet trouwens een rapportage worden geleverd over de effecten ervan. De belangrijkste toets daarbij is hoe een nieuwe toren het aangezicht van Maastricht verandert, gezien vanaf de Pietersberg, de Louwberg, de Belvédèreberg en vanaf een aantal punten aan de dalrand aan de oostkant van de stad.

Dit is deel 4 in een reeks van tien over nimmer voltooide stedenbouwkundige projecten in Maastricht. Unvollendete is een samenwerking tussen de gemeente Maastricht en maandblad Zuiderlucht en zal in november resulteren in een expositie in Bureau Europa.