De prestigieuze (en dure) plannen voor het Maastrichtse Belvédère-gebied dreigden de afgelopen decennia vaak te sneuvelen. Maar dankzij de financiële crisis en enkele mensen die de verborgen kwaliteiten zagen, kwam het er toch van. Een reconstructie door PAUL VAN DER STEEN. “Mooi om te zien dat het cadeau nu een beetje wordt uitgepakt.”
Vaak werden ze met privéjets ingevlogen. Dan moesten de mogelijke investeerders voor het project Belvédère de stad op zijn best te zien krijgen. Dus nodigde de gemeente Maastricht de mensen van het grote geld bij voorkeur op vrijdag uit. “Dan waren er vanwege de markt volop mensen uit de grensgebieden in de stad”, vertelt verantwoordelijk ambtenaar Guid Bartholomée. “Dan hoorden die kandidaat-beleggers met een beetje geluk Nederlands, Limburgs dialect, Frans, Duits en Engels door elkaar en werden ze enthousiast over het kosmopolitisch karakter van Maastricht. Een ontvangst in het historische stadhuis hielp ook.”
Een bezoek aan het Belvédère-gebied zelf temperde het aanvankelijke enthousiasme. Geluiden als “Wat vreselijk!” en “Wat is dit hier?” klonken. De gastheren deden na afloop nog hun best om met een passer op de kaart te bewijzen dat de binnenhaven Het Bassin even ver van het stadhuis lag als succesgebieden zoals de Stokstraat en het Onze Lieve Vrouweplein. Maar dat soort verhalen hielp nauwelijks meer.
Belvédère, de noordwest-entree van Maastricht, oogde als een rommelzolder. Deze rafelrand van de stad, vol vreemdsoortige hoekjes en gedateerde bedrijfsgebouwen, vroeg om een geoefend oog. Je moest er ‘doorheen kunnen kijken’, zoals het huis ‘dat u echt vanbinnen moet zien’ uit de makelaarsadvertenties. De twee grootste partijen in Nederland, ING Vastgoed en BPF Bouwinvest, hadden de durf om in te stappen.
Stedenbouwkundige Frits Palmboom was in 1998 al aangetrokken als ontwerper en supervisor. Zijn werk en flexibiliteit maakten hem tot dé man voor de klus. Want Belvédère zou geen kwestie worden van tekenen en dan bouwen. Hier zou al doende voortdurend wat veranderen. Het toeval wilde dat Palmboom, die al andere projecten in Maastricht had gedaan, er al eens had rondgekeken. Ook hij moest heel goed kijken. “In eerste instantie dacht ook ik: wat een ongelofelijk zootje.”
Maar hij zag al de verborgen kwaliteiten: het industrieel erfgoed, de Zuid-Willemsvaart, het sluisje, de oude verdedigingswerken van de stad, de hoogteverschillen, de uitzichten, alle contrasten. “De combinatie van het avontuurlijke en het ongeregelde intrigeerde me. Ik dacht toen al: hier zou ik graag een plan voor maken.”
Het uiteindelijke plan-Belvédère, ontstaan na een ideeëncarrousel waar vele partijen aan meededen, was er een van duizelingwekkende cijfers: in een 280 hectare groot gebied zou twee miljard euro worden geïnvesteerd. Er zouden 4500 nieuwe woningen worden gebouwd, tweehonderdduizend vierkante meter aan kantoren, veertigduizend vierkante meter voor detailhandel en dertigduizend vierkante meter aan bijzondere functies.
Bij het grootse denken van die jaren kwamen ook wilde plannen aan de orde voor de omgeving van culturele vrijplaats Landbouwbelang aan de Maasoever, waarvan de toenmalige burgemeester Gerd Leers (CDA) dé pleitbezorger was. Las Vegas-achtige toestanden met de komst van het Amerikaanse casinoconcern Harrah’s, een theater van Joop van den Ende (waarvoor zelfs de schetsen werden gemaakt), later plannen voor een theater van Van den Ende en André Rieu gezamenlijk. Leers wees op de uitstraling en de vele arbeidsplaatsen die het zijn stad zou opleveren. Anderen binnen en buiten de gemeente vreesden de on-Maastrichtse maat en alles wat kapot zou kunnen worden gemaakt in de regio. Bijvoorbeeld doodbloedende schouwburgen tot aan Roermond toe, omdat lucratieve voorstellingen, geproduceerd door Van de Ende, niet meer door de theaters daar geprogrammeerd konden worden. Alle zorgen bleken onnodig. Casino en theaters bleven luchtkastelen.
Dat lot trof bijna het hele plan. Met de mogelijkheid van een tijdelijke inzinking werd vanaf het begin rekening gehouden. Toen kwam de dip. En wat voor een. Even leek het erop dat de crisis van 2008 en de jaren daarna een einde aan alle Belvédère-plannen zou maken. ING en Bouwinvest stapten uit. De gemeente stond er alleen voor. Het was in die jaren dat Maastricht bijna vijftig miljoen euro moest afschrijven op haar grondposities. Wat betreft Belvédère was het in eerste instantie vooral zaak om rust in de tent te krijgen, meent Bartholomée. Dat gebeurde met de nieuwe projectwethouders John Aarts (VVD) en Gerdo van Grootheest (GroenLinks). Aarts zorgde voor financiële rust, onder meer door inkomsten via parkeerterreinen en verhuur van oude panden. Van Grootheest vroeg om ruimte voor een ander, jong Maastricht. De huidige ontwikkelingen rondom Het Bassin, met het nieuwe Lumière, poppodium De Muziekgieterij en de komst van The Student Hotel naar het Eiffelgebouw van het voormalige Sphinx-terrein zijn daar de resultaten van.
Het had ook zomaar de foute kant op kunnen gaan op het dieptepunt van de crisis, denkt Palmboom. “Ongelukken lagen op de loer. De neiging om te zeggen ‘Ach, laten we dit maar doen, dan hebben we tenminste iets’ is groot op dat soort momenten. Terwijl je je ook dan moet blijven afvragen of het iets bijdraagt aan de kwaliteit van de stad.”
Vrij cruciaal waren de miljoenen die Camiel Eurlings (CDA) in zijn laatste dagen als verkeersminister nog vrijmaakte voor de verlegging van de Noorderbrug. Het infrastructuurproject moest in zware tijden de werkgelegenheid in de bouw stimuleren. De verlegging blijkt nu als een hefboom te werken voor allerlei andere ontwikkelingen: het vrijspelen van de vestingwerken, ruimte voor creativiteit rond de gashouder, woningbouw. Palmboom: “Nu wordt zichtbaar wat er allemaal mogelijk is. Ik heb Belvédère altijd beschouwd als een cadeau voor Maastricht. Het is mooi om te zien dat het nu langzamerhand een beetje wordt uitgepakt.”
Van Grootheest zou de crisis achteraf “een blessing in disguise” noemen. Palmboom beaamt dat in vergelijking met de tijd voor 2008 nu meer ruimte is voor het ruigere en schurende; alles wat een beetje haaks staat op de traditionele Maastrichtse voorkeur voor “sjiek en sjoen”. “Al is de indruk dat de organische, improviserende groei van Belvédère iets nieuws is, verkeerd. Dat zat ook al in de oorspronkelijke plannen.”
Volgens die plannen zou de transformatie van Belvédère een jaar of vijftien duren. Palmboom denkt nu dat het meer dan twee keer zoveel tijd gaat kosten. “Vanaf nu misschien nog wel vijftig jaar. En zelfs dan gaat het proces waarschijnlijk nog door. De stad is altijd een Unvollendete. Ook voor de crisis was het blauwdrukdenken niet meer zo dominant. We beseften dat een ontwerp aan het begin niet meteen het eindplaatje kan laten zien. Het ging meer om het aangeven van een richting. Zaken kunnen veranderen. Waar nu langs de nieuwe Belvédèrelaan bouwmarkten hun deuren openen, zie ik over twintig, dertig jaar alsnog woningbouw verrijzen.”
Een plan ruim een halve eeuw de tijd geven is zo gek niet, vindt Palmboom. Kijk naar het villapark aan de zuidkant van het centrum van Maastricht. “Daar zijn ze eind negentiende eeuw mee begonnen en daar is tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw aan gebouwd. Terwijl het een veel kleiner plan was dan Belvédère.”
Dit is deel vijf in een reeks van tien afleveringen over nimmer voltooide stedenbouwkundige projecten in Maastricht. Unvollendete is een samenwerking tussen de gemeente Maastricht en maandblad Zuiderlucht en zal in november resulteren in een expositie in Bureau Europa.