Een top in 1991 over het grote Europa leverde het Verdrag van Maastricht op. In de jaren die volgden probeerde de stad het nieuwe Europese elan te gebruiken om de grens met België minder hard te maken. Dat viel niet mee. is. “Maastricht was een stad. Lanaken en Riemst waren post-agrarische dorpen.” door Paul van der Steen
Denk niet dat ‘witte olifanten’, dure projecten die uiteindelijk niets opleveren, alleen iets zijn voor landen met spilzieke, megalomane dictators. Je vindt ze ook dichter bij huis. Bijvoorbeeld in het grensgebied tussen Maastricht en het aanpalende België. Daar, in het Lanakerveld, ligt al jarenlang een fraai geasfalteerd fietspad dat begint en eindigt in het niets.
Maar niet getreurd: volgend jaar komt het alsnog goed. Dan wordt het pad verlengd, in het zuiden richting Albertkanaal, in het noorden richting het Belgische grensdorpje Smeermaas. Het wordt een gezellig kronkelende lijn door het Zouwdal, straks de groene scheidslijn tussen Maastricht aan de ene en een Nederlands-Belgische bedrijventerrein aan de andere kant. De route gaat afwisselend over Belgisch en Nederlands grondgebied en loopt ook een tijdje precies op de grens.
Dat laatste roept tal van problemen op. België wil een pad van drie meter breed, terwijl Maastricht uitgaat van tweeënhalve meter. Nog verwarrender is dat kaarten niet overeenstemmen, legt stedenbouwkundige Guy Vloebergh uit. “63 meter boven Normaal Amsterdams Peil (NAP) is in België 61,5 meter boven de Tweede Algemene Waterpassing (TAW).”
Om die verschillen te kunnen oplossen werd Vloebergh in 2009 grensmanager in het project Albertknoop, de gezamenlijke poging van de beide Limburgen en de gemeentes Maastricht en Lanaken om de grens zoveel mogelijk weg te gummen en juist die plek te gaan ontwikkelen. “Ook mooi vond ik dat het geen korte-termijnproject is, maar een plan waarvan de uitvoering decennia gaat duren.”
Tijd is altijd iets relatiefs. Aan de grens, vaak een scheidslijn met een eeuwenoude erfenis, geldt dat nog meer. Het landschap aan de westkant van Maastricht is getekend door tijden van onmin met de Belgen. Dat begon in 1830 toen de Zuidelijke Nederlanden in opstand kwamen tegen hun koning. Negen jaar later werd de afscheiding definitief geregeld en was België onafhankelijk. De Maas zou voortaan de grens vormen tussen Nederlands en Belgisch Limburg. Alleen bij Maastricht werd een uitzondering gemaakt, de stad aan de westoever van de Maas bleef een Nederlandse enclave. De grens werd net buiten schootsafstand getrokken, zodat Maastricht in geval van een conflict buiten bereik van Belgische kanonnen zou komen te liggen. Kanonnen uit die tijd, wel te verstaan.
Vlak na de Eerste Wereldoorlog waren de onderlinge verhoudingen opnieuw verstoord. Het zwaar getroffen België verweet het neutrale Nederland dat het had geprofiteerd van alle ellende en dat het had geheuld met de Duitsers. De annexatie-eisen van Brussel (onder meer de Nederlandse provincie Limburg) werden niet ingewilligd.
De relatie met Den Haag was wel flink verstoord. Een verbinding tussen Antwerpen en de Maas via Nederland leek er daarom niet in te zitten. Dus werd het Albertkanaal aangelegd, dat net voor Maastricht afbuigt naar het zuiden, richting Luik. Ten westen van Maastricht vormt het kanaal een in het heuvellandschap verborgen kloof die, vrijwel op de grens gelegen, tot op de dag van vandaag een extra scheiding tussen de twee landen fungeert.
Begin jaren negentig wilde Maastricht zoveel mogelijk af van fysieke en bestuurlijke barrières. Het nieuwe Europese elan tijdens de top (1991) die zou leiden tot het Verdrag van Maastricht (1992) zou kunnen helpen – zo dacht althans het stadsbestuur. “Ondertussen lag de stad met zijn rug naar de grens”, zegt Rein Geurtsen die in 1992 meeschreef aan de stedelijke studie Albertkanaal Lanaken-Maastricht-Riemst. Analyse en verkenning van de inrichtingsmogelijkheden, waarin één visie werd ontwikkeld voor het grensgebied. Geurtsen: “Voor veel Maastrichtenaren stond België voor goedkoop tanken en horeca, ook ná sluitingstijden. Intussen constateerden ambtenaren dat Maastricht op een schiereiland lag. In hun plannen deden ze of de wereld bij de Belgische grens ophield.”
De studie kwam met tal van voorstellen op het gebied van wonen (Maastricht dacht nog aan woningbouw in het Lanakerveld), bedrijvigheid, natuur (onder meer aanplant van bos), recreatie en verkeer waarin Nederland en België aan elkaar werden geklonken. Het bleken wensdromen. Geurtsen: “Vooral de bestuurlijke cultuur bleek ongelofelijk verschillend. Ik herinner me hoe we met een zware delegatie naar Lanaken gingen waar een zenuwachtige ambtenaar uitlegde dat de schepen ons zat op te wachten in het café. Ze zaten er heel anders in de wedstrijd. Het bleek ook heel moeilijk om inzicht te krijgen in de gedachten van de verschillende Belgische bestuursniveaus, die heel verschillende agenda’s hadden.”
De gemeente Maastricht was zelf ook niet onschuldig. Het grensoverschrijdende werd vooral met de mond beleden, analyseert Geurtsen met terugwerkende kracht. “Op het stadhuis werd in die tijd vooral naar de oostkant van Maastricht gekeken: naar de nieuwe wijk Céramique, naar uitbreidingen bij Amby en Heer, naar oplossingen voor de A2 met zijn stoplichten.”
Volgens Geurtsen, die tegenwoordig een stedenbouwkundig bureau in Delft heeft, brachten de verschillen in maat het proces ook niet verder. “Maastricht was een stad. Lanaken en Riemst waren post-agrarische dorpen. Op het eerste gezicht leken er weinig echte gezamenlijke belangen.”
Peter Rongen was indertijd als projectleider stedelijke ontwikkeling betrokken bij de Albertknoop. Hij denkt dat Maastricht te veel met de arrogantie van een alwetende, grote broer op de Belgische buren afstapte. “Sfeer creëren, investeren in goede contacten in België is belangrijk”, vindt hij. Gelijk hebben is één, het gelijk moet je ook worden gegund. “Dan nog stuit je op tal van verschillen. In Nederland kennen we de intentieverklaring, dan volgen de definitieve afspraken. In België zit daar nog de engagementsverklaring tussen. In Nederland maken gemeentes bestemmingsplannen waarin alles tot achter de komma is geregeld. In België komen ze met een ruimtelijk ontwikkelingsplan, een contourenplan waar later nog van alles aan kan worden aangepast. Het is ook niet de gemeente die dat op papier zet, maar de Vlaamse overheid.”
Ten tijde van de Maastrichtse studie over het grensgebied dacht de stad nog serieus aan een nieuwbouwwijk in het Lanakerveld. Die is er nooit gekomen. Er was ook ruimte gereserveerd voor het Cabergkanaal, een directe verbinding tussen Albertkanaal en het Julianakanaal, parallel aan de Maas op Nederlands grondgebied. Sinds 1961 stond dat project met stippellijnen op alle plankaarten. Tot het tracé in 2013 door de Vlaamse en de Nederlandse minister definitief wed geschrapt. De railterminal aan Belgische kant kwam er wel; het spoor tussen Maastricht en Lanaken werd ervoor opgeknapt. Kosten: 33 miljoen euro, vooral gedragen door de Belgen. Het bleek een ‘witte olifant’: de gedroomde goederentreinen bleven weg.
Dat er in het Zouwdal een groene buffer is gecreëerd tussen de stadswijken Malberg en Oud-Caberg en het grensoverschrijdende bedrijventerrein bij Lanaken stemt Rongen ondertussen tevreden. “De ondernemingen liggen op afstand en, als het goed is, straks ook achter de aanplant verscholen. Maar als bijvoorbeeld Nike zich morgen in Riemst meldt voor een vestiging aan het Albertkanaal met werkgelegenheid voor driehonderd mensen, en het pand moet 35 meter hoog worden, ben ik benieuwd wat onze afspraken over een maximale hoogte van veertien meter waard zijn.”
Dit is deel acht in een reeks van tien afleveringen over nimmer voltooide stedenbouwkundige projecten in Maastricht. Unvollendete is een samenwerking tussen de gemeente Maastricht en maandblad Zuiderlucht en zal in november resulteren in een expositie in Bureau Europa.