‘Het is een mindere editie dit jaar’, verzucht een echtpaar in café Den Tremist in het West-Vlaamse Watou, en de Triënnale van Brugge was ook al niet wat ze ervan hadden verwacht. Terwijl de twee sipjes in hun cappuccino roeren, is in ons hoofd de toon in ons hoofd gezet. Moet een festival concurreren met een eerdere editie? Is nu echt alles tot een wedstrijd geworden? 

We zijn op Kunstenfestival Watou, de veertigste editie alweer, die eigenlijk in 2020 had moeten plaatsvinden. Er is geen thema dit jaar – moet een festival een thema hebben? Is het niet voldoende als je een genoeglijke tijd hebt, en met minstens één in je hoofd opgeslagen kunstwerk thuis komt?

‘Kunst moet ontregelen, kunst moet vragen stellen, kunst moet de toekomst voorspellen’, orakelt Marina Abramovic ons tegemoet vanaf een zeildoek dat op de markt van Watou een terras omgordt. Ze heeft vast gelijk, maar kan het ook zonder imperatief? Kunst moet helemaal niks. Op een doek even verderop, ter compensatie, een relativerende glimlach van Jan Hoet: ‘Water heeft al veel meer mensen gedood dan alcohol. Kijk maar eens naar de zondvloed.’ Een ober steekt de weg over, een rukwind blaast de alcoholische versnaperingen van zijn blad. 

Na het onthaal in de Parochiezaal lopen we de brouwerij binnen. Hier hoorden we in 2018 uit een luidspreker een gedicht van Hugo Claus, voorgedragen door de meester zelf. Nu staan er drie lessenaars, pupiters is een beter woord, met daarop gedichten van Marieke Lucas Rijneveld, ‘we kunnen elkaar wel groeten, groeten en dan achterwaarts /  begrepen worden, dat is hoe het werkt, zodra het op vertrek aankomt / bezinnen we ons’.

Drie pupiters met poëzie van Marieke Lucas Rijneveld in een brouwerij in Watou. foto Zuiderlucht

De pupiters zijn de ankerplaatsen van het poëzieparcours, met werk van veertig dichters. Veel onbekende namen, sommigen moeten nog debuteren, een van hen zal nimmer debuteren wegens overleden. Het parcours is uitgezet door dichter Peter Verhelst, hij heeft de verleiding weerstaan om de gedichten een dialoog aan te laten gaan met een bij onze associaties passende omgeving. Hij heeft de omgeving geobjectiveerd, hulde daarvoor. Hulde ook voor de kwaliteit van zijn selectie. De pupiters in witte ruimtes, in lege kamers met strijklicht, tussen bosschages van menshoge buxussen, in een verloederd kasteel vormen een statement om niet gauw te vergeten. Hier en daar klinkt er poëzie uit een luidspreker, uit de as van een in het niets uitkomende wenteltrap in dezelfde bosschage, in een tuin of in een weiland even buiten Watou. Daar luisteren we drie, vier, vijf keer naar de stem van Lara Taveirne die het nog ongepubliceerde Na onze eerste nacht samen voorleest. ‘”Dat is me nog nooit overkomen”, zei je, “je bent een stoorzender voor mijn innerlijk kompas.’ Ik verkruimelde, dacht: dit is het einde. Zo ging het ervoor namelijk ook altijd. Wie wilde een stoorzender als er ook lieve meisjes rondliepen? Maar het volgende moment liet je me via je rug op je schouders klimmen. Nu was ik geen stoorzender meer, maar een uitkijkpost.’

Genoeg om te onthouden dus, van Watou 2021, niet alleen van de poëzie, zeker ook van de beeldende kunst. Zoals de video One van Anouk De Clerq, een op elektronica getoonzette protestsong met performer Halga Davis. De hartverscheurende collages Moruba wa sekgowa en Dikarata van Neo Matloga, over de indolente, genegeerde, spelende mens. Of de video Otium van Ariane Loze, die je in verwarring brengt over de relatie tussen luiheid en creativiteit.

‘Meer (ver)beeld(ing), minder woorden’, liet een bezoeker achter als reactie op deze fijnbesnaarde editie van Watou. Alweer een imperatief. De relativerende glimlach vinden we even later aan de overkant, in café Mademoiselle. 

WIDO SMEETS

publicatie 13 augustus 2021