Artistiek gaat het goed met het jeugdtheater, zo leert een rondgang in het zuiden. Maar financieel blijft het lastig. “Dat heeft effect op de bravoure waarmee je plannen maakt.” door Paul van der Steen

Anniemiek Nienhuis, artistiek leider van gezelschap Het Paard Dat Vliegt uit Eindhoven raakte verslingerd aan jeugdtheater toen ze nog tijdens haar studie een voorstelling van Hans van den Boom zag. “Dit was wat toneel moet zijn. Je innerlijke kind aanspreken, raken aan je intuïtie, je gevoel.”

Inèz Derksen, artistiek directeur zag als regiestudent Kinderjaren van Liesbeth Coltof en was verkocht. “Met mijn kind-zijn kernachtig en krachtig de essentie van grote levensvragen raken voor een jong publiek” wil ze sinds die tijd.

Bij danser/choreograaf Lies Cuyvers van het tweepersoons-danscollectief Tout Petit uit het Belgisch-Limburgse Zonhoven zorgde haar dochter voor het vonkje. “Ik danste nog voor volwassenen. Ze was twee. Ik zag hoe ze met beweging omging. De verwondering waarmee ze naar de wereld keek. Opeens wist ik dat ik voorstellingen voor kinderen wilde gaan maken.”

Derksen (49) is lovend over het artistieke jeugdtheater van dit moment. “Er zijn zoveel zorgvuldig en goed gemaakte voorstellingen te zien. Vaak zitten ze ook nog boven op de actuele vraagstukken van dit moment, zoals het vluchtelingenprobleem.”

Tegelijkertijd zijn het turbulente tijden voor makers. Financieel is het niet makkelijker geworden. Het Laagland valt onder de Basisinfrastructuur (BIS) en ontvangt structureel geld van het Rijk, de provincie en de gemeente. “Sinds 2009 staat de investering van die overheden zo goed als stil, terwijl de kosten wel jaarlijks stijgen”, vertelt Derksen. “Dat heeft effect op de bravoure waarmee je plannen maakt. Pakweg tien jaar geleden kon het niet wild genoeg zijn. Nu denk je wat langer na. Dat heeft trouwens ook zo’n goede kanten. Het dwingt tot scherper nadenken: Wat wil je vertellen en aan wie?”

Bij Het Paard Dat Vliegt zijn de provincie Noord-Brabant en de gemeente Eindhoven de belangrijkste geldschieters. “En we leggen verzoeken neer bij fondsen”, legt Nienhuis (48) uit. “Tegelijkertijd is het verhaal dat we bedrijven moeten benaderen. Maar dat is onze sector echt lastig. Nog los van de tijd. We doen in twee dagen in de week al alles zelf, tot aan de verkoop en publiciteit toe.”

De 35-jarige Cuyvers en haar compagnon Ciska Vanhoyland, die zij al kent sinds hun gezamenlijke studie aan de Fontys-dansopleiding in Tilburg, konden een start maken dankzij steun van onder anderen P2, een gezamenlijk initiatief van de theaters in Hasselt en Maastricht, en van C-Mine in Genk. “Het zou fijn zijn als we door kunnen groeien meer naar structurele steun. Om voorbereidingsperiodes, waarin we niets verdienen, makkelijker te overbruggen, en om diverse voorstellingen te kunnen maken, niet alleen voor de allerkleinsten maar ook voor iets oudere doelgroepen.”

Wat blijft is het hardnekkige misverstand dat jeugdtheater een relatief goedkope vorm is. “Alsof we voor kinderogen toe kunnen met kleine decortjes, kleinere theaterbussen en goedkopere acteurs”, moppert Derksen. “De kosten zijn gewoon van hetzelfde niveau als bij het reguliere theater, de inkomsten juist geringer omdat lagere toegangsprijzen moeten zorgen voor een lagere toegankelijkheid. Bovendien leveren we voor primair en voortgezet onderwijs vaak nog op maat en dat betekent dus extra arbeidsintensief werk, terwijl daar ook vaak niet het volle pond kan worden betaald.”

Het aantal speelplekken is sterk afgenomen, constateert Nienhuis. “Veel kleinere theaters hebben de golf van cultuurbezuinigingen niet overleefd.” Derksen ziet dat de overgebleven podia behoudender programmeren. “In het verleden hadden veel schouwburgen een vast moment in de week voor jeugdtheater: de woensdag- of de zondagmiddag, de vrijdagavond. Dat zie je bijna nergens meer. Eens keer per twee weken of één keer in de maand is al heel wat.”

Af en toe valt de opkomst ook tegen. “Een schouwburg is dan heel trots op de honderdvijftig toeschouwers in de zaal. Ik denk dan: waar zijn de tweehonderd meer die er vroeger vaak zaten. De kwaliteit van de voorstellingen is echt niet minder geworden. Ik ben ervan overtuigd dat er voldoende publiek is voor het soort jeugdtheater dat wij maken. Ze bereiken is –steeds meer– een vak apart.”

“Het wordt ook moeilijker voor l’art pour l’art en ook sommige thema’s komen er bekaaid vanaf”, constateert Nienhuis. “Als we voor scholen werken, moet het ook aansluiten op de leerdoelen. Een voorstelling als Oorlogshelden, naar aanleiding van de belevenissen van onze moeders in de jaren 1940-1945, heeft het dan relatief makkelijk. Dat is theater maar ook meteen geschiedenisles. Voor Kwijt over dementie moet had geknokt worden. Theaters en theaterbezoekers vinden het niet echt gezellig. Het onderwijs heeft het niet over zo’n onderwerp.”

Derksen merkt dat scholen “erg aan het zoeken” zijn. “Bij cultuureducatie ligt ook steeds meer de nadruk op zélf spelen. Het consumeren van een voorstelling is een beetje uit, kinderen zelf laten acteren juist erg in. Terwijl naar een museum gaan ook echt wat anders is dan ze zelf laten schilderen. Leer ze kijken. Raak ze in hun verwondering. Wij zijn bovendien vaak de eerste kennismaking met professioneel theater. We staan wat dat betreft aan het begin van de keten.”

Het vanzelfsprekende van kinderen in de basisschoolleeftijd een keer laten ruiken aan theater is aan het verdwijnen, merken de makers. Nienhuis: “Het wordt ook steeds meer een gevecht om nieuwe verhalen te kunnen brengen. Mensen willen heel graag vooraf weten waar ze naartoe gaan. Doen er bekenden mee? Ken ik dit al van de tv? Heb ik er meteen beelden bij? Wordt het wel leuk? Dat zijn de vragen. Terwijl ik zo graag wil kunnen verrassen en verwarren. Een goochelaar die vooraf zijn truc al uitlegt, is ook minder leuk.”

Derksen ziet het ook gebeuren: “Het heeft volgens mij te maken met de enorm toename van het aanbod op het gebied van vrije tijd en recreatie. Er is enorm veel concurrentie voor dat ene middagje of avondje uit. Ik neig ook naar psychologiseren: in een wereld in transitie, waar dingen in zo’n rap tempo veranderen, hebben mensen behoefte aan houvast. Nostalgie biedt dat.”

Tout Petit kan zich onttrekken aan de tendens. “Wij werken niet met verhalen, maar heel erg met vormen, visueel”, vertelt Cuyvers. Tout Petit danst met evenveel gemak in België als in Lausanne of Kassel. “In onze eerste voorstelling, Kom mee, Leon!, stond een Piaggo, zo’n Italiaanse driewieler, centraal. De tweede, Schots en scheef, bouwden we op rond elf ongelijke tafels waarmee je door ze goed te stapelen toch een piramide kunt bouwen. Kinderen kunnen abstracter kijken dan volwassenen. De taal van het lichaam staat nog heel dicht bij ze.”

Het Paard Dat Vliegt speelt komend najaar een interpretatie van Hamlet, waarbij de drie acteurs zichzelf begeleiden op cello, akoestische en elektrische gitaar. Het is een voorstelling voor kinderen van acht tot veertien jaar, maar Nienhuis denkt dat misschien ook wel vaders en moeders nieuwsgierig worden. “Mensen die niet zo snel naar een uitvoering van een werk van Shakespeare zouden gaan, maar onze vereenvoudigde versie wel aandurven. Het is nog altijd een heel actueel stuk over opkomen voor je idealen en de vragen wat waarheid is en of je alles zomaar kunt zeggen.”

Het Laagland zoekt het in de sprookjes- en legendesferen met De prins op het knappe paard en Joris & de drakentemmers. Derksen: “Wij hebben het altijd in bekende kinderboeken en oerverhalen gezocht. Toen Het Laagsland succes begon te krijgen, hoorden je andere makers roepen: Zo kunnen wij het ook. Nu zie ik ze iets soortgelijks doen. Bij het Laagland geven we juist een volledig eigen draai aan die verhalen. Ik zet de bekende helden tegenwoordig wel, anders dan vroeger, in de titel, zoals onlangs bij Expeditie Peter Pan en Robin Hood. Zo haal je de mensen naar binnen.”

Het Laagland maakt ook nog Zo gefixt, een korte voorstelling die zowel in schoolklassen als op bijzondere locaties als bedrijfskantines kan worden opgevoerd. “Het gaat over het generatieconflict tussen twee monteurs, een oudere en een jongere, die samen een klus moeten klaren. Tussen de twee acteurs botst het in het echt niet zo. Je ziet wel de verschillen. De oudere is gespecialiseerd in het acteursambacht. De jongere is net als andere leeftijdgenoten van alles tegelijk, ook meer ondernemer.”

hetpaarddatvliegt.nl, toutpetit.be en hetlaagland.nl