De negatieve publiciteit over het financiële gat bij groenexpo Floriade 2012 leidt af van de ‘total make over’ die Venlo de laatste jaren ondergaat. Wat zijn de succesfactoren van een stad die zich aan de eigen haren uit het moeras omhoogtrekt?
Casual friday in Venlo. Voor een late lunch beland ik bij De buren, het restaurant dat vorig jaar onderdak kreeg in Sounds, misschien wel de beste platenzaak van het land. De buren is het antwoord van de Sounds-eigenaren op de teloorgang van de traditionele muziek- en filmindustrie waardoor de opbrengst per vierkante meter in hun zaak achterbleef. Dus schoven ze wat met cd-rekken een dvd-kasten om ruimte te creëren voor een inpandig restaurant. Platenkopers van ver zouden er een hapje kunnen eten, deze vrijdagmiddag zit het vooral vol met Venlonaren. De sfeer is uitgelaten, de bediening aangenaam prettig (gek dat zoiets opvalt), de salade een voltreffer.
Na afloop loop ik via Sounds naar buiten, onderweg blijven cd’s van Scott Walker en Donald Fagan aan mijn vingers plakken. Nu ik toch op Nostalgia Avenue ben beland, loop ik nog even de stad in. Tien jaar woonde ik hier, van 1986 tot 1995. Niet Venlo’s beste jaren. VVV maakte furore in de eredivisie, was zelfs in de race voor Europese voetbal, en de vierkante meterprijs in de Vleesstraat hoorde tot de hoogste van Nederland – maar het verval kondigde zich al aan. Het Duitse kooptoerisme, de dobber waar de stedelijke economie op dreef, liep terug door de openstelling van de grenzen, waar de stad niet echt een antwoord op had. Noch op tal van andere (groot)stedelijke problemen: de verloedering van de Maaskade, de greep van de drugsmaffia op het binnenstedelijk vastgoed, de slechte bereikbaarheid van de stad, de moeizame bedrijfsverplaatsingen naar de stadsgrenzen. Waar met de Trade Port-bedrijventerreinen overigens wel de eerste successen werden geboekt als logistiek centrum.
Venlo was in die jaren een uitdijende stad, door de Trade Ports, en door de gemeentelijke herindeling. De inlijving van buurgemeenten Tegelen, Belfeld en Arcen en Velden gaf de stad de schaalgrootte die nodig was om een kans te maken op de Haagse vleespotten. Paradoxaal genoeg zorgde de schaalvergroting voor een opleving van de kerktorenpolitiek. De geannexeerde kernen eisten hun deel op van de koek, de binnenstedelijke problematiek kreeg niet altijd de aandacht die ze verdiende. Venlo-Zuid dreigde een probleemwijk te worden, verborgen achter een NS-rangeerterrein met – vanwege gevaarlijke chemische transporten – een veiligheidszone die een opknapbeurt frustreerde. Aan de noordkant van het centrum werd de Bolwaterstraat en omgeving vanwege de drugshandel een no go area. Het gesoebat over een aanpak van de verloederde Maaskade dreigde uit te lopen op een gebed zonder end.
Tot zover de jaren negentig. Wie nu, zoals ik op deze zonnige vrijdagmiddag, door Venlo kuiert, ziet dat de stad de laatste vijftien jaar een enorme gedaanteverwisseling heeft ondergaan. Venlo-Zuid is, met Vinex-gelden, grotendeels gesaneerd en doet in niets meer danken aan de verpauperde wijk van 25 jaar geleden. Aan de Maasoever staat de eerste voorzichtige hoogbouw waarvoor architecten van naam werden aangetrokken. Ook het nieuwe, ecologisch verantwoorde stadskantoor zal er verrijzen. Het verpieterde Nedinsco-complex, bijna honderd jaar geleden een parel van het Nieuwe Bouwen, is op de valreep gered en staat weldadig te glimmen in de winterzon. Het Koninginneplein bij het NS-station is niet langer een door een stedelijk verkeersinfarct onneembare hindernis voor voetgangers, fietsers en automobilisten, maar – door de nieuwe tunnel voor transitverkeer – een royale, verkeersluwe toegangspoort tot de stad. Ook de Maaskade is, in elk geval aan de zuidzijde, onherkenbaar veranderd: nieuwbouw met woningen en winkels, een daghaven, een wandelgebied en niet te vergeten terrassen vanwaar je de zon boven Blerick kunt zien ondergaan – wat elke rechtgeaarde Venlonaar wil. De Maaskade heet tegenwoordig Maasboulevard. Dat is meer dan een woordspel: de stad ligt niet langer met de rug naar de rivier.
Wat daarbij heeft geholpen is de sloop van het spuuglelijke stadskantoor aan het – nomen est omen – Helschriksel. Het gat zal vanaf dit jaar worden opgevuld door een nieuwe poptempel: Perron 55 verkast naar hartje stad. Blikvanger vanaf de Maas is de ambitieuze, skylinebepalende uitbreiding van theater De Maaspoort. Aan de zuidkant, bij de brug over de Maas, is dat de Romertoren, een van de mooiste woontorens van het land. De naam verwijst naar het Romerhuis aan de voet ervan: een van de oudste panden(uit 1654) van Venlo met een voor deze contreien onkarakteristieke trapgevel.
Bij De Maaspoort loop ik weer even de stad in, richting Nolensplein, om via de Bolwaterstraat weer de Maas op te zoeken. Hier verrijst de informele stadswijk Q4, waar een kleinschalige creatieve industrie en een kunstenaarsscene wortel moet gaan schieten. Ambitieus voor een stad met de schaal van Venlo, zeker, maar een groepje vasthoudende creatievelingen die weigeren weg te trekken, probeert de energie met verve vast te houden. Als de sloophamer zijn werk blijft doen, en investeerders doen wat ze beloofd hebben is hier over een jaar of vijf de laatste herinnering aan de oude Maaskade voorgoed verdwenen. De restanten van de mikwe, het 13e eeuwse joodse washuis, die bij de sloop van de Maaskade werden ontdekt, zijn inmiddels verhuisd naar het Limburgs Museum. Alleen Petatte Wiel, het vaste aanmeerpunt van vele generaties al dan niet benevelde Venlonaren onderweg van café naar café, of huis, heeft de vernieuwingsdrift overleefd. Het is geen officiële status, maar de stad zou er een gemeentelijk monument van moeten maken, en een vast onderdeel van elke historische rondleiding.
De vraag waar de Venlose demarrage vandaan komt, na decennia van stagnatie en frustratie, heeft een tweeledig antwoord. Achter ambtelijke schermen zijn er in de jaren negentig de fundamenten gelegd waar de huidige renaissance van de stad op schraagt. Drugsoverlast en daarmee gepaard gaande criminaliteit is stukje bij beetje teruggedrongen, belangrijke bedrijfsverplaatsingen werden afgerond en stedenbouwkundige knopen werden stukje bij beetje ontward.
Maar de echte katalysator, daar zijn de meeste Venlonaren het wel over eens, is de Floriade 2012. Opvallend is hoe laconiek in de stad wordt gereageerd op het tekort van negen miljoen euro dat de groenexpo, ondanks ruim twee miljoen bezoekers, heeft opgeleverd. Net als in Roermond, bij de reacties op de affaire Van Rey, blijkt in Venlo de media-werkelijkheid een andere dan de echte. “Zie het als een investering in de toekomst”, of “voor zo’n tekort hadden we bij aanvang getekend”, klinkt het – en niet alleen in de cafés op de Parade. Het was de Floriade die tergend langzaam opschietende infrastructurele projecten naar een versnelde afronding stuwde. Maasboulevard, Koninginneplein, het laatste stukje A74 naar het Duitse achterland, de uitbreiding van de Maaspoort, zonder Floriade waren ze niet zo voortvarend aangepakt.
Waarmee niet gezegd is dat alles wat dezer dagen in Venlose handen valt, in goud verandert. VVV is elk jaar weer een degradatiekandidaat, en droom van een nieuw stadion aan de overkant van de Maas, op het voormalige kazerneterrein in het stadsdeel Blerick, spatte eind vorig jaar uit elkaar. Het plan is misschien wel niet van de baan, het is wel terug bij af. Ook op cultureel gebied zijn er de nodige nederlagen genoteerd. Het cultureel verzamelgebouw Made in Venlo en het Museumpark, ambitieuze projecten van de vorige cultuurwethouder Peter Freij, verdwenen bij het aantreden van een nieuwe coalitie in de ondersta la. Ook het Tajiri Museum, waarvan het concept was bedacht door Rudi Fuchs, haalde het niet. Een particulier initiatief komt wel van de grond: de nieuwbouw van City Cinema nadert zijn afronding. Het is een initiatief van Joep Caubo, achterkleinzoon van de man die de in 1911 de eerste Nederlandse cinema opende – inderdaad, in Venlo.
Een deel van de Venlose problematiek is echter niet met investeringen in steen op te lossen. De problematiek is niet zozeer typisch Venloos: vergrijzing, ontgroening en braindrain horen bij vrijwel elke middelgrote stad in de periferie. Daarbij is er de al decennia oude worsteling met een in verhouding te groot aandeel laagopgeleiden. Inmiddels heeft de stad een digitaal registratie- en monitorsysteem van alle schoolverlaters van havo en vwo ontwikkeld. Venlo wil weten waar ze gaan studeren, en hoe hun loopbaan zich verder ontwikkelt. In de wetenschap dat het aantrekken van hoogopgeleiden van elders de grootste slagingskans heeft als ze de regio kennen. En wie kent de regio beter dan zij die er geboren en getogen zijn?