De opdracht van het FRAC Nord Pas de Calais luidt: breng kunst en cultuur in de regio Duinkerken naar zoveel mogelijk mensen. Een deel van de collectie ging zelfs de grens over, om in Maastricht te worden getoond onder de titel Out of Storage. “Bij het functioneren van professionals in de kunst mag je vragen stellen. Maar geld moet er zijn, een samenleving kan niet zonder cultuur.”
We treffen Hilde Teerlinck aan op de eerste etage van de Timmerfabriek in Maastricht, waar ze een levende plant in een houten constructie van de Franse kunstenaar Mathieu Mercier inspecteert. ,,Kijk”, wijst ze, “nieuwe scheuten. Dit werk doet het hier beter dan in onze depots. Een mooie metafoor voor deze tentoonstelling.”
De bijna driehonderd kunstwerken in de tentoonstelling Out of Storage komen uit de collectie van het FRAC Nord-pas de Calais waar Hilde Teerlinck (Brugge, 1966) sinds enkele jaren directeur is. De kunstinstelling voor de regio Duinkerken gaat in 2013 een nieuw pand betrekken, tot dan staan de kunstwerken in depot. Op de selectie na die nu in Maastricht te zien is. “Voor ons is dit een hele rijke ervaring”, zegt Teerlinck. “De missie van het FRAC luidt: verzamelingen maken van hedendaagse kunst en die laten zien aan een zo breed mogelijk publiek. Dat doen we door een groot deel van onze collectie van zo’n vijftienhonderd werken steeds uit te lenen, maar in 2013 krijgen we er een eigen huis bij. Out of Storage is een ideale try-out. We kunnen hier zien hoe het publiek reageert en experimenteren met de opstelling.”
Al nieuwe inzichten verworven in Maastricht?
“Het grote aantal vrijwilligers dat hier rondloopt, vind ik heel bijzonder. Die traditie kent men in Frankrijk niet. Hier is echt sprake van gemeenschapszin. Die zou ik graag willen overplaatsen.”
In Frankrijk komt alle cultuur van boven?
“Klopt, maar als alles alleen van boven zou komen, krijg je instellingen die niet geworteld zijn in de samenleving. Ik wil dat ons nieuwe gebouw echt gedragen wordt door de lokale bevolking, met behoud van de internationale uitstraling van onze collectie.”
Wat heeft uw FRAC kunnen betekenen voor de regio?
“We doen vooral aan cultuureducatie en trachten mensen bij wie dat niet voor de hand ligt in contact te brengen met kunst en cultuur. Dat is niet makkelijk. Onderzoek naar het functioneren van de 23 FRACS in Frankrijk gedurende de eerste vijftien jaar van hun bestaan (de keten van regionale kunstinstellingen ontstond in de jaren tachtig onder de Franse cultuurminister Jack Lang, red.) wees uit dat we vooral mensen bereikten die toch al geïnteresseerd waren. Vandaar de opdracht om nog dichter bij de bevolking te gaan werken.”
Hoe doe je dat?
“Bijvoorbeeld door kunstenaars samen te laten werken met de gemeenschap. Meestal werken we met thema’s en doelgroepen. Neem de Tweede Wereldoorlog. In een dorp bij Duinkerken klaagden verzetsmensen dat de jeugd hun verhalen niet meer wilde horen. We zochten samenwerking met vijftien plekken van memorie in de regio. En vroegen kunstenaars een project op te zetten. Dat heeft geresulteerd in een film en een tentoonstelling. Nu lichten de veteranen de film toe op scholen. Er wordt naar hen geluisterd.”
Da’s mooi, maar het staat wel ver af van de dagelijkse praktijk in de beeldende kunst.
“Vanuit die thematische benadering proberen we steeds om scholen, bibliotheken, musea en allerlei verenigingen deel te laten nemen aan een project. Wij selecteren kunst maar buigen ons samen met die instellingen over de thematiek. Zo bereik je nieuw publiek en komt er dialoog op gang.”
Dat is voorbij het museum als witte doos; toch gaan jullie een nieuw gebouw betrekken.
“Ja, maar daarin gaan we de white cube in vraag stellen. We gaan het gebouw niet volbouwen met muren om maar zoveel mogelijk op te kunnen hangen. Hier in de Timmerfabriek is de kunst grotendeels geplaatst in de ruimte. Dat spelen met concept, ruimte en de technische beperkingen dwingt je creatief te denken.”
Koopt het FRAC kunst met de publiekmissie in het achterhoofd?
“Ik kies voor sociaal politieke kunst met een directe visuele ervaring. Om het zo te zeggen: ik wil graag mensen in de landschappen hebben. En daar vragen over stellen: hoe leven we in onze gemeenschap? Kunstenaars zijn belangrijk om ons na te laten denken over de werkelijkheid om ons heen. Vandaar ook het belang dat wij verankerd zijn in onze omgeving.”
Geef eens een voorbeeld.
“Calais heeft een vluchtelingenproblematiek. Via de videofilm One Flew over the Void van Javier Téllez laten we, ook in Maastricht, zien dat die universeel is. In de film schiet een kanon een stuntman over de grens van Mexico en Noord-Amerika. In Out of Storage tonen we ook een installatie van de Duitse Sarah Ortmeyer die Sabotage heet. Het woord sabotage komt van Franse landarbeiders die hun houten klompen in fabrieksmachines gooiden om de boel te vernielen toen die machines hun werk overnamen. Ortmeyer laat daar nieuw licht op schijnen.”
Tijdens het kunstenaarsdiner bij Out of Storage konden de gasten kiezen tussen de L of de A van de kunstenaarstweeling Liesbeth en Angelique Raeven die anorexia als thema voor hun werk nemen. Wie de L koos, kreeg zwezerik, wie de A nam, kreeg kruimels. Is dat iets waarmee je kunstparticipatie bij het publiek vergroot?
“Het werd goed ingeleid en er ontstond meteen discussie over eten. Maar je moet ook niet met alles een groot publiek willen bereiken, soms willen we in een keer een té groot publiek bereiken. Een diner voor 65 mensen kan even geslaagd zijn als een opening voor 900 mensen. Je moet verschillende publieksgroepen bereiken. Je hoeft niet met iedereen te eten.”
FRAC laat zich niet leiden door het grote publiek?
“Dat zou te gemakkelijk zijn. Wij leggen verantwoording af aan een board van veertig mensen uit de politiek en het lokale bestuur. Die board vertrouwt ons, al moet ik zeggen dat er bij andere FRACS ook wel discussie is of er niet meer regionale kunstenaars getoond moeten worden. Of dat elke euro verantwoord moet worden. Bij een aankoop als de spiegel met sperma van Philip Meste, ook hier in Maastricht te zien, hebben we alleen uit hoeven leggen dat kunstenaars niet alleen met verf, maar bijvoorbeeld ook met chocolade en bloed werken. Uiteindelijk resteerde vooral de vraag hoe we dat werk moesten conserveren.”
Is het niet legitiem dan, vragen of het elke euro waard is?
“Wat willen we? Willen we een fascistisch regime of niet? Willen we mensen met een open spirit of niet? Willen we dat wat we doen, evalueren of niet? Kunst zorgt er voor dat mensen minder narrow minded gaan denken. Je moet vertrouwen op de professionals die je aan het werk stelt om dat te bereiken. Natuurlijk, bij het functioneren van die professionals mag je vragen stellen. Maar de vraag is niet of je kunst en cultuur al dan niet moet financieren. Dat geld moet er zijn, de samenleving kan niet zonder cultuur.”
Is dat typisch Frans? Op het festival van Avignon kwamen alle politieke kopstukken samen, niet om te discussiëren hoeveel er bezuinigd moest worden, maar hoeveel er bij moest.
Lachend: “In Frankrijk is cultuur prestige. Cultuur hoort bij de identiteit van het land. Men zegt wel dat een Fransman niet reist zonder boek. Daar zijn ze fier op. Of ze het lezen weet ik niet, maar iedereen loopt rond met een boek in zijn tas. Toen cultuurminister Jack Lang in de jaren tachtig, toen het niet op kon, het cultuurbudget verdubbelde zei hij: cultuur is niet alleen voor Parijs, ook voor de regio’s, ook voor de scholen.”
En daar komt men niet van terug?
“Het budget is in elk geval niet verlaagd. Frankrijk heeft geen subsidiesysteem voor kunstenaars. Wel voor instituties. Nederland biedt veel ondersteuning aan jonge kunstenaars die net van de academie komen, dat vind ik heel genereus. Nederland zou eigenlijk het cultuurbudget moeten verdubbelen. Ik wil zeggen: het gaat niet om geld. Het gaat om visie.”