door Duncan Liefferink

Een uitdaging voor het waarnemingsvermogen, dat is het werk van Jeroen Evertz.
Jeroen Evertz (Trintelen, 1973) maakt collages waarop verschrikkelijk veel te zien is. Het was nu mijn bedoeling met een paar rake trefwoorden duidelijk te maken wát er dan te zien is. Bijvoorbeeld: vogels, een man (een middeleeuwse soldaat misschien) met een hertenkop, een man met een vrouwenbeen, een ouderwetse tape-recorder, een zonsondergang, een onderzeeër (of is het toch een vis) met een stuk of tien koppen, een rompje met een kometenstaart, een… tja, hier ergens moet het ophouden. Wat ik opschrijf komt niet overeen met wat ik zie. Voor de fantastische wezens en de uitzinnige opstapelingen die Jeroen Evertz creëert, ontbreken domweg de woorden. Geen prettige vaststelling voor iemand die schrijvend door het leven gaat. Als beeldende kunst moet laten zien wat je niet in taal kunt vatten, dan is Evertz daarin wis en waarachtig geslaagd.
Ondertussen hebt u hier niets aan, want u weet nog steeds niet wat er te zien is.
Ik doe een tweede poging en realiseer me dat ik niet alleen afhaak bij de beschrijving van Evertz’ werk, maar eigenlijk ook niet weet hoe ik ernaar moet kijken.
Laten we het eens over de intellectuele boeg gooien: wat is de betekenis, wat heeft de kunstenaar met zijn werk te zeggen? Evertz bouwt zijn collages op uit fragmenten van plaatjes uit boeken en tijdschriften. Nu en dan zit er ergens een lik verf of duikt er iets drie-dimensionaals op: een stokje, een paar kralen, een knoop. Desgevraagd steekt hij een verhaal af over hergebruik van materialen, over ‘feiten’ die in een andere context ineens een andere betekenis krijgen, over verschillende realiteiten die naast elkaar bestaan, over schijn en werkelijkheid. Klinkt goed. Maar om eerlijk te zijn: als ik voor Evertz’ werk sta, word ik zo in beslag genomen door de realiteit van het knip- en plakwerk, dat de achterliggende en belendende realiteiten mij even ontglippen.
Misschien is het beter om de aandacht te richten op de ‘materialiteit’ van de collages. De beeldfragmenten zijn niet, zoals in de meeste collages, over elkaar heen geplakt. Alle onderdeeltjes zijn zorgvuldig uitgesneden en aan elkaar gepast, als in een mozaïek of een legpuzzel. Hoe beter je kijkt, hoe meer verrassingen je tegenkomt. Bloemen blijken te zijn opgebouwd uit schubben, boven een ‘echt’ oog zit een plantaardig ooglid. Wekenlang knutselt Evertz aan een collage met het formaat van een paar A4-tjes.
Kijken naar de wonderbaarlijke voorstellingen, verdwalen in de eindeloze details. Niets lijkt eenvoudiger, maar zelfs dat lukt maar half. De blik vaart zijn eigen koers. Na een tijdje stel ik vast dat ik eigenlijk vooral naar mezelf kijk, naar de dingen waaraan mijn oog zich wenst te hechten: stukken huid, lichaamsdelen. Waarschijnlijk kijken mensen heel vaak naar lichaamsdelen, om allerlei evolutionaire redenen. Maar ik blijf ook hangen op stukken plant en bloem en op architectuurfragmenten. Vermoedelijk wordt uw blik gevangen door dingen die ik niet eens heb opgemerkt.
Het komt erop neer dat ik u helemaal niet kán vertellen wat er te zien is in Evertz’ collages. Dat kunt u alleen maar zelf zien.

Jeroen Evertz presenteert recent werk op 15 en 16 oktober tijdens MUAS #4, een reeks kunstpresentaties op onverwachte plekken Maastricht. Zijn werk is die dagen te zien bij maandblad Zuiderlucht, Capucijnenstraat 21 C10 (Brandweer, eerste verdieping) in Maastricht. muas.nl
Ego Tripping at the Gates of Hell (Empire State of Mind), Jeroen Evertz

Ego Tripping at the Gates of Hell (Empire State of Mind), Jeroen Evertz