Net na nieuwjaar bezochten mijn vrouw en ik het volkomen vernieuwde Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Het is twaalf jaar dicht geweest voor een uitgebreide restauratie en een rigoureuze vernieuwbouw naar ontwerp van het Nederlandse architectenbureau Claus & Kaan. 

Fier pronkt het museum in de mooiste wijk van de stad en net zo trots zijn de Vlamingen, die in grote getalen hun museum bezoeken. Om met de deur in huis te vallen: het museum heeft de slechtste entree die we in lange tijd zagen. 

Het is u vast ook wel eens opgevallen dat zowat alle hedendaagse architecten een bestaande ingang onmiddellijk verleggen als ze een oud gebouw met vanzelfsprekende centrale entree moeten transformeren. Nee, de achteringang, die is interessant, of de nooduitgang, desnoods een klepraam. Maar daar gaat het nu niet om, of misschien toch wel. Want hoe ga je in onze tijd om met gebouwen uit een heel andere tijd en ook: met de kunst uit een heel andere tijd. Daar vindt het museum aansluiting bij populaire opvattingen over het gecombineerd tonen van oude en nieuwe kunst. 

Hedendaagse architecten verleggen de museumentree onmiddellijk naar de achteringang

In het oude, gedecoreerde gerestaureerde museumgebouw hebben de architecten een smetteloos witte verdieping aangebracht, als de symbolen van de white cubes van vrijwel alle moderne musea uit de hele wereld. In de opstelling van de kunstwerken hier en daar iets soortgelijks. Op zaal wordt bijvoorbeeld een vliegtuig van Panamarenko naast een Middeleeuws altaarstuk met engelen getoond. 

Balsturige critici zien in de opstelling van beide werken een flauwe beeldrijm van vleugels, met een beetje goede wil kun je daar natuurlijk ook wat meer filosofische bespiegelingen over geloof en het hemelse en aardse bestaan aan wagen. Oud naast jong, een werkwijze waarmee nieuwe combinaties en betekenissen ontstaan die niets meer met historische herkomst, stijl of andere gebruikelijke indelingen te maken hebben. 

Het is verfrissend, maar ook noodzakelijk en pijnlijk. Want ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we het definitief hebben opgegeven om de schilderkunstige brille van Rubens of de religieuze betekenissen van de Vlaamse primitieven in musea te kunnen en willen begrijpen.


Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.