“Ze zijn me lief, mijn zoon en dochter, maar de stilte is me ook lief.” Wat kan de literatuur teweegbrengen? Hoe het lezen je leven kan verrijken en je uiteindelijk brengt tot schrijven. Schrijven over je leeservaringen, over jezelf. Merieke Manders was jarenlang een fervent lezer, voordat ze zelf de pen ter hand nam, om te schrijven over haar literaire helden. Een van hen is Frida Vogels.
Wat heb ik ze gemist. De uurtjes voor mij alleen. Het lege huis als een warme huls om me heen. De stilte die uit alle hoeken tevoorschijn kruipt en mijn opwellende gedachten gretig tot zich neemt. Zij, Frida Vogels, is een van de weinigen die weet heeft van mijn schreeuwende behoefte aan rust.
Ik kan niet zonder die uurtjes helemaal alleen in mijn huis. Veel te lang heeft de aanwezigheid en het rumoer van de kinderen me opgeslorpt. Maar vooral ook het feit dat mijn vriend zijn werk aan huis heeft. Ze laten me geen ruimte voor afzondering. Mijn overpeinzingen en het schrijven raken in het slop. Ze komen dagelijks knel te zitten in hun weg naar buiten. Soms is de drang te groot en zit er niets anders op de mij ontstolen tijd met pijn en moeite in een kunstmatig ogenblik te gieten. Een morgen lang leef ik toe naar het moment dat hij voor even op pad moet en het huis verlaat. Ik hoop dat mijn kinderen me dan niet per ongeluk overvallen door een onverwachte lesuitval van school en mijn dochter me bij binnenkomst niet overlaadt met haar verhalen. Dat onbespiede moment is voor mij van levensbelang. Waar moet ik anders mijn energie vandaan halen om de resterende dagen door te komen? Het zijn zeven gelukkige jaren, maar in mijn drang naar individualiteit en afzondering lijkt het een zompige tijd.
Totdat ik het vurig gemiste eind april 2010 plotsklaps weer in de schoot geworpen krijg. Ik ben weer terug in de tijd toen de kinderen nog klein waren en ze hun dagen van half negen tot half vier op de basisschool doorbrachten. Omdat ik op dat moment geen baan had, waren de dagen voor mij. De avonden eindigden voor mijn dochter en zoon om half acht en namen voor mij vanaf dat tijdstip een aanvang.
In 2003 wordt alles anders. Mijn vriend komt bij ons wonen en ik geniet van ons samenzijn. Maar er wordt al vrij snel een vervelende, onverwachte streep door deze rekening gezet. Hij wordt ontslagen. Zelf werk ik inmiddels weer vier jaren buitenshuis. Noodgedwongen begint hij thuis als kleine zelfstandige te werken. De kinderen gaan al naar het voortgezet onderwijs en plagen me met hun onvoorspelbare lesroosters. Er rest me niets anders dan me te schikken. Het voelt als een venijnige aanslag op mijn tijd en mijn domein. Maar ik ben de moeder en de vriendin. Ik weet mijn plaats en speel een meegaande rol om iedereen tevreden te stellen. Gaandeweg begint die rol me te beklemmen maar ik houd mezelf voor dat dít mijn geluk is. Ik heb ook weinig keus, zegt mijn plichtsgetrouwe vrouwenhart. Hier in dit huis met mijn kinderen en mijn vriend heb ik mijn verantwoordelijke, inschikkelijke positie. Híj krijgt de ruimte, die mij is ontzegd, wél. In zijn verbouwde werkkamer op zolder trekt hij zich terug van de dagelijkse beslommeringen die huishouden en kinderen met zich meebrengen. Ik gun het hem van harte, zoals ik ook mijn kinderen van harte hun plek en hun aandacht gun. Ik krijg royaal de huiskamer toebedeeld, waar iedereen in en uitloopt, waar de telefoon rinkelt en de televisie aanstaat. En als de voordeurbel gaat, ben ik vanzelfsprekend degene die vrolijk de deur openmaakt en het bezoek ontvangt. Het hoort bij mijn taak en het is de liefde die me drijft.
Totdat de liefde me een pijnlijke klap in mijn gezicht verkoopt en het perspectief van de ene op de andere dag kantelt. Het rad dat ik mezelf voor de ogen heb gedraaid, draait in één keer de andere kant uit. De liefdevolle aandacht waarmee ik mijn vriend al die jaren heb overladen, schenkt hij me met pijn in het hart maar onvermurwbaar, terug. Hij hoeft haar niet meer. Ik mag haar op iemand anders richten zodat ik hem kan laten gaan. Hij wil weg en geeft me onverwacht de ruimte waar ik zo naar heb verlangd. Heel mijn wezen is ondergeschikt geweest aan wat ik denk dat liefde is, maar die vermeende, ware liefde heeft me mijn eigenheid en creatieve ontwikkelingsdrang stilaan ontnomen. Ik heb haar in het verkeerde spaarvarken gestopt en nu valt het potje aan scherven. De munten rollen alle kanten uit.
Verbijsterd en ontzet open ik de deur en laat ik hem de aftocht blazen. Tijd om mijn verwarde emoties bij elkaar te rapen. Het duurt een tijd en het valt me behoorlijk zwaar, maar het lukt. Zoals ik de munten één voor één terugvind, zo hervind ik mezelf. En nu zit ik op een zondagmorgen verguld in mijn eentje aan de tafel in de huiskamer. Het huis voor mij alleen. Niemand die onverwacht de trap naar beneden komt lopen en beslag legt op mijn gedachten en tijd. Geen zoon die met zijn oorverdovende muziek de wanden laat trillen en geen dochter die op repeterende toon haar onzekerheden tegen me wegpraat. Ze zijn me lief, mijn zoon en dochter, maar de stilte is me ook lief. Alles op zijn tijd en nu is het mijn tijd.
Waar ken ik dit toch van? Ik heb het ergens gelezen en ik herken de schrijfster in haar zoektocht naar de eenzaamheid. Het neemt bij mij gelukkig niet zulke grote proporties aan als bij haar. Het sociale verkeer breekt haar meer op dan mij. Ik heb het bij tijd en wijle nodig en dan zoek ik het op. Zij is wars van de regelmatige omgang met mensen en sluit zich, als het haar wordt toegestaan, ervoor af. Frida Vogels staat nooit in de schijnwerpers of zie je nooit op feestjes. Er bestaat zelfs geen foto van haar. Ze is een vrouw apart. Moeilijk in een hokje te plaatsen en moeilijk voor zichzelf en haar omgeving. Het huwelijk is ze aangegaan maar het is geen onverdeeld genoegen. Met haar Milanese man besluit ze Nederland als woonplek in te ruilen voor Italië. Heel lang twijfelt ze over die keuze maar uiteindelijk hakt ze de knoop door.
Haar schutterigheid en tegendraadsheid belemmeren een soepele omgang en luchtige afspraken met vrienden en familie. Steeds weer is er die strijd tussen wat ze zelf wil, wat haar man wil en wat haar Italiaanse familie wil. Ze is met iedereen gebrouilleerd omdat haar luimen niet altijd verklaarbaar en handig zijn. De grote vrienden en familiekring slorpen haar kostbare tijd op en ze valt ten prooi aan onontkoombare verplichtingen. Het is als dansen op de vulkaan en haar ruzies met haar man Enzo concentreren zich steevast rond dit heikele thema. Het keurslijf van sociale verplichtingen knelt van alle kanten. Schrijven is haar stuwende kracht en daar heeft ze tijd en ruimte voor nodig. Die moet ze zich bevechten. Ze is een tobber en een neuroot. Rigide en onwrikbaar. Toch lukt het haar om zeven omvangrijke dagboeken minutieus vol te schrijven met trivialiteiten die voor een select publiek gretig leesvoer vormen. Ze mag zich scharen in de rij van Voskuil-liefhebbers want ze komt uit hetzelfde studentennest. De schrijver is haar vriend. Haar zinnen kabbelen in een ritmische cadans over de pagina’s, geruisloos trekken de woorden voorbij. Ze schrijft over de dagen die zijn gevuld met haar eigen besognes en gedachten. Er gebeurt niets spectaculairs en toch is alles even belangrijk en geen enkel detail overbodig. Ze maakt gewag van haar Spartaanse levenswijze en de pijn van de keuze. Nederland of Italië? Alleen blijven of samenwonen? Contact met haar broer en vader houden of de confrontatie maar vermijden? Thuisblijven of uitgaan? Het zijn dagelijks terugkerende, folterende dilemma’s.
Dan ik. Ik ben via veel omzwervingen op een punt waar ik graag wil zijn. Ik voel me redelijk uitgebalanceerd en goeddeels met mezelf in het reine. Die Qual der Wahl geldt voor mij evenzeer als voor haar, maar ik heb er niet meer zo’n last van. Nederland is mijn thuisland. Mijn vriend is weg dus woon ik nu alleen. Mijn broer en mijn vader hoef ik niet meer op te zoeken want die zijn beiden dood. Als ik met hen wil praten ga ik naar het kerkhof en verwijl ik aan hun graf. En ik geniet nu van het gelukzalige gevoel in mijn eentje thuis te kunnen blijven. Een vredige sensatie die mij in vervoering brengt en mijn humeur opvijzelt om er op uit te kunnen gaan. Ik ben een gelukkig mens. Ik ben geen Frida Vogels. Begrijpen doe ik haar wel. Daarvoor zijn we voor een deel uit hetzelfde hout gesneden. Het hout van de verrukkelijke, serene afzondering en het welbehagen over de stille rijkdom in onszelf.
Merieke Manders is een pseudoniem; haar echte naam is bij de redactie bekend. Dit is de eerste aflevering in een reeks van zeven.