In de reeks ‘oude en jonge klassieken in tijden van corona’ schrijft Ben van Melick vandaag over Aanhalingen van Ad van Iterson.
Met het belangrijker worden van de couleur locale in de boeken van Ad van Iterson nam de aandacht voor zijn werk in de landelijke pers af. De zuiderse, gewone man en vrouw werd als ‘vreemd’ en te lokaal bevonden. Alsof de straat en carnaval alleen in satire-vorm acceptabel zijn.
Aanhalingen, een academische roman is het jongste boek van Ad van Iterson (Maastricht, 1952), het neemt een aparte plaats in zijn oeuvre in. De plaats van handeling is een jonge, middelgrote universiteit in Midden-Nederland. De schrijver is een wolf in schaapskleren, zijn roman een Tarnkappe. De faculteit waar de hoofdpersoon werkt is een kluwen van meten en rekenen. Wetenschappers rennen van het ene wetenschappelijke project naar het andere, moeten zelf fondsen werven en staan in een moordende concurrentie met elkaar. En dat gaat dus niet goed.
De hoofdpersoon, uitgeblust zakenman, loner en midden-dertig, is min of meer per ongeluk de universiteit binnengerold. Hij is een brok verlangen naar bevestiging, bij vrouwen, bij zijn collega’s, bij zijn superieuren. En hij is ambitieus, hij wil leiding geven, de baas worden, hoofddocent en nog hoger.
Aanhalingen is een genadeloze beschrijving van de mores in de verzakelijkte opvattingen over wetenschap, met name in de menswetenschappen. Van Iterson schetst een zoektocht naar de allergrootste databank ooit, die bijvoorbeeld alle variabelen van menselijke schoonheid in relatie tot andere persoonlijkheidskenmerken in tig-duizenden vragenlijsten en tabellen bevat.
De universiteit in kwestie is een glaspaleis waarin men elkaar voorspiegelt hoe wezenlijk is wat men onderzoekt en onderwijst. Het is gegoochel met tabellen, woorden, getallen. Lucht. Op grote internationale congressen worden varianten van dubieuze gegevens eindeloos rondgepompt, en verslag gedaan van nietszeggend onderzoek – allemaal onontbeerlijk voor de carrière.
Het boek schetst een wereld die doet denken aan Perlmann’s zwijgen (2007) van Pascal Mercier, al blijft Van Iterson de observerende socioloog die probeert te begrijpen hoe gedrags- en denksystemen werken en elkaar beïnvloeden.
Merciers protagonist is een taalwetenschapper in een existentiële crisis. De hoofdpersoon bij Van Iterson is eerder een Tijl Uilenspiegel, ondanks zichzelf. Door hem zie je de keizer zonder kleren. Dit is inderdaad een satire, een uitvergroting van de werkelijkheid die de essentie blootlegt die verborgen blijft voor de buitenstaander.
Aanhalingen, een academische roman komt wat stroef op gang maar blijkt al gauw een virtuoos in elkaar gestoken page turner vol stilistische hoogstandjes, rake observeringen en onvergetelijke zinnen als ‘een neus die leek op een spruitende aardappel waarvan de witte uitlopers ruw waren verwijderd.’
In een tijd van virale rampspoed vol statistieken, tabellen en afvlakkende curves komt een boek als Aanhalingen op het goede moment. Hier en daar moet je even je best doen, maar mag van een serieuze lezer worden verwacht.
Ad van Iterson. Aanhalingen. Uitgeverij Brooklyn.