De befaamde kuipstoelen van Pierre Paulin, nu te zien in Centre Pompidou in Parijs, worden gemaakt bij Artifort. De Maastrichtse ontwerper René Holten leerde Paulin daar in de jaren negentig kennen. “Als er weer eens ruzie was, sprong hij in zijn auto en reed spoorslags terug naar Parijs. De volgende ochtend belde hij om zijn excuses aan te bieden.”
René Holten is er nog net niet in geboren. Wel is hij van kleins af aan opgegroeid met de stoelen van Pierre Paulin. Een ervan, de Globe, stond in het ouderlijk huis in Roermond in de woonkamer. Niet zo vreemd, want vader Holten was adjunct-directeur van Stroucken, toen nog de grootste meubelzaak van de stad.
“Als opgroeiende jongen wilde ik natuurlijk niets te maken hebben met het werk van mijn vader”, lacht Holten zijn herinneringen weg. “Die interesse kwam pas later, toen ik op de kunstacademie zat.” En wat bleek? Na zijn academietijd kwam hij in 1993 als hoofd productontwikkeling bij meubelfabrikant Artifort terecht. Waar Paulin een van de gezichtsbepalende ontwerpers was.
“Artifort had alles in huis”, zegt Holten terugblikkend, “een collectie met ontwerpen van topdesigners, een ambachtelijke productie waar met veel verschillende materialen wordt gewerkt, en een internationaal opererende marketing. Het was een ontzettend leerzame tijd. Maar na een jaar of zes was ik te veel manager geworden. Ik wilde zelf gaan ontwerpen.”
Inmiddels is René Holten (Roermond, 1961) alweer achttien jaar zelfstandig ontwerper, maar de banden met het bedrijf werden nooit verbroken. Elk jaar gaan er duizenden van zijn ontwerpen als Artifort-stoel de wereld over. Wie de huidige Artifort-collectie goed bekijkt, ziet dat Paulin en Holten verwante zielen zijn.
“Klopt”, zegt Holten in de Artifort-winkel annex kantine op een afgelegen industrieterrein bij het Belgische Lanaken. “Ik heb Paulin altijd beschouwd als beeldhouwer, zijn werk is erg sculpturaal. Dat heb ik ook, het zat er op de academie al in. Paulin heeft me gesterkt dat door te ontwikkelen.” In de jaren negentig hebben ze elkaar een keer of drie ontmoet, bij Artifort. “Hij was een ongelooflijk eigenwijze man, maar het klikte meteen. We spraken door elkaar Engels en Frans met elkaar, maar ontwerpers hebben eigenlijk geen taal nodig. We wisten van elkaar wat we wilden.” Hun pad ging niet alleen over rozen. Holten: “Gedurende het maakproces botst het wel eens tussen ontwerper en productie, daar worden dan enorme gevechten over gevoerd. Pierre wilde zijn ontwerpen beschermen, hij beschouwde ze als zijn kindjes. Het stoorde me wel eens dat Paulin als moeilijk werd betiteld, terwijl zijn rijke gevoelsleven juist zijn kracht was. Vanuit dat gevoel maakte hij juist prachtige dingen. Je moest hem in zijn denken kunnen volgen. Als dat niet het geval was, had hij niet veel meer met iemand op. Ik kan wel zeggen dat ik in die discussie bijna steeds op zijn hand was.”
Hij kijkt naar Monique Beaumont, naast hem aan tafel. Ze knikt. “Soms”, vult ze aan, “wanneer er weer eens ruzie was, sprong hij in zijn auto en reed spoorslags terug naar Parijs. De volgende ochtend belde hij op om zijn excuses aan te bieden.” Beaumont is 46 jaar in dienst bij Artifort, de laatste jaren beheert ze het bedrijfsarchief en doet ze de verkoop. Ze begon ooit als directiesecretaresse, trouwde met en scheidde van de toenmalige directeur Harry Wagemans jr, ging met pensioen, maar is nog steeds met hart en ziel verbonden aan het bedrijf. Door de jaren heen raakten zij en haar toenmalige man bevriend met Paulin en zijn vrouw. “We bezochten hen regelmatig in zijn zelf ontworpen boerderij in de Cevennen. Ik heb nog steeds contact met Maïa, zijn weduwe, om zijn modellen in de markt te houden.”
Het was de vader van haar man, Harry Wagemans sr, die Artifort in de jaren vijftig moderniseerde en op zoek ging naar een eigentijdsere modellen. Hij haalde Geoffrey Harcourt binnen, en Kho Liang, de ontwerper van de inrichting van het ‘oude’ Schiphol. Beaumont: “Om de twee weken landde Kho vanuit Amsterdam op vliegveld Beek en bleef dan een dag in Maastricht. We lunchten aan de overkant, bij de Chinees aan de Emmalaan. Daar zijn heel wat Artifort-ontwerpen ontstaan, getekend op de servetten.”
Voor zijn eerste modellen sneed Paulin elastisch stof uit het badpak van zijn vrouw.
In 1958 nodigde Kho een aantal Franse ontwerpers die in hun vaderland niet aan de bak kwamen uit om in de Artifort-kelders in Maastricht hun producten te tonen. Een van hen was Pierre Paulin, de meester van de kuipstoeltjes. Hij liet er zijn Oyster-ontwerp zien. De productie ervan zat bij Thonet France, maar de stoel liep voor geen meter. Artifort lijfde hem in, en bracht vanaf 1960 zijn ontwerpen op de markt. Vooral de Tulip-stoelen waren succesvol. Beaumont: “Hij kwam hier binnen met enkele centimeter hoge schaalmodellen die hij had bekleed met elastisch stof dat hij uit het badpak van zijn vrouw had geknipt.” Holten: “Bij de bekleding van zijn dubbel gekromde modellen kunnen alleen stretchstoffen worden gebruikt.” Beaumont: “Die zoektocht heeft jaren geduurd. De stof die we nu gebruiken is negentig procent wol en tien procent kunstvezels.” Holten: “Zo’n stof moet niet alleen duurzaam zijn en slijtvast, maar ook makkelijk schoon te maken. Met alleen kunstvezel lukt dat niet.”
Vanaf het moment dat hij in de jaren vijftig ging ontwerpen, golden de stoelen van Pierre Paulin (1927-2009) als revolutionair. Zijn fel gekleurde, sculpturale modellen trokken de aandacht van de makers van de James Bond Film Dr. No, waarin Sean Connery plaatsneemt in een Globe. De Franse presidenten Pompidou en Mitterand gebruikten zijn stoelen in hun privé-vertrekken, in 1971 mocht Paulin het Élysée-paleis inrichten.
In de jaren dat Paulin begon te ontwerpen, stond de meubelindustrie op zijn kop. De wederopbouw was volop bezig, de vraag was groot. De introductie van nieuwe materialen, met name kunststof, en technieken vergrootten de mogelijkheden van ontwerper én fabrikant. In de jaren zestig kwam daar, door de flower power, het gevoel van vrijheid en experimenteerlust bij.
Bij Artifort moedigde Kho Liang Ie die vernieuwingsdrift aan. De rol van de fabrikant is vaak een onderbelicht thema, zegt René Holten. “Ontwerpers kunnen alleen excelleren als hun de mogelijkheid wordt geboden. In de praktijk gaat het dan om de inspanning van een team van ontwerpers, productontwikkelaars en management. Op het vlak van goed opdrachtgeverschap was Artifort een voorloper. Het getuigde van moed om een kunstenaar als Paulin de vrije hand te geven, er was veel geld mee gemoeid. Die moed tref je in deze tijd nog amper aan bij opdrachtgevers.”
Paulin wist de vrijheid en de nieuwe mogelijkheden optimaal te benutten. Holten: “Hij liet niet alleen zien dat meubels alle vormen kunnen hebben. Zijn vondst om met elastische stoffen te werken, waardoor je die ronde vormen zonder plooien kunt stofferen, en daarbij nieuwe, heldere kleuren toe te passen leverde een nieuwe vormentaal op die nog steeds inspireert.” Die vernieuwing in materialen gaat onverminderd door. In de Lotus-stoelen die Holten voor Artifort ontwierp, wordt composiet gebruikt. “Je kunt het gieten in een matrijs, zo kun je dunwandige sterke producten maken met een grote vormvrijheid.”
Ook qua zitcomfort en ergonomie is Paulin een inspiratiebron voor Holten. Met het Rietveld-adagium, ‘zitten is een werkwoord’, heeft hij weinig op. “Een goed ontwerp moet een eigenheid hebben die mensen aantrekt. Vervolgens moet een stoel ook goed zitten. Net als Paulin maak ik eerst modellen op schaal. Vervolgens blaas ik ze met PUR-schuim op tot ware grootte. Dan ga ik schuren om tot de optimale vorm en ergonomie te komen.”
In de jaren zeventig verdwenen de meeste Paulin-modellen uit de Artifort-collectie, in de jaren negentig werden de banden weer vaangehaald. Zeven jaar na zijn dood is Paulin met 28 stoelen nog steeds de hofleverancier van Artifort. De teller van Holten staat op tien. Voelt hij zich een erfgenaam? Holten lacht. “Dat zal de toekomst moeten uitwijzen. Ik ben er zelf niet mee bezig.” In elk geval voelt hij zich medeverantwoordelijk voor de signatuur van het merk. “Artifort is vanaf het begin een mooie opdrachtgever geweest. We komen goed overeen, en er is een link met de werkwijze en de vromentaal van Paulin. Bij sommige ontwerpen weet ik zó of ze in de hier in de collectie passen. Dat is heel intuïtief. Ik denk dat niet veel ontwerpers dat hebben. Dat kan ik wel zeggen, toch?” Hij kijkt opzij, naar Monique Beaumont. Ze knikt.
Pierre Paulin. Tot en met 22 augustus in Centre Pompidou in Parijs. centrepompidou.fr
Artifort
In 1890 vestigde de in Luik opgeleid Jules Wagemans zich in Maastricht als tot tapissier-garnisseur: stoffeerder-behanger. Zijn zoon Henry haalde vaklieden uit Duitsland, zogenaamde Polstermeister, binnen om clubfauteuils en chesterfiels maken. Midden jaren twintig had hij zo’n veertig man in dienst. Met een zelf ontwikkelde fauteuil voerde hij in 1928 de merknaam Artifort in (van ‘ars’, goede vormgeving, en ‘fortis’, duurzaam).
Net als de meeste andere meubelfabrieken beleefde Artifort na de oorlog pieken en dalen. In 1975 verhuisd de fabriek naar Lanaken, sinds 1990 is het niet langer een familiebedrijf. Ondanks de problemen in de sector heeft Artifort zijn naam als topmerk altijd overeind weten te houden. Van de 400 werknemers in 1955 zijn er nog zo’n 150 over, verspreid over de vestigingen in Schijndel, Lanaken en Bursa (Turkije). Vorig jaar werden zo’n 45.000 meubels afgezet in 55 landen.