Nog voor de creatieve ondernemers er hun draai hebben gevonden, discussieert Venlo over toekomst en bestaansrecht van ‘cultuurwijk’ Q4. Het aloude idee van de maakbaarheid van de stad en tegengestelde belangen van betrokkenen maken het debat er niet helderder op. “Q4 is geen wijk, het is een idee, een gevoel.”

Vier misverstanden omtrent Q

“Maar hoe? Maar hoe?”, klonk het eind september bijna wanhopig uit de zaal van De Maaspoort in Venlo. De hoekige schouwburg vormde het decor van een symposium over de toekomst van de plaatselijke cultuurwijk Q4. Een van de sprekers was hoogleraar Hans Mommaas wiens peptalk eindigde met de slotsom dat het slechts een kwestie van tijd is dat creatief Venlo concurrerende steden de hielen zal laten zien. Maar nog vóór een dankbaar applaus hem tegemoet spoelde, klonk het uit de zaal: “Maar hoe? Maar hoe?”

De kreet tekent de huidige situatie in Q4, een stadsdeel tussen centrum en de Maas dat in de jaren tachtig en negentig gebukt ging onder drugsdealers en criminaliteit. Hoewel de drugshandel nog steeds niet helemaal is uitgebannen, is de wijk nu een stuk rustiger. Met dank aan de strakke hand van de politie en de komst van enkele tientallen jonge creatieve ondernemers.
Hoe kleinschalig ook leek in Venlo de laatste jaren een glimp van de ‘creatieve industrie’ zichtbaar te worden, een uit de VS overgewaaid concept waarin kunstenaars, vormgevers, mediamakers en andere creatieve geesten de stedelijke economie een nieuwe impuls geven. Het motto van de creatieve industrie is new ideas in old buildings; de Venlose schouwburg was dus een wat ongelukkige locatie voor zo’n symposium. Is er in Venlo geen leegstaande fabriekshal of ruim uitgevallen kraakpand met vochtige muren en lekkende dak te vinden voor zo’n bijeenkomst?
Door tal van betrokkenen werd het symposium vooraf beschouwd als de lakmoesproef voor Q4: de twijfels over de toekomstkansen van de wijk namen de laatste maanden toe, ook bij de deelnemers zelf. Die wanhoopskreet in de schouwburg kwam niet uit de lucht vallen. Tegelijkertijd komt de vraag op of de twijfels wel terecht zijn. Maar eerst dienen enkele misverstanden uit de weg te worden geruimd.

1 Q4 bruist te weinig
De scepsis omtrent Q4 wordt gevoed door betrokkenen, vooral politici van VVD en CDA, die roepen dat de wijk te weinig zou ‘bruisen’ en te weinig bezoekers zou trekken. Het is een curieuze misvatting dat een wijk met creatieve industrie publiek zou trekken. Het sobere AINSI-complex in Maastricht, de nomadische NDSM-werf in Amsterdam, de fashionable wijk Lambrate in Milaan tot de hippe OCT-site in Shenzhen (China) zijn in meerdere of mindere mate succesvol, maar trekken geen kooplustig publiek.
In Venlo wordt het beeld vertroebeld door de herinnering aan volle straten met tassen sjouwende consumenten van een kwart eeuw geleden. Zeker zo opvallend is hoe weinig weerwoord de Q4-bewoners hebben tegen dat vertekend beeld. In het algemeen wordt het Q4-debat er niet helderder op omdat zowel voor- als tegenstanders weinig kennis over geschiedenis en verschijningsvormen van de creatieve industrie aan de dag leggen. Intussen geeft Koekoek BV, de ontwikkelingsmaatschappij achter Q4, op 19 november in Glasgow een presentatie van de Venlose case tijdens het wereldwijde CI Congress over creatieve industrie.

2 De tijd dringt
Enig gevoel van urgentie kan zelden kwaad, maar Venlo doet zichzelf tekort door na drie jaar al een oordeel te willen vellen komen over het bestaansrecht van Q4. Het zou juist van visie (en lef) getuigen om te investeren in geduld, iets wat bij wetenschappelijk onderzoek heel normaal wordt gevonden. Die haast is ook niet erg geloofwaardig in een stad waar het miljoenenproject Maasboulevard na tien jaar bestuurlijk en politiek gehannes niet veel verder is dan een immense lege bouwput.
De vraag is ook welke termijn gerechtvaardigd is om over een succes te kunnen spreken. Hoe lang deed de plaatselijke Vleesstraat erover eer ze een succesvolle winkelstraat was? Hoeveel tijd heeft Venlo uitgetrokken voor de ontwikkeling van de Trade Ports, net buiten de stad?
Waar creativiteit in het spel is, is geduld de belangrijkste partner. In Amsterdam-Oost ligt de noordflank van de gigantische NDSM-hal, ongeveer ter grootte van heel Q4, al enkele jaren leeg. Niets om je over op te winden, zei initiatiefneemster en project booster Eva de Klerk een jaar geleden in Zuiderlucht. “Projecten als deze moet je tijd gunnen. Een broedplaats heet niet voor niets een broedplaats. Misschien komt er iets met mode en design, of een ruimte voor theatergezelschappen uit het voormalige Oostblok, wie zal het zeggen.”

3 Q4 is een cultuurwijk

Net als in andere steden is in Venlo de economisch druk op het centrum groot. Door de unieke ligging van Q4, tussen stadscentrum en de Maas, kijken politici en investeerders met argusogen naar de ontwikkelingen in de strategisch gelegen wijk.
Vanwege die ligging is een puur culturele enclave op die plek vrijwel onmogelijk te handhaven. Creatieve broedplaatsen liggen niet voor niets zelden in stadscentra: te duur, en weinig aantrekkelijk vanwege het gebrek aan ruimte en (mentale) vrijheid. De ooit door een locale Venlose chroniqueur aangehaalde vergelijking met Montmartre in Parijs heeft de beeldvorming bepaald geen goed gedaan.
Misschien is het wennen, maar: Q4 ís geen cultuurwijk, het is niet eens een wijk. Q4 is het best te omschrijven als een idee, een gevoel. En ideeën en gevoelens hebben de eigenschap dat ze niet plaatsgebonden zijn. De culturele verworvenheden van Q4 kunnen op de huidige locatie alleen overleven als de wijk een gemengde functie krijgt: wonen, werken en (cultureel) recreëren. Voor publieksgerichte Q4-ondernemers valt hier met slim en geduldig onderhandelen een hoop te halen. Datgene wat tot nu toe is opgebouwd, kan het best overleven in een stadswijk die diversiteit uitstraalt.
Een spreiding van die activiteiten past het meest in een organisch gegroeid stadsdeel. Intussen heeft Woningstichting Venlo-Blerick het plan opgevat voor een verzamelgebouw voor creatieve ondernemers, met vriendelijk geprijsde huren. Hier schuilt het risico van inkapseling van het gevoel van vrijheid dat in Q4 de laatste jaren is opgebouwd. Een ander pijnpunt is dat de Bergstraat ondanks een gemeentelijke belofte van behoud grotendeels wordt gesloopt. De cultuurhistorische waarde van het straatje zit overigens niet in de bebouwing, maar in de sfeer en de herinnering aan vooroorlogs Venlo.
Het Q4-gevoel hoeft niet noodzakelijkerwijs gekoppeld te zijn aan dit stadsdeel. Nogal wat kunstenaars en creatievelingen zien broedplaatsen, cultuurwijken en verzamelgebouwen als een keurslijf, ze zoeken liever hun eigen weg.

4 De overheid moet Q4 redden
Een van de mogelijke locaties van de nog te vormen cultuurtempel Made in Venlo (een cluster van onder meer filmhuis, theater, muziekschool en poppodium) is het Nolensplein, letterlijk bij Q4 om de hoek. De koppeling zou Q4 ook in de avonduren laten bruisen. Het lijkt het verhaal van de lamme en de blinde. Het plan klinkt nogal dirigistisch bij een klimaat waar creatief ondernemerschap het best in gedijt en het legt een grote claim op Q4. Met enige overdrijving kun je zeggen dat niet de gemeente Q4 moet redden, maar dat Q4 zichzelf moet redden. De rol van de overheid is er een op afstand: ondersteunend, faciliterend, de markt corrigerend. Verantwoordelijke bestuurders wacht een rol van evenwichtskunstenaar, met de politieke risico’s die daarbij horen.
Kort voor het Q4-symposium kwam de gemeente met een persbericht dat meldde dat het Nedinsco-complex, eenzame icoon van het industriële erfgoed dat Venlo nog rest, ongeschikt zou zijn als locatie voor Made in Venlo. Een ideale plek om de stad een culturele boost te geven, valt daarmee weg. Toch zijn er bij Nedisnco, onder het motto ‘new ideas in old buildings’, interessante culturele combinaties te bedenken: een Tajiri/Appel Museum bijvoorbeeld, of een slanke variant van Made in Venlo, omringd door ateliers en studio’s van creatieve ondernemers. Zo’n samenballing kan een culturele spirit teweegbrengen die Venlo nergens anders voor elkaar krijgt.
Te weinig vierkante meters? Bouwkundig ongeschikt?
Twintig jaar geleden zei men in Heerlen hetzelfde van het Glaspaleis, de sloopkogel hing als het ware slingerklaar. Vanuit de stad deed de gemeente anders besluiten. Kort na de restauratie werd de voormalige bouwval opgenomen op de lijst van ‘Duizend beste gebouwen van de 20e eeuw’. Anno 2008 is Schunck-Glaspaleis een internationaal aan de weg timmerende cultuurtempel. Waarmee maar gezegd zij: je kunt jezelf vooraf uit de markt prijzen, maar je kunt ook de grenzen van het mogelijke opzoeken. Met een mantra uit de topsport: nothing is impossible.

Q4 in Venlo, na drie jaar al ter discussie. archieffoto Zuiderlucht / Vincent van den Hoogen