Breek de politiek uit haar keurslijf van Hollandse methodes, Hollandse gewoonten, Hollandse vooroordelen. Vergeet het centralistische Den Haag, leer je kinderen vier talen en schud het ultra-liberalisme van je af. Schrijver/essayist Geert van Istendael, overtuigd Belgicist, pleit voor meer zelfbewustzijn in de regio.
Toen uw koninkrijk tot stand kwam, inmiddels tweehonderd jaar geleden, was het tevens het koninkrijk van mijn voorouders, ten minste, voor zover die op het grondgebied van het huidige België of Nederland woonden.
Van vaderszijde was dat zeer zeker niet het geval, zoek de stalmeiden en ketellappers in de omgeving van het Rijnland. Van moederszijde even zeker wel. Zoek hen ten noorden van Brussel, in de streek waar Beethovens grootvader vandaan kwam. De voorouders van mijn moeder waren trouwens ook muzikanten, niets geweldigs, hoor, kosters die wat orgel konden spelen.
Je moet mijn voorgeslacht dus deels honkvast, deels grensoverschrijdend noemen. Vaders trekvogels. Moeders geworteld. Mijn moeder geboren in het dorp van haar moeder en vader en grootvader en grootmoeder en overgrootmoeder, enzovoort. Mijn vader geboren in een vluchtelingenkamp onder de rook van Newcastle. Eerste Wereldoorlog. Hij begon een eeuw geleden, de Duitsers liepen ‘poor little Belgium’ onder de voet. Hier hoeft u dat allemaal niet te herdenken, prijs uw land gelukkig.
Ik vertel deze kleine familiegeschiedenis om te illustreren dat migratiebewegingen, vluchtelingenproblematiek, over grenzen stappen, binnen veilige grenzen blijven, geen nieuwerwetsigheden zijn, hedendaagse onrust in een op hol geslagen wereld. Grenzen als veilige barrière of als ergerlijke muur waarop ondernemende mensen telkens opnieuw botsen, ze zijn tegelijkertijd oud en nieuw. We moeten het dus ook niet in ons hoofd halen om grenzen overhoop te gooien, migratie af te schaffen of verknochtheid aan eigen bodem af te doen als achterlijk of zelfs als verdacht.
We zullen er het beste van moeten maken, zoals mijn berooide grootouders dat hebben proberen te doen. Mijn vaders vader vertelde op zijn sterfbed verhalen in het Engels met een onvervalste Ierse tongval, zestig jaar voordien opgepikt in de kroeg bij zijn Ierse kameraden, zij en hij even laveloos. Mijn moeder trouwde met een wereldreiziger, maar bleef haar hele leven lang háár verhalen vertellen over appelbomen in dorpstuinen en de geur van vers gemaaid hooi. Als ze in vervoering raakte, vloeide als vanzelf uit haar mond het krachtige Brabantse dialect dat haar voorouders sedert mensenheugenis hadden gesproken en dat zij in andere omstandigheden zorgvuldig verborgen hield.
Dat is en blijft het spanningsveld, ook in de wereld die wij globaal noemen en waarin wij onszelf zo graag zien als kosmopolieten: thuis en niet thuis, daar en hier, aan deze zijde van de grens en achter de grens.
Ik keer nog even terug naar de tweehonderdste verjaardag van uw koninkrijk. Nauwelijks zestien jaar na het begin, in 1830, werd dwars door dat koninkrijk een grens getrokken. Het huidige Nederland en het huidige België ontstonden tegelijkertijd, het ene land was de open wonde van het andere.
In Maastricht, in heel Limburg, was dat een traumatische gebeurtenis. De provincie bleef nog negen jaar bij België, de stad stond onder het bevel van de koningsgetrouwe generaal Dibbets, die er een adellijke titel aan over zou houden. Ik betreur de scheiding van 1830 uit de grond van mijn hart. De belgicist in mij zegt: België had nooit mogen bestaan. En Nederland binnen zijn huidige grenzen evenmin.
Ziehier waarom.
Het koninkrijk van voor 1830 was drietalig. De kleinste taal, Nederlands, was de taal van de meerderheid. Het Frans, destijds de internationale taal bij uitstek, de taal van diplomatie, cultuur, economische betrekkingen en beschaving in het algemeen, was de taal van een nogal kleine minderheid. Duits, dat later de belangrijkste Europese taal zou worden voor economie, wetenschap en techniek, werd door een nog kleinere minderheid gesproken. Ook in delen van Zuid-Limburg was het Duits zeer vertrouwd, lees er de gedenkschriften van Frans Erens (1857-1935) op na. Hij werd geboren in Schaesberg, hoorde thuis Limburgs, Frans en Duits en heeft pas echt Nederlands geleerd toen hij naar de kostschool ging in Roermond. Van een linguïstisch evenwicht als dat van dit helaas verdwenen koninkrijk kun je alleen maar dromen. Groot en klein hielden elkaar in balans.
Het grote voordeel zou zijn geweest dat alle Nederlandse schoolkindertjes, van Maastricht tot Delfzijl en Tietjerksteradeel, verplicht zouden worden om op school ook grondig Frans en Duits te leren. Dat zou pas een schaalmodel voor Europa zijn geweest. Of, bescheidener, voor de Euregio waar we ons nu bevinden.
Er is nog één gemist voordeel, u moet er eens over nadenken. In dat verenigde koninkrijk lagen Maastricht en Zuid-Limburg centraal en niet perifeer, ten minste, op de noord-zuidas. De afstand tussen Maastricht en Groningen bedraagt ruim 300 kilometer. De afstand tussen Maastricht en Schengen (het verste zuidoostelijke punt van Luxemburg) bedraagt ruim 200 kilometer.
Het kan dus niet verbazen dat ik 1830 verafschuw. Maar niemand kan de klok terugdraaien. België en Nederland zijn twee afzonderlijke, soms ergerlijke, soms amusante realiteiten. Dat duurt nu al honderdvierentachtig jaar en we moeten het ermee doen. Bovendien leeft hier, in dit deel van Europa, nog een derde, kolossale realiteit: Duitsland.
Bij die realiteit, op een steenworp van Belgisch en Duits grondgebied, wil ik enkele controversiële stellingen poneren – naar het schijnt ben ik daar niet bang van. Als erevoorzitter van de Vlaamse PEN-club heb ik altijd gepleit voor de grootst mogelijke vrijheid van meningsuiting. Vrijheid in de eerste plaats voor meningen die storen, voor meningen waar ik het niet mee eens ben. Hier komen ze.
Stelling 1: Leer Frans en Duits.
U moet zich in deze stad, in deze regio, dringend ontdoen van die bizarre Nederlandse verafgoding van het Engels.
Iedereen, waar ook ter wereld, heeft er alle belang bij de talen van zijn buren te leren en dat gebeurt ook heel vaak. Doe je het niet, dan is het altijd in je nadeel. In België hebben de Franstaligen collectief geweigerd Nederlands te leren. Ze hebben dat hardnekkig volgehouden, meer dan anderhalve eeuw lang, en hebben er een zware tol voor betaald. Sinds 1950, toen de Waalse industrie nog floreerde en arm Vlaanderen nog geen verleden tijd was, is er slechts zeven jaar een Waal premier geweest. De andere 57 jaar waren het Vlaamse heren, onder tot boven tweetalig. En wat zien we in de 21ste eeuw? Mijn Franstalige landgenoten leren panisch Nederlands. Ik denk dat vandaag in Luik meer mensen Nederlands kennen dan Maastrichtenaars Frans spreken.
Het is ooit anders geweest: Maastricht was in 1830 wellicht nog sterker verfranst dan Brussel. Het dynamische Luikse industriebekken was voor Maastricht niet alleen afzetgebied, het was ook referentiegebied, voor cultuur en voor scholing, en dat gold voor heel Zuid-Limburg. We weten dat de Eerste Wereldoorlog die oriëntatie op Luik heeft afgesneden. Maar Luik ligt vandaag, honderd jaar later, nog altijd op dezelfde plaats, nietwaar? Het is dan ook niet meer dan logisch dat de kinderen in Maastricht grondig Frans leren. Een boogscheut hier vandaan kunnen ze die taal volop horen en zien en spreken. Hetzelfde geldt uiteraard voor Duits. De jeugd van Maastricht moet zo jong mogelijk Duits beginnen te leren. Uit naakt eigenbelang.
Niet dat ik iets tegen het Engels heb. Komaan, ik zou de taal van Dylan Thomas en Emily Dickinson verstoten!? Ik zal daar gek zijn. Ik heb in Engeland gewoond. Ik heb daar door schade en schande geleerd hoe moeilijk het is een beetje fatsoenlijk Engels te spreken.
Wat mij tegen de borst stuit is het Angelsaksische taalimperialisme en nog veel meer de slaafse onderwerping aan dat imperialisme. Alle grote talen neigen tot imperialisme, dat hoef je mij, de Belg, niet uit te leggen. U zit hier in een benijdenswaardige positie. U kunt zich tot andere, grote, prachtige talen richten. Zij groeien in uw achtertuin.
De grote Duitse historicus Golo Mann, zoon van Thomas, vond dat iedere jonge Europeaan ten minste drie talen zou moeten kennen: de moedertaal, Engels, allicht, en een derde taal naar keuze. In dit gebied zou ik Golo Manns idee dan ook uitbreiden tot vier talen: Nederlands, Frans, Duits, Engels, en, voor der gelukkigen die een talenknobbel hebben, meer talen, ad libitum.
Ergo: Leer Frans en Duits. De rest komt wel van zelf.
Stelling 2: Probeer op België te lijken.
Het was generaal De Gaulle die gezegd zou hebben dat je in Europa maar twee echte naties hebt: Frankrijk en Nederland. Er zijn argumenten aan te voeren voor dat idee van De Gaulle, maar ik heb toch enkele bedenkingen.
Zoals zoveel buitenlanders identificeerde de generaal Nederland in grote mate met het calvinisme en wat men daar zo al aan verbindt. Dat zijn goede en kwade zaken: tolerantie, maar ook platte koopmansgeest, een zekere botheid en tactloosheid in de omgang, maar ook grote ernst en plichtsbesef. Enfin, u kent de clichés. Een kleine anekdote om dat te illustreren.
Deze stad heeft een mooi internationaal poëziefestival, de Maastricht International Poetry Nights. Jaren geleden, ik geloof zelfs bij de eerste editie, heeft Hans van de Waarsenburg me daar naartoe gehaald. We zaten met enkele genodigden op een terrasje aan de Maas. Een Oostenrijks dichter in ons gezelschap – en u zult zien dat het land van herkomst zijn belang heeft – merkte op dat Maastricht helemaal niet de allure had van een calvinistische stad. Toen ik hem vertelde dat het zuiden van Nederland voor het allergrootste deel van roomse herkomst is, zag ik het wantrouwen in zijn ogen. Je zag dat hij dacht: die belazert mij. Want tussen Nederland en calvinisme staat een gelijkheidsteken. Ik weet het, er klopt geen ene moer van, maar het cliché is taai.
Er is echter ook een belangrijk kenmerk van Frankrijk dat ook Nederland in hoge mate bezit. De twee landen lijken meer op elkaar dan u denkt, en dat had De Gaulle dan weer níet gezien. Frankrijk heeft de roep jakobijns te zijn, dit wil zeggen, zeer gecentraliseerd: één, ondeelbare republiek. Welnu, ook Nederland is, zeker in de ogen van ons Belgen, een strak gecentraliseerd land. En er is nog iets. Van Frankrijk wordt gezegd dat het een koninkrijk is vermomd als republiek. Van Nederland wordt gezegd dat het een republiek is vermomd als koninkrijk. Zoek de verschillen.
In de politieke cultuur van Nederland kunnen de mensen van deze regio opkomen voor sterke decentralisatie. Het is in uw eigen belang. Kernachtig gezegd: klaag dus niet langer dat Den Haag u vergeet, vergeet De Haag. Breek de Nederlandse politiek uit haar keurslijf van Hollandse methodes, Hollandse gewoonten, Hollandse vooroordelen. Alleen ú kunt dat.
Ergo: Probeer minder op Frankrijk te lijken. Probeer op België te lijken.
Stelling 3: Kijk naar Bismarck, niet naar Thatcher.
In Europa heeft Nederland de reputatie Engels en Trans-Atlantisch georiënteerd te zijn. Soms zou je denken dat tussen Nederland en de andere landen van continentaal Europa een wijde zee ligt, alsof Nederland een der vele eilanden is die deel uitmaken van het eilandenrijk Groot-Brittannië. Bovendien heeft het eiland Nederland de neiging af te drijven richting Verenigde Staten.
Die oriëntatie is cultureel, politiek en economisch. Talen zijn niet alleen dragers van culturen, talen dragen ook ideologieën uit. Het Engels is de dominante taal die het ultraliberalisme uitdraagt dat onze planeet teistert. Het kan geen toeval zijn dat vandaag de sterkst gefundeerde kritiek op ons economische bestel uit Frankrijk komt. De kritiek komt van een man die aan het Massachusetts Institute of Technology heeft gestudeerd en daar zijn conclusies heeft getrokken. Ik heb het over Thomas Piketty en diens monumentale analyse Le capital au XXI siècle.
U in deze regio bent beter geplaatst dan wie ook om een bezonnen en grondige kritiek te formuleren op de ultraliberale dogma’s. U kunt als het ware van in uw luie stoel en met eigen ogen zien hoe het hier vlakbij ontstane Rijnlandmodel, dat solidariteit en sociale zekerheid combineert met rendement, werkt, waar het hapert en waar je het kunt moderniseren. U leeft op een boogscheut van het land waar de ziekteverzekering, de werklozensteun en het pensioen werden uitgevonden, nog wel door de grootmeester van de Realpolitik, de aartsconservatief Bismarck.
Ergo: Kijk naar Bismarck. Niet naar Thatcher.
Stelling 4: Deze regio is slechts in schijn perifeer.
Bij de voorbereiding van dit verhaal stootte ik telkens weer op de woorden periferie, perifeer. Is Zuid-Limburg perifeer? Is Aken en achterland perifeer? Is Luik perifeer? Is Hasselt perifeer?
Zeer zeker wel, als je al die gebieden en steden bekijkt vanuit hun eigen staatsbestel. Maar nou dacht ik in mijn naïviteit dat Europa er net gekomen was om die zienswijze uit de wereld te helpen. Om grenzen zo niet op te heffen dan toch te laten vervagen. Vervaagd zijn ze zeker, die grenzen. Opgeheven niet – en ik denk ook niet dat zoiets wenselijk is.
Toen ik één jaar oud was, verhuisden mijn ouders van Brussel naar Utrecht. Toen ik zes was, keerden ze met hun gezin terug naar België. Ik bewaar daar herinneringen aan, vooral de grens is me bijgebleven. De douaniers in het station van Roosendaal. En dan het wachten. Het eindeloze wachten in dat station, uren en uren. Jaren later, in 1982, toen ik voor het eerst naar het Oostblok trok, flitsten die herinneringen door mijn hoofd toen ik aan de Tsjecho-Slowaakse grenspost Waidhaus-Rozvadov in mijn auto zat te wachten bij het IJzeren Gordijn. Uren. Zoals destijds in Roosendaal. Dat heeft Europa afgeschaft. Bij Breda en bij Vroenhoven rij je gewoon door. Geen douaniers meer die je in de trein bij Visé bestraffende blikken toewerpen.
Zuid-Limburg perifeer? Als je nu zou zeggen, Przemyśl, in het uiterste oosten van Polen, bijna bovenop de Oekraïense grens, of Lappeenranta, West-Karelië, bijna in Rusland, daar kun je discussiëren over perifeer. Niet hier. Deze Euregio was het epicentrum van het eerste rijk dat na de val van Rome weer grote delen van Europa onder één gezag bracht. Karel de Grote koos Aken als hoofdstad, waar eeuwen na hem de Rooms-Duitse koningen werden gekroond. Centraler kun je niet zijn. Luik was in de tiende eeuw het Athene van het noorden en eeuwen later de belangrijkste industriestad van het hele Europese continent.
Nu kan iedereen zeggen, die roemrijke geschiedenis, daar zijn we vet mee. Het gaat over vandaag, meneer.
Ik heb me terdege gedocumenteerd en beken dat ik met verbijstering heb gelezen hoe deze regio, niet alleen in Nederland trouwens, echt als een verafgelegen gewest wordt behandeld. Met name inzake openbaar vervoer dacht ik soms dat ik nog altijd zes jaar oud was. Internet huppelt vrolijk rond over de hele planeet, maar de trein naar Aken kruipt.
Aan de andere kant heb ik gelezen over initiatieven die de overzijde van de grens opzoeken, welbewust en zeer beredeneerd. Ik geef slechts het voorbeeld van de campus op het terrein van de voormalige staatsmijn Maurits, waar universitaire wetenschappers uit Maastricht, Eindhoven en Aken elkaar vinden voor onderzoek in de bio-industrie – volgens mij de enige toekomst die de Europese industrie nog rest.
Ergo: Deze regio is slechts in schijn perifeer. In Europa ligt deze regio centraal. Alleen zijn ze daar nog niet achter gekomen in provinciesteden als Brussel of Den Haag.
Stelling 5: Kies uw burgemeesters.
De 21ste eeuw is de eeuw van de steden. In 2050 zal drie kwart van de wereldbevolking in steden wonen, zo niet meer. De Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber stelt in zijn boek If Mayors Ruled the World dat vandaag en in de toekomst alleen steden ervoor kunnen zorgen dat de democratie blijft leven. Nuance: ook stadsregio’s kunnen die rol spelen. En wat is de Euregio anders dan een stadsregio, met enkele belangrijke knooppunten die groot genoeg zijn om efficiënt te werken en niet té groot zodat ze onoverzichtelijk en onhanteerbaar worden.
Nederland heeft daar een ernstig nadeel, en ik verwijs naar mijn opmerkingen over het centralisme in dit land. De Nederlandse burgemeester is een ambtenaar, een gezant van het centrale gezag. Niet zo in het omringende buitenland. In het toch zo jakobijnse Frankrijk heb je meer dan dertigduizend door de plaatselijke burgers verkozen burgemeesters.
Ergo: In deze regio maakt u zich sterk voor de verkozen burgemeester. De burgemeester-ambtenaar is een democratisch onding.
Dit is een ingekorte versie van een lezing die Geert van Istendael op 31 augustus hield in Maastricht bij de presentatie van het burgermanifest ‘waar een wil is, is geen grens’.