Erfgoed weerspiegelt diversiteit en wisselende mentaliteiten. Een ‘volkseigen’, dat mensen bindt, is nooit eenduidig. Regio’s ensceneren hun identiteit. Stadsmusea in Gent, Cassel en Antwerpen laten zien aan hoe je de complexe en veelkantige ‘volksziel’ provocerend en kritisch kunt ontrafelen. “Van een museum met een warm opgestookt gevoel van vaderlandse trots krijg ik koude rillingen.”

Op de zaalteksten in de nieuwe stads- of regiomusea lees je een hele psychologische rimram van ‘volkseigen’ en ‘volksaard’: rebels, speels en spotziek, dynamisch en divers, opstandig, tegendraads en recalcitrant, koppig, weerspannig en eigenzinnig. Ook populistische politici hebben het in hun discours steeds vaker over ‘volksaard’ en ‘identiteit’.

Toch zijn die zaalteksten niet zulke ouderwetse interpretaties. Musea laten zien dat ze, als ze iets van het volkseigen tonen, heel goed en scherp kunnen relativeren.

De metershoge en kleurrijke Reuze Papa en Reuze Maman, de legendarische giganten van het carnaval in de Franse Nederlanden, zijn na een lange restauratie weer op de been. De reuzen, alom bekende figuranten van de folklore, zijn de blikvangers van het nieuwe musée de Flandre in de Franse grensplaats Cassel, dat zich toelegt op het belichten van de culturele identiteit van Vlaanderen. De metershoge poppen refereren aan de rebelse en spotzieke eigenheid van Noord-Frankrijk, een sterke regio met een indrukwekkend cultureel patrimonium.

In Gent ging in oktober vorig jaar het stadsmuseum STAM open dat het “onvoltooide verhaal van Gent en haar Gentenaars” vertelt. Het is gevestigd op de Bijloke, een site met gebouwen uit verschillende periodes, voor het museum de perfecte locatie “om de complexe en gelaagde geschiedenis van Gent te illustreren”.

Het MAS, Museum Aan de stroom, in Antwerpen dat op 17 mei zijn deuren opent, brengt verschillende museale collecties samen tot “een vernieuwend verhaal over de wereld in de stad Antwerpen en de stad Antwerpen in de wereld”. De havenstad, die zich een metropool noemt, is een stadsweefsel met een diverse bevolking; het museum streeft in de historische opstelling naar een zeer geschakeerd beeld.

Deze nieuwe identiteitsmusea tonen hoe je de complexe volksziel polemisch, provocerend en kritisch kunt ontrafelen. Stads- of regiogeschiedenis is ‘in’, luidt het bij het STAM, terwijl de natiestaat afbrokkelt in tijden van globalisering. De overgrote meerderheid van de mensheid zal binnen afzienbare tijd in een stedelijke context leven. Daardoor krijgen mensen ook een grotere belangstelling voor stadsgeschiedenis. De problemen die dit samenleven in vaak erg moeilijke omstandigheden oproept, maken een terugblik op de ervaringen van voorgaande generaties stedelingen zeer leerzaam. De ‘nieuwe’ etnologen en cultuurhistorici, die een veel bredere visie hebben op volkscultuur of op regio- en stadsgeschiedenis, speuren naar een completer verhaal. Je kunt allang niet meer spreken over ‘de’ cultuur van een volk of ‘de’ geschiedenis van een volk, het is – of je dat nu wil of niet – veel omvattender.

“Van een museum met een warm opgestookt gevoel van vaderlandse trots krijg ik koude rillingen”, zegt Ad de Jong, wetenschappelijk beleidsmedewerker van het Nederlands Openluchtmuseum. Musea zijn volgens hem geen ideaal instrument om politieke doelstellingen te realiseren, ook niet die van gemeenschapsvorming. “Odes aan de samenhorigheid kunnen averechts werken.” Het leesbaar maken van het erfgoed vanuit verschillende perspectieven is volgens De Jong een wezenlijke taak van een museum. Erfgoed weerspiegelt altijd identiteit, of liever identiteiten, want musea zijn geen canonieke sorteringen van bekrompen denken, pure volkseigenheid of nationale trots. Verzameld erfgoed biedt een avontuurlijker uitzicht; het is een complex en veelkantig verhaal. Wie het over de eenduidige ‘volksziel’ heeft, vindt al snel rabiate tegenstanders op zijn weg; maar wie de meervoudigheid van die ziel wil aantonen, wordt vaak voor volksverrader uitgemaakt.

Ligt eigen geschiedschrijving zo moeilijk? Is museale enscenering van het ‘volkseigen’ wel mogelijk?

Opvattingen over een ‘identiteitsmuseum’ leiden vaak tot felle discussies, polemieken en politieke commotie. In Frankrijk wordt scherp gedebatteerd over een Musée de l’Histoire de France, een prestigieus plan van president Nicolas Sarkozy. In Nederland, is na veel bakkeleien over de canon en of het nu in Amsterdam of Arnhem moest komen, de voorbereiding voor de bouw van een Nationaal Historisch Museum stopgezet omdat er fors bezuinigd moet worden.

Het in het Noord-Franse Cassel pas geopende Musée départemental de Flandre toont hoe je mentaliteiten en culturele identiteiten met erfgoedstukken museaal kunt ensceneren. Het is een klein maar wel bijzonder museum omdat het op een heel multidisciplinaire manier ‘oude’ en ‘hedendaagse’ kunst in de opstelling vermengt met etnografie. Daardoor wordt de cultuurgeschiedenis van die Vlaamse regio verbreed, omdat geen scheidslijnen worden getrokken tussen high en low, en omdat er een soort verhelderende ‘conversatie’ plaatsvindt tussen allerhande voorwerpen, schilderijen, prenten en kritische statements.

Dit Franse museum is het enige dat zich verdiept in de culturele identiteit van Vlaanderen. In de opstelling wordt heel sterk de nadruk gelegd op de rebelse eigenheid van die streek, waar de Beeldenstorm is begonnen, waar de slagvelden zijn van de Eerste Wereldoorlog, waar nog steeds grote belangstelling bestaat voor het Nederlands, en waar vooral een rijke historiciteit sluimert die niet helemaal is ontsloten.

De nieuwe huisvesting van het museum, het statig-renaissancistisch 16e eeuwse ‘Landshuus’ van het vroegere burggraafschap Cassel, is misschien wel hét pronkstuk van de collectie omdat het als een van de weinige overgebleven gebouwen uit de tijd van het burggraafschap een getuigenis is van de ‘identiteit van Vlaanderen’. Het herbergt de collectie van het vroegere Musée de Cassel, dat op initiatief van een aantal gepassioneerde burgers in 1837 is opgericht.

In de loop der jaren is de collectie aangevuld met schenkingen en legaten van particulieren, of met herinneringen aan belangrijke gebeurtenissen, zoals de Eerste Wereldoorlog, toen het Hôtel de la Noble Cour dienst deed als commandopost van generaal Foch. Er is zelfs ooit overwogen om er een museum van de Grote Oorlog in onder te brengen.

Het is en blijft een museum met een hybride collectie. Behalve voorwerpen en documenten uit de volkscultuur en de collectie Vlaamse meesters zal het nu ook hedendaagse kunst verzamelen en tonen, naast een heel diverse uitstalling van religieuze, historische, etnografische en geografische voorwerpen. De huidige collectie wordt door een actief acquisitiebeleid aangevuld. Het museum wil de eigenheid van de regio niet zomaar triomfantelijk etaleren, maar zoekt naar controverse en debat. Op zaal zijn her en der eigentijdse kunstwerken deel van de historische opstelling: werk van Jan Fabre, Thierry De Cordier, Panamarenko, Patrick Van Caeckenbergh en Leo Copers problematiseren de onderwerpen die in de museale geschiedschrijving worden behandeld. Dat maakt de enscenering niet alleen meer verfrissend, maar het is ook een heldere en intelligente keuze.

Het museum in Cassel wil meer zijn dan een louter canongericht museum. Het laat, juist door die hedendaagse en soms provocerende kunst eraan toe te voegen, ruimte voor een kritische blik, voor een andere en scherpere omgang met geschiedenis. Dat is ook het uitgangspunt van het Gentse STAM, al speelt in de opstelling ook een zeker gezond stadschauvinisme mee. De stad wil haar geschiedenis tonen, “van het heden naar het verleden en terug”. In de introductieruimte ligt op de vloer, onder een indrukwekkende stadsmaquette, een reusachtige luchtfoto van de volledige stad waarop Gentenaars hun eigen woonplek kunnen terugvinden. Elke ruimte in de gerenoveerde hospitaal- en kloostergebouwen op de Bijloke verwijst naar een tijdperk uit de stadsgeschiedenis en naar een mentaliteit, zo krijgt elke afzonderlijke opstelling een eigen atmosfeer en karakter.

Het is, net als in Cassel, een multimediaal verhaal. Het museum kon putten uit de gezamenlijke Gentse collecties. Dat wil ook Antwerpen realiseren. Door vroegere oudheidkundige collecties, verzamelingen van kunsthistorische musea, archieven en hedendaagse kunst door elkaar te laten vloeien, ontstaat een grote verscheidenheid – volgens de initiatiefnemers van het STAM “een aanzienlijke museale troef”.

Info over genoemde musea: www.museedeflandre.cg59.fr , www.stamgent.be en www.mas.be