Volg de zwarte meute. Het zou de gouden tip kunnen zijn tijdens welke modeweek ook. Want wie in de mode of in de kunst zit, zweert nog steeds bij zwart. De kleur die er eigenlijk geen is, maar die nooit uit de mode raakt.

Ik maakte het wel eens mee, tijdens de modeweek van Parijs. Mijn taxichauffeur die me op de hoek van de straat afzette en wees in de richting van de plek waar ik naartoe moest. En dan dat ene zinnetje: “Is dat soms een sekte daar?” Dat was het natuurlijk niet, maar daar leek het wel op. Met zwart als codewoord.

De voorbije seizoenen zit er wel wat rek op het begrip. Door de colour blocking trend wordt zwart nu vaker gecombineerd met geel, wit of zelfs fuchsia, maar wie rond de podia zit, doet lang niet altijd mee aan de hype. In het midden van de mode laaft men zich graag aan zwart.

Bij uitbreiding doen ook architecten en filosofen dat, net als grafici en kunstenaars. Neem gerust eens de proef op de som. Ga naar de vernissage van een expo en tel. Wedden dat de aanwezigen in het zwart de meerderheid halen. Vraag is waarom. Omdat ze zo beter opgaan in de massa? Omdat ze zwart als een soort makkelijk uniform zien: uniform omdat iedereen meteen weet dat het om een gelijkgestemde ziel gaat, makkelijk omdat je er ’s morgens weinig werk aan hebt; gewoon iets van de stapel zwart nemen en klaar is Kees. Liz Tiberis, de vroegere hoofdredactrice van Harper’s Bazaar, had er wel een uitleg voor: “Zwart geeft je een silhouet, een duidelijke belijning.” Het gros van de vrouwen legt het iets simpeler uit: “Zwart maakt je slanker.” Speelt de dictatuur van de perfecte lijn dan zelfs op het hoogste niveau?

Zwart heeft als kleur veel connotaties. Het is in onze Westerse beschaving de gedoodverfde rouwkleur – en dat sinds de Romeinen. Queen Victoria stelde een voorbeeld om na de dood van haar man alleen nog zwart te dragen, en deed dat tot ze stierf. Het is ook de kleur van de punk en van de rebellie. Zwart kan gelinkt worden aan religieuzen, maar evengoed aan nazi’s en fascisten. In de mode is de kleur al heel lang aanwezig, maar nooit als een constante in het dagelijkse leven; daarvoor had zwart te veel met de duisternis te maken, met femmes fatales en met dingen die het daglicht niet mochten zien. Getuige de zwarte lijst, zwart geld en zwarte magie. Een symboliek die al eeuwen meegaat.

Redelijk spectaculair was The Little Black Dress die Coco Chanel in 1927 lanceerde. Ze noemde het jurkje, dat voor het eerst in een tekening in Vogue verscheen, haar Ford-model, naar analogie met de succesvolle auto uit de VS (die je, zoals de maker zei, in alle kleuren kon bestellen zolang het maar zwart was). Chanel vond het toen al een soort uniform voor vrouwen met smaak. Het jurkje bestaat nog steeds, als verzamelnaam voor een passe-partout waarmee je uit werken kan gaan maar evengoed kan schitteren op een feestje.

Maar Chanel was niet de eerste die met zwart uitpakte in die tijd. Een niet onbelangrijke gebeurtenis was de Black Ascot paardenraces van mei 1910, kort na de dood van Edward VII. Iedereen was in diepe rouw, dus droegen vrouwen zwart. Er werd daar nadien ook over bericht in dagbladen: journalisten schreven dat ze prachtige zwarte gewaden hadden gezien, gelinkt aan couture en goede smaak.

In de jaren vijftig pakte ook Christian Dior al eens uit met een zwarte jurk met jasje, maar dan nog waren het vooral de happy few die in die trend meeliepen. Black werd pas helemaal beautiful in de jaren zestig, in de tijd van de Beatniks en Jean Paul Sartre, toen zowat iedereen die zich artistiek uitte en voor intellectueel wilde doorgaan, zich in het zwart kleedde, niet alleen de beau monde. Zwart leek toen synoniem voor rebellie, voor een aanklacht tegen gevestigde waarden, en kwam ook op straat.

De kleur brak helemaal door vanaf de jaren 1980, met dank aan normdoorbrekende Japanse designers als Rei Kawakubo en Yohji Yamamoto. Dit waren designers die van zwart als het ware een kleur maakten. Ook de Belgische modemakers lieten zich in het begin van hun carrière graag met zwart in. Van Margiela tot Ann Demeulemeester: allemaal hebben ze collecties die in het zwart baadden. Voor Demeulemeester was zwart gelinkt aan haar androgyne vrouwenbeeld, maar evengoed aan poëzie en mysterie, voor Margiela is het een ode aan punk (en de onderliggende sfeer van rebellie tegen het gangbare modesysteem).

In de jaren tachtig werd zwart in de mode een absoluut uniform. Iets wat de drager zekerheid gaf, een soort lidkaart van de club die begreep waar dat soort avant-garde designers mee bezig was. Niemand die toen durfde te opperen dat je die look ook helemaal anders kon interpreteren: als een soort gemakzucht. Zo van: ik trek zwart aan, hoef ik voor de rest al niet meer na te denken…

De échte blackaholics (zoals ze in het jargon wel eens genoemd worden) zweren voor eeuwig en altijd bij zwart. Wie de voorbije seizoenen al eens durfde vreemd gaan en hippe kleuren zoals elektrisch blauw of felgeel durfde combineren, zal dat allicht niet blijven doen. Om heel eerlijk te zijn: nu zoveel paradijsvogels voor en na elk defilé hun beste pluimen laten zien in alle kleuren van de regenboog (is er een andere omschrijving voor modebloggers?) is de kans groot dat wie zich daarvan wil distantiëren, zijn toevlucht zal zoeken tot een kleur waarin je niet opvalt en door geen enkele fotograaf op zoek naar paradijsvogels tot stilstand zal worden gebracht. Komend seizoen trek ik zeker weer iets zwarts aan. En met mij allicht een handvol anderen. De architecten, grafici en andere kunstenaars kunnen op beide oren slapen: hun kleur is een absolute blijver.