Op verzoek van het Stedelijk Knooppunt Zuid-Limburg lieten Peter Fransman, Stijn Huijts en Guido Wevers hun gedachten gaan over de kandidatuur van Maastricht als Culturele Hoofdstad. “De kunst behoudt altijd haar onafhankelijkheid, haar autonomie en zal daarom ook steeds haar vrijplaats opeisen.”
Vóór en ná de Culturele Hoofdstad
De Culturele Hoofdstad is niet meer wat hij geweest is. Het begrip ‘stad’ wordt door de hoofdrolspelers naar believen opgerekt. Complete regio’s haken in, soms zelfs een heel land. Een week nadat Essen de titel in de wacht sleepte, werd de merknaam veranderd in Ruhr 2010; uit het programma blijkt dat het halve Ruhrgebied meedoet. En Malta, dat naast Nederland in 2018 een kandidaat mag leveren, hééft niet eens een stad. De hoofdstad Valetta telt maar 7000 inwoners. Dus doet de hele stedelijke agglomeratie (300.000 inwoners) mee.
Het is nog lang niet zeker of Maastricht (naast Malta) in 2018 de tweede Culturele Hoofdstad van Europa wordt, eerst dienen vier andere Nederlandse kandidaten te worden verslagen. Wél is zeker dat de Maastrichtse kandidatuur door de (eu)regio geschraagd zal worden.
Als voorschot op dat streven schoven Peter Fransman (museum Het Domein in Sittard), Stijn Huijts (Schunck-Glaspaleis in Heerlen) en Guido Wevers (Theater aan het Vrijthof, Maastricht) bij elkaar aan om hun gedachten over dat thema te ordenen. Hun op papier gezette bevindingen verbleef vervolgens vijf maanden in de bureaucratie van opdrachtgever Stedelijk Netwerk Zuid-Limburg. Te lang, vond met name Stijn Huijts die het ambtelijk gedraal “wegens grote flauwekul en aantasting van mijn culturele onafhankelijkheid” niet langer accepteerde en aandrong op publicatie.
Het ging de drie vooral om “een paar accenten” te zetten, maar wie de heren kent, weet dat het daar niet bij blijft. Hun tekst is meer dan een schot voor de boeg, het is een artistiek uitgangspunt voor de kandidatuur met de karakteristieken van de drie steden als basis. Heerlen als biotoop voor moderniteit en urban culture, Maastricht als historische stad met de nadruk op de klassieke kunstdisciplines, Sittard-Geleen als fusiegemeente die zich vanuit een rijke historie in een industriële omgeving ontwikkelt naar een echte stad. Een stukje verderop ligt dan ook nog Luik dat in zijn drang naar modernisering voortdurend in de clinch ligt met zijn zijn industrieel verleden. Van piketplaatjes slaan kan echter geen sprake zijn. “Waarom zouden in Heerlen de klassieke kunsten niet gedijen en waarom zou urban culture niet in Maastricht passen?”
Vervolgens beschouwen de drie het hele gebied, inclusief de grensregio’s, en constateren “dat door dit Euregionale gebied verschillende breuklijnen lopen. Zo is er – historisch gezien – de breuklijn van Germaanse en Latijnse cultuur. Sporen daarvan zijn veelvuldig terug te vinden in de taal en het gedrag van de mensen.” Of dat tegen elkaar aanschuren van twee culturen ook toekomstperspectief heeft, is volgens de culturele trojka nog maar de vraag. Ze houden het erop dat deze schurende culturen in de genen van dit gebied verankerd liggen en dat het veel verder gaat dan de tegenstelling Germaans/Latijns. “Het laat zich ook duiden aan de hand van begrippenparen zoals industrieel/agrarisch, wijk/wereld, high/low, modern/klassiek, traditie/vernieuwing en allochtoon/autochtoon.” Binnen deze tegenstellingen tekenen zich een eigen identiteit en een eigen potentie af: “Hier dient het unieke, het bijzondere zich aan.”
Hoewel hun benadering cultureel-antropologisch is, willen ze wél een statement maken over rol van de kunst in dat spectrum – en daarmee in het wenkend perspectief dat Culturele Hoofdstad heet. “Ook al dient de kunst vele dienaren (de kathedralen in de Middeleeuwen, de schilderijen die de herenhuizen opvrolijkten,het hedendaagse design), ze behoudt altijd haar onafhankelijkheid, haar autonomie en zal daarom ook steeds haar vrijplaats opeisen! Die vrijplaats is er enkel en alleen voor de kunst zelf. Die autonomie is vaak ontregelend, haast altijd oncontroleerbaar, steeds onvoorspelbaar, niet er op uit sociaal te zijn, integendeel zelfs, maar wel altijd zingevend en daarmee ook horizonten verleggend. Bij kunst mag je ‘hopen’ op een bepaalde effectiviteit maar je kan nooit het eindresultaat formuleren.”
Dat laat aan duidelijkheid niets te wensen over.
In deze fase van het proces – er zijn immers nog vele jaren te gaan – willen Fransman, Huijts en Wevers wel de kaders aangeven, maar zich niet uitdrukken in de eindtermen van een afgerond product. Op dit moment gaat het erom “de juiste ontstekingsmechanismen te installeren en te ontsteken.”
Daarmee kun je niet vroeg genoeg zijn, vinden ze, lering trekkend uit de ervaringen van steden die het traject eerder doorliepen. Hoe pijnlijk zijn de voorbeelden van Culturele Hoofdsteden waar alle investeringen inmiddels zijn verdampt omdat er geen helder concept was. “De culturele hoofdsteden die er de afgelopen jaren echt toe deden, zijn de steden waar je nog lang na hun glansmoment kunt spreken van het vóór en ná. Zo is er het vóór en ná Antwerpen ’93, het vóór en ná Lille 2000.”
Theater aan het Vrijthof in Maastricht. foto Zuiderlucht