Cartoons sturen mede de publieke opinie, ook als ze gaan over de EU. Sinds de ondertekening van het Verdrag van Maastricht, begin 1992, nemen cartoonisten het Europese gebouw onder vuur. “Laat dit dus een oproep zijn om ons te verplaatsen in die andere Europa’s, waarvan wij zo verdomde weinig weten.”

Humor kan dodelijk zijn. De fatwa tegen Deense en Franse cartoonisten en de bloedige aanslag op de redactie van het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo staan nog vers in het geheugen.

Cartoons gaan altijd over sensibele onderwerpen. En bestrijken een domein dat zich ergens tussen het intellectuele debat, het hart en de onderbuik bevindt. Een tentoonstelling van cartoons is dus geen vrijblijvende gebeurtenis.

Het onderwerp bij de cartoonexpositie SCHERTS is de Europese Unie, een ooit blijmoedig aangevangen project, dat sinds enkele jaren door diverse crises aan het wankelen is geslagen. Die opeenvolgende crises bieden ruimte aan een waaier van critici van zowel linkse als rechtse signatuur. Ooit werden zij als pretbedervers weggehoond, inmiddels kunnen zij rekenen op het nodige begrip.

Het Europese gebouw, waarvan in 1992 in Maastricht de eerste steen gelegd werd, is toe aan verandering. De een wil reparatie, de ander is voor afbraak. Maar niemand weet hoe het aan te pakken. Reden te meer om ons niet in dat debat te mengen.

De cartoons in SCHERTS tonen aan dat ook het Europese project vanaf het eerste begin aanleiding bood tot spot. Aan mooie ideeën liggen nu eenmaal vaak onenigheid en tal van deelbelangen en misverstanden ten grondslag.

Hoe kan het anders dat het verenigde Europa eerder vereenzelvigd wordt met de gemeenschappelijke munt de euro dan met democratie, om welk idee ooit Griekenland als historische bakermat in de eurozone werd binnengeloodst? Het is maar één voorbeeld van beeldvorming, die wij terugzien in de cartoons. Maar cartoons zijn pas echt geslaagd, wanneer zij tenminste twee tegenovergestelde dingen tegelijk doen: de tragiek rond een specifieke situatie of vooraanstaande persoon blootleggen én lachen om de menselijke komedie in het algemeen.

Cartoons sturen mede de publieke opinie, door hun directe beeldtaal en door de relatief hoge oplages waarin ze verspreid worden. Hierbij spelen de technische mogelijkheden een ondergeschikte maar cruciale rol.

De geschiedenis van de cartoon gaat grotendeels gelijk op met die van de pers en de moderne media. Bekende voorlopers zijn de 18de eeuwse kunstenaar William Hogarth, de 19de eeuwer Honoré Daumier, en iets dichterbij in de tijd, Louis Raemaekers. Hogarths moraliserende, satirische portretten en taferelen bezorgden hem grote populariteit. Hogarth geldt tegelijk als een van de voorlopers van het stripverhaal, net als de 19de eeuwse satirische tekenaar Wilhelm Busch. Schilder en beeldhouwer Daumier was bij leven vooral bekend als politiek en sociaal satiricus, onder meer door de verspreiding van lithografieën.

Deze pioniers waren vooral begenadigde portrettisten, die scherp achter het aangezicht keken. Tot dan gaat het vooral om sociale en doorgaans indirecte, maar in die tijd minstens zo voelbare politieke kritiek. Hoe anders was Raemaekers’ beeldende aanklacht tegen de Duitse oorlogsmachine in de Grote Oorlog. Zijn litho’s hebben er zelfs mede toe bijgedragen, dat de Verenigde Staten zich in het conflict, later omgedoopt tot Eerste Wereldoorlog, gingen mengen; de expressief uitgebeelde verontwaardiging sprak een brede massa mensen aan.

Aan de andere, duistere kant van het morele spectrum herinneren wij ons de kwaadaardige karikaturen van joden in bijvoorbeeld Nazi-Duitsland en Sovjet-Rusland. Daarbij speelde de karikatuur of cartoon in op het veelal latente, maar soms oplaaiende antisemitisme, dat in het oude, christelijke Europa voortleefde.

Het naoorlogse humanisme en pacifisme heeft datzelfde Europa een nieuw elan verschaft, dat ook in de cartooncultuur tot uiting komt. Zelf ben ik opgegroeid met tekenaars van het absurde, zoals Breyten Breytenbach, Loriot, Lucebert, Opland, Ops, Plantu, Sempé, Saul Steinberg, Topor en Willem. Ze bestrijken een brede waaier van vrije kunstenaars, illustratoren en cartoonisten. Veel van hun tekeningen bekijkt men het best ‘op de hand’, liever dan frontaal, in een lijstje aan de muur. Dat laatste gebeurt vaak ook, vanwege de zeldzaamheid.

Tekeningen kunnen echter ook werken als een logo of, zo men wil, als een vlag, waarachter een groep mensen aanloopt. Denk maar aan Oplands beroemde cartoon ‘Kernwapens de wereld uit’, die ook buiten Nederland bekendheid kreeg. Al was het omdat het simpele figuurtje de vanzelfsprekendheid verbeeldde van de boodschap, waar een weldenkend mens het vrijwel onmogelijk mee oneens kan zijn.

Hoeveel complexer ligt dit als het om een thema als de Europese Unie gaat. Het is een begrip met vele gezichten, waarvan de euro – en in ons geval het euroteken – het meest direct aanspreekt. In de publieke beeldvorming staat het bijna model voor de EU, in goede en, vooral, in slechte tijden.

Maar neem nu de vluchtelingencrisis, die inwerkt op gevoelens variërend van vreemdelingenangst tot welkomstcultuur. Ik herinner mij een cartoon uit de tijd van het Schengenverdrag: een douanier en slagboom met daarachter een menigte vreemdelingen, onder wie asielaanvragers en mogelijke terroristen. Rechtstreekse bangmakerij, vond en vind ik nog steeds. Onder de recente tekeningen word ik verrast door een ingekleurde tekening van een zonnende vrouw op luchtbed op het water, met daaronder de contouren van verdronken vluchtelingen. Het beeld is verdacht mooi, maar snijdt diep. Het gaat allemaal over ons onvermogen om als bewoners van de villawijk van de wereld een zinnig antwoord te geven op problemen, die wij deels aan onszelf te wijten hebben. De tentoonstelling SCHERTS! toont dus vooral een spiegel, waarbij de titel zowel op de cartoons als op het menselijk tekort slaat.

De expositie zelf is het resultaat van een lang proces, ooit begonnen met een idee van mijn vroegere collega Hans Albersen. In de periode van het Verdrag van Maastricht was hij hoofd afdeling communicatie van de provincie Limburg. Om ons breder te oriënteren, reden we samen naar het European Cartoon Center (ECC) in Kruishoutem, in de Vlaamse Ardennen. Daar bleek het aanbod van cartoonisten vele malen omvangrijker en mondialer van aard te zijn dan wij dorsten vermoeden. Net als andere centra en verenigin gen organiseert het ECC internationale cartoonwedstrijden, met inzendingen uit alle hoeken van de aardkloot. De expositie Vrijmoedig, nu te zien in het Centre Céramique is er een duidelijk voorbeeld hiervan.

Belangrijk waren de ons verstrekte adressen, waaronder van persmusea en de Franse verzamelaar Jean-Marie Bertin, die ons aan een massa, grotendeels Franse cartoons heeft geholpen. Mede daardoor geïnspireerd, besloten wij om bestaande cartoons uit heel Europa te gaan delven, via de media en via de cartoonisten zelf.

Voor deze lastige en bovendien tijdrovende klus werd Rob Kooiman aangetrokken. Hij onderzocht kranten en tijdschriften en speurde naar cartoonisten, in ook voor ons weinig bekende landen. Uiteindelijk ontstond zo een solide basis voor de tentoonstelling en de onderhavige uitgave in het cultuurblad Zuiderlucht.

In totaal zijn er ruim 500 cartoons verzameld, waarvan er zo’n 300 in aanmerking kwamen. Uiteindelijk zijn er vanwege de gegeven ruimte 150 hiervan overgebleven. Een vijftigtal hieruit is opgenomen in dit katern, dat mede als catalogus dienst doet.

De beeldende aanspreekbaarheid en kwaliteit vormden de voornaamste selectiecriteria. In het geheel aan tekentalenten zie je soms echo’s van de hierboven genoemde grote namen. Van hard tot melig tot poëtisch. Van een snelle rake stijl tot een fijn uitgewerkte kleurenprent. Alle smaken komen voorbij. Uitgesloten zijn tekeningen waarop louter binnenlandse politieke verhoudingen en personen figureren, die in andere landen niet of nauwelijks worden herkend. Toch is de nodige moeite getroost om alle landen van de EU in de expositie te vertegenwoordigen. Dat dit niet evident was, is wellicht te herleiden tot onze eigen vooroordelen en de Noord- en West-Europese geborneerdheid ten aanzien van met name Zuid- en Oost-Europa. De expositie biedt de bezoeker daarom een veelheid aan stemmen.

SCHERTS omspant de hele periode vanaf het Verdrag van Maastricht in 1992 en de daarmee opgerichte Europese Unie tot en met de Eurocrisis en de Brexit, een wel uiterst pikante afsluiting van de eerste 25 jaar. En die als vanzelf ook een nieuw begin vormt. Maar waarvan? Ondanks of juist door de onzekerheid, die de financiële, culturele en geopolitieke spanningen inboezemen, moet er ook gelachen worden. Maar, zoals hierboven al aangegeven, humor vergt soms moed. Voordat je het beseft, voelt iemand of een groep mensen zich tekort gedaan. Dat lijkt nu meer dan ooit het geval. Het heeft altijd al geheerst onder dictators van diverse allooi en onder ideële en religieuze scherpslijpers. Inmiddels zorgt internet voor onmiddellijke verspreiding. Wereldwijd, tot in uw straat. Wacht u voor de terreur van de beledigden.

Succes heeft vele vaders, maar ook in 1992 prikten enkelen door de euforie heen.

Hierop hebben niet alleen linkse critici en cartoonisten het patent. Zie bijv. Willems boekje uit die tijd met vileine, vaak scabreuze portretten van de (toen nog) twaalf landen van de EU.

Onze tentoonstelling laat tekeningen zien uit het hele politieke spectrum, inclusief die uit de rechts-populistische pers. Maar weet: elke cartoonist rekent zich tot de wereld die hij/zij van op afstand aanschouwt.

Met name in de westerse media zijn cartoonisten vaste waarden. In het ene land meer dan in het andere, waar minder persvrijheid heerst. Maar ook daar wordt gelachen. En hoe. De verschillende cartoons weerspiegelen de verschillende kijk van landen op gemeenschappelijke kwesties. Dat moet ons interesseren. Laat dit dus een oproep zijn om ons te verplaatsen in die andere Europa’s, waarvan wij zo verdomde weinig weten. Begin eens bij een cartoon. En lees daarna verder. Voorbij die vrolijke komma.

Ad Himmelreich is conservator van de kunstcollectie provincie Limburg

SCHERTS – van Maastricht tot Brexit. Cartoons uit de internationale media.
Van 2 december t/m 24 februari in het Gouvernement in Maastricht.