‘We moeten alleen boeken lezen die steken en bijten. Als het boek dat we lezen ons niet wakker schudt met een vuistslag op de schedel, waar is lezen dan goed voor? Een boek moet de bijl zijn die de bevroren zee in ons aan stukken slaat.’
De gemiddelde literatuurlezer fronst de wenkbrauwen bij deze maxime, afkomstig uit de correspondentie van Franz Kafka. Het is immers een zinvol tijdverdrijf, lezen. Je steekt er wat van op, ‘t verzet je zinnen, is spannend en soms welt een traan. Lezen beschaaft en het is goed voor de boekhandel.
Kafka stelt zin en betekenis van literatuur aan de orde. Waarvoor is het goed je erin te verdiepen? Het proces is het antwoord op de vraag. In die roman, uit 1915, schildert hij een angstaanjagende blauwdruk van ons heden: het verlies van individualiteit in een redeloze samenleving. Dit boek davert nu nog je hoofd in, om zich daar vast te zetten.
De vuist en de bijl willen gemoed en geweten wakker slaan. Het afgelegde leven in de stikdonkere diepte activeren: geheime hartstocht, ontluisterende lafheid, diepe angst voor lijden, dood. Alles wat we bevriezen om het leven ‘genietbaar’ te houden. Dit lezen opent je ogen voor de levenloze die je ook bent. Dat moet je durven, want je weet niet hoe je eruit komt. Je weet niet of je na lezing nog dezelfde bent, nog dezelfde kunt zijn. Of de zwarte zee het niets of een vonk van diamant bergt.
Bij de uitgeverij Koppernik verscheen het debuut van de dichter Gottfried Benn onder de titel Morgue en andere gedichten, vertaald door Huub Beurskens, die al eerder gedichten van Benn in het Nederlands onder handen nam. Benn (1886-1956) was een niet onomstreden Duits dichter die zich van expressionistische en modernistische stijlmiddelen bediende. Ik las de bundel al eerder in het Duits, was er zeer van onder de indruk, maar Beurskens’ vertaling maakte er de vuistslag op de schedel van. Alsof de laatste beschermlaag ervan is afgekrabd. Afgrijselijke dood, afzichtelijke vergankelijkheid, existentiële leegte zwart op wit op papier – Céline en Malaparte verbleken erbij. De beelden zetten zich definitief vast in mijn hoofd.
Benn was patholoog-anatoom. In deze gedichten, geschreven in 1912, verbeeldt hij wat hij zag en dacht bij het snijwerk in het lijkenhuis: barre realiteit en bizarre fantasie strijden om voorrang. Lijken uit 1912 die het toekomstig vertoog over sterven – stel u niet aan, iedereen gaat, geef het een plek – aan flarden rijten. Keiharde schoonheid. Dé beelden bij Bazon Brock’s Berlijnse graffiti “der Tod musz abgeschafft werden, diese verdammte Schweinerei musz aufhören. Wer ein Wort des Trostes spricht, ist ein Verräter.”
Vorig jaar maakte de Vlaming Peter Verhelst onder de titel Koor een keuze uit zijn gedichten vanaf 1987. Meeslepende poëzie. Het is alsof je een woud van de levende woorden betreedt. De dichter neemt je mee, vervoert je. En gooit je er weer uit, uit zijn gepassioneerde, zintuiglijke gezangen en verbeeldingen waarin geen enkele betekenis vastligt en alles veelbetekenend is. Emoties worden losgewoeld waarvan je dacht dat ze definitief onder het bevroren oppervlak van je dagelijkse praktijk waren verdwenen. Het is alsof je in een tomeloos koor van stemmen verdwijnt waarin weerklinkt wat je niet waar wilde hebben. Verhelst lezen is loszingen van wat diep in je verborgen ligt: frustratie om gesneefde verwachting, spijt om verzuimde liefdes en vriendschappen. En tegelijkertijd de hoop dat alles nog kan.
Poëzie die bijt, steekt. Het hoeft geen hoge literatuur te zijn. Ik beleefde in het Maastrichtse festival Speak! Activism in Storytelling een veelstrofig lamento van de jonge Antwerpse dichter Carmien Michels, een internationaal fenomeen in Poetry Slam. Even hoekig als melodieus. IJssplinters onder de schedel, bonzend hart in de keel:… weet ge nog Sjimmie
de eed die wij gezworen hebben
dat wij nooit als poppen in de pas zouden lopen
dat we het systeem zouden bestrijden
dat wij ons nooit zouden schamen voor ons zelf
weet ge nog Sjimmie…
De slotregels van Koor luiden:
Als jij het bent die ik zal missen
laat mij dan blijven
de herinnering aan wat nooit zal zijn.
Je hebt de vuistslag nodig om in leven te blijven.